GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr W. A. van Es over de scheuring in Amerika.

Dr W. A. van Es schrijft In „Geref. Kb. v. Leeuwarden":

De „Standard Bearer", het blad van Ds Hoeksema c.s. die, uitgetreden uit de Chr. Geref. Kerk van Noord-Amerika, sedert een kleine 13 jaar als Protesteeren de Christelijke Gereformeerde Kerken een afzonderlijke kerkgroep vormen, draagt in het ons toegezonden nummer van 15 April l.I. een zeer bijzonder karakter. Het nummer wordt bijna geheel in beslag genomen door een rede, door ds Hoeksema gehouden naar aanleiding van het optreden van Dr Schilder m Amerika, in een samenkomst, waar men over Mogelijke hereeniging gesproken heeft.

We hebben met bijzonder veel belangstelling deze rede gelezen, en komen daar, zoodra we er in ons Wad gelegenheid voor kunnen vinden, op terug. Doch Wat we reeds hier willen uitspreken, is onze groote 'Verbazing, hoe men in verschillen als hier worden ontwikkeld, reden heeft kunnen, vinden, om kerkelijk Uiteen te gaan. Reeds Voetius, en dus toch waarlijk geen „rekkelijke", heeft in zijn Politica Ecclesiastica gewaarschuwd om ook in vraagstukken van dogmatischen aard elkander wat ruimte te laten. Doch als men om leerverschillen, als hier, over de „gemeene gratie" uiteen moet gaan, waar houdt dan in ons Geref. kerkelijke leven de splijtzucht op?

En dan nog iets: ook in Amerika is het tot zulk een breuk gekomen, omdat de meerdere vergaderingen ook daar — zij het onder protest — zich de bevoegdheid toekenden niet alleen predikanten, tegen den wil van de kerkeraden, maar ook zulke kerkeraden zelf ter zijde te zetten. Zoodat ook daar, gelijk het in deze rede staat, mede „de kwestie van de verhouding der meerdere vergaderingen tot den kerkeraad" de beide kerkengroepen gescheiden houdt.

Ligt in beide opmerkingen niet een waarschuwing ook voor ons? Scheuringen, die eenmaal feit zijn geworden, gaan verder, en worden niet gemakkelijk weer geheeld. Dat men dan hierbij het spreekwoord niet vergete: een schip op het strand een baken in zee.

Het doet mij heel veel genoegen, dat dr van Es en ik het ditmaal eens roerend eens kunnen zijn. Van a tot z. Alleen begrijp ik het opschrift niet: „tout comme chez nous", stond er boven: d.w.z. vrij vertaald: 'tis ginds al niet veel beter dan bij ons. Ziet dat misschien op de scheuring van 1892? Mocht dat waar zijn, dan geldt mijn instemming ook het opschrift. Mocht het op de Gerefoi-meerde Kerken zien, dan blijven er nog wel eenige moeilijkheden in het combineeren van deze en vroegere uitlatingen van den geachten schrijver. Maar komaan, laten we liever blij zijn over het heden en niet curieuslijk onderzoeken naar het verleden.

Jona's „verdek".

„De Saamibinder", ds G. H. Kersten redacteur, heeft nog altijd samenspraken, thans tussohen vader, moeder en kinderen. Het gaat ditmaal over Jona 4:5:

Jona 4:5: ona nu ging ter stad uit en zette zich tegen 't Oosten der stad; en hij maakte zich aldaar een verdek en zat daaronder in de schaduw, totdat hij zag •wat van de stad zou worden.

De bedoeling van het „verdek" wordt aldus gezien:

Vader. Dat is waar. Maar Jona vreesde nog voor de stralen der zon, daarom maakte hij zich een verdek om Êchaduw over zijn hoofd te verkrijgen. Maar hij zou een ander de hitte van Gods brandenden toorn gunnen, als hij' zelf maar verschoond Heef. En dat een stad met zooveel menschen!

Het gesprek eindigt als volgt:

Moeder. "We zouden zeggen: Arme Jona. Och kondt ge nóg' eens zeggen in anderen zin: werp mij uit in de zee. Als een mensch zichzelf niet over heeft voor het doen des Allerhoogsten, dat toch altijd majesteit en heerlijkheid is, vervalt hij zeker in één of ander uiterste. Maar ik zou nóg iets willen vragen.

Vader. D'at moet dan geen uitgebreid antwoord vergen, want de tijd wordt kort en ik zou met dit gesprek ook dit versje willen sluiten.

Moeder. U kunt daar zoo kort op antwoorden als 'tu zelf goed dunkt. De vraag' isi deze: Als ik in mijn overdenking Jona daar zie zitten onder zijn verdek rijst bü mij' de vraag: zouden er ook tegenwoordig niet vele verschansingen, verdekken en hutten gemaakt worden om zich tegen de hitte van Gods toorn te beschutten?

Vader. Ik denk dat in de volgende verzen nog wel zoo een en ander ter sprake zal komen dat daar overeenkomst mee heeft. Laat ik hier dan slechts in 't kort antwoorden: Het eerste verdek is gemaakt door onze eerste ouders in 't Paradijs, toen hechtten ze vijgeboombladeren samen om hun schaamte te bedekken. Eh sinds dien tijd hebben hun nakomelingen alles in het werk gesteld om zulke verdekken te maken. Behalve de verdekkers van: belijdenis, kennis en gaven, maakt men verdekken van overtuigingen, ontroeringen in de consoiëntie, van tranen en gemoedelijkheid en dat alles om dan te zien wat van hun stad zal worden. Maar och, als wü het gezegende verdek van Christus' gerechtigheid missen, zal elk bed te kort en elk deksel te smal bevonden worden.

Volgenden keer iets over een parasol. Spotten?

O neen: alleen maar een verzoek, om te lezen, wat er werkelijk staat. D'at is' altijd nog duizendmaal meer ontdekkend, dan wat dit gezelschap zooal aan hypothesen opwerpt.

G-esIoien deuren.

"We hebben verleden jaar over de vraag van al of niet geheime synodes eenige artikelen geschreven, of liever, een paar buitenlandsche doorgegeven. In den laatsten tijd begint de kwestie van lal of niet geheim vergaderen weer de aandaoht te trekken.

Ds J. H. Rietberg schrijft in „De - "Wachter":

Terecht wijst Prof. Grosheide erop, dat er gevallen zijn, waarin de synode geen toehoorders kan toelaten. Daar zijn luchtgevallen, die niet in het publiek behandeld kunnen worden. Er kan, b.v. in verband met een benoeming over een persoon gesproken moeten worden. Dan spreekt het vanzelf, dat de deuren gesloten moeten worden.

Maar dat zijn toch maar uitzonderingen. Het meeste, dat op de synode komt, kan publiek behandeld worden.

En de grens tusschen zaken en personen is vaak heel moeilijk te trekken. Wanneer het gaat over een bepaalde opvatting, dan gaat het tegelijk óók over hem, die zulk een opvatting verdedigt. Is het dan inderdaad noodzakelijk, dat belangstellende gemeenteleden worden buitengesloten?

Stel eens, dat het geval zich zou voordoen, dat een hoogleeraar tegen een collega-hoogleeraar een of ander bezwaar meent te moeten indienen, mogen dan de

263 "kerken dit niet •weten en moet dan met gesloten deuren vergaderd worden?

Prof. Grosheide schrijft: „De Synode mag en moet hier vertrouwen vragen. Zij mag vragen, dat de leden onzer kerken, die weten, dat de Synode uitgaat van de gedachte publieke vergaderingen, de deuren niet zal sluiten, tenzij dit bepaald noodig is."

Het spreekt vanzelf, dat wij de synode vertrouwen. Eh dat de leden der kerk niet te haastig tot critiefc geneigd moeten zijn.

Maar dit neemt toch niet weg, dat er verschil van meening kan bestaan over de vraag: wat is „bepaald noodig"? Het is toch zeer goed mogelijk, dat het niet zoo strikt noodzakelijk geweest is de deuren zoo vaak te sluiten, als op de laatste synodes geschied is. Prof. Grosheide zal toestemmen, dat, indien dit meermalen geschiedt, men er spoediger toe overgaat om het vaker te doen. Dan kan men wel zeggen: het normale is, dat de vergaderingen publiek zijn. Maar dan komt het in de praktijk hierop neer, dat het normale juist uitzondering wordt. En dan gaat het vertrouwen ontbreken, dat dit noodzakelijk is.

De praktijk van den leiatsten tijd heeft er juist toe geleid, dat de vraag gesteld is: moet onze synode niet zooveel mogelijk publiek vergaderen?

Toen in 1905 de „leergeschillen" behandeld werden is dit geschied in publieke zittingen. De synode achtte het toen niet „bepaald noodig" met gesloten deuren te vergaderen.

Zooveel mogelijk publiciteit is in het belang van de kerken.

En hoe meer de zittingen in het openbaar gehouden worden, hoe minder last we hebben van „lekkage" door de kieren van de „gesloten deuren".

Ptof. 'GrcK'heide 'zegt, dat men de synoden in dezen vertrouwen moet. Maar ze weet soms zelf om 9 uur niet, dat ze om 9.05 de deuren dicht zal hebben. Dat maakt vaak het moderamen uit; en dat is altijd, zelfs als men eventueel© adviseurs er biJi rekent, een klein getal. De kerkorde nu is tegen het heerschen van kleine getallen.

Er komt iets bdji. Onwillekeurig worden, als men toch eenmaal in comité vergadert, andere dingen erbij! behandeld, die er niet voor bestemd waren. Soms wordt dan expres even vastgelegd, dat nïen dit of dat uit de zitting in comité zal publiek maken. Soms ook wordt het vergeten. Of in elk geval weggelaten. Als het aan het moderamen der Synode gelegen had, zou tot voor enkele weken geleden nog steeds ieder prof. Greijdanus hebben gerekend tot lid der commissie van oorspronkelijk acht. Zijn brief dienaangaande is niet ter kennis gebracht'. "Wel een bericht, dat zelf - weer voorwerp van discussie werd, b.v. in het „JongeUngsWad".

En dat verwachtingen wekte, die volgens velen, niet gereahtvaardigd waren noch door de feiten, die geschied waren, noch door die welke enkele dagen later reeds Kouden geschieden of niet geschieden. Bovendien zijn er heel wat.legenden rondgestrooid, of is veel verz vr e g e n, dat toch wel geweten mocht worden.

Of dat „nn wel verantwoord" is.

Ds W. "W. Meynen schrijft in „Dordtsche Eb.":

Onlangs woonden wiji een jeugdvergaderiing bij, waar een spreker, wie het was, doet op 't moment niet ter zake, handelde over: „Uw doop verstaan".

„"Wij moeten", zoo heet het in de korte, door den spreker gegeven saamvatting der rede, „wiji moeten ernstig rekening houden met de verbondsleer van Oalvün".

„Zijlni stem klinkt in al onze kerkelijike belijdenisschriften en liturgisöhe geschriften door."

Calvijn zou hier dus de leiding geven, hijl zou sprekende worden naar voren gebracht.

De spreker behandelde zijn onderwerp ongeveer op. dezelfde wiJfee als door Ds v. D'. geschiedt. Aanhalingen van woorden van Galvün, welke men niet kan cootroleeren, werden gegeven.

Maar met verheffing van stem heette 'het dan: „Men bluft Gods kind tot in de hel toe".

Bewijs: ukas 16 : 25: Kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt imi uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade".

Had nu de spreker Oalvijin, naar wien men hier immers luisteren moest, beter !b6studeerd, dan had hi]! gezien, , dat men Galvijn ook maar niet mag doorzagen, en dat Calvijta geen eenzijdigheid duldt.

"Want vrat zegt hier Oalvijn? „als de riJke man Abraham ook Vader heet, wordt daardoor ©en nieuwe pijlniging voor hem: genoemd, namelijk, dat 'hy te laat gevoelt, dat hij uit het getal der kinderen iy> rahains is uitgede'lgd" (wij spatieeren).

Eb wederom: „de naam kind schijfcit spottend e r w ijl z e gebezigd te zijn, en als een scherp verwijlt, om den rijke te treffen, die zicih valschelijlk beroemt, dat hiji bijr zijn leven één uit de kinderen Abrahams was".

Wil de spreker hier licht ontvangen, , dan leze hij hoe Jezus over dit kindschap handelt (en hiJi sla Oalvijn idaarbij na); „als giji kinderen Abirahamia waart, zoudt gij! de werken van Abraham doen". „Als God uw Vader ware, zoo zoudt gij Mijl liefhebben...." Gij zijt dus nödi Abrajhams, nóch Gods kinderen.

'Maar: „giJi zijt uit den vader den duivel..en" Kan mien Gods kind èn een kind des duivels zijn?

Vani Gods kinderen geldt: „gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kindeiren, door Welken 'wij roepen: Abba, Vader".

Van de anderen 'heet het: „zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels-, vreemdelingen van de verbonden der beloften, geen hoipie hebbande, en zonder God in de wereld".

Is het mu wel verantwoord om op deze wijze de jeugd „voor te lichten", en piast het de bondsbesturen niet, toe te zien, wie zij roepen om tot de jeugd te spreken en van hen te eisöhen, dat zij, zich althans behoorlijk voorbereiden? !

De hier bedoelde spreker is 'ds IW. H. v. d. Vegt fe Goes.

Een man, die in 1936 nog al heel verstandig was in d« oogen ook van Ds Meynen. En nu is 't ineens mis. „Is 't wel verantwoord, de jeugd alzoo' voor te liohten? " [Moeten de bondsbesturen niet toezien, wie zij' roepen? iWel ja, we kennen 't zwarte lijstje al; gelukkig trekken de jongelui zich er niet veel van aan.

Ook nu hebben ze reden te over, dit aan hun besturen gegeven ongevraagd advies (wij zouden met een variant op „Calv. Wkbl." kunnen zeggen: merkwa/ardig toch, dat zij die in de meeningsverschillen één lijn trekken, het ook in die ongevraagde adviezen doen) rustig naast zioh

neer te leggen. Wajit het is „er" al „naast". DB Meynen zegt, dat dsi v. d. Vegt (ds v. D. is ds v. Dijk) aanhalingen uit Galvijn geeft, die men niet kan controleeren. Wij' willen ds Meynen graag van dienst zijn met verwijzing naar „De Reformatie". Ds v. d. Vegt gaf in het nr. van 14 Jan. '38 in een noot aan, wa.ar men die bewijzen vinden kan: „Ref." van 4 Juni 1937. Daar kan ds Meynen deel, en kolom van Galvijn vinden. Slaat hij het artikel op, dan vindt hiji meteen stof, waaruit de legende voorkomen worden kan, alsof ds v. d. Vegt de menschen met dat „kind-zijn" valsohelijfc vleit; hij (ds V. d. V.) laat Galvijn aldus spreken:

„In verband hiermee onderscheidt Galvijn tussehen tweeërlei kinderen des ver bon ds. Het geloof maakt scheiding tussehen geestelijke en vleeschelijke zonen (25:350). Het is niet alles Israël wat Israël genaamd wordt. Op dit punt is CaJlvijn niet optimistisch: en klein gedeelte bewijst zijn. geloof (45 : 402). Slechts 20 "/o van hen, die de prediking des IWoords hooren, nemen het aan (Inst. III 24, 12). IWeinigen 2ajn ware Israëlieten (47 : 35). Die volharden in ongeloof zijm de „degeneres" (42 : 578 cf. 48 : 299): edegenereerden, bastaarden. Dezen maken zioh schuldig aan verbreking van het verbond. ZiJ! vernietigen het verbond (38:687 Sqq.) enz. enz. enz.

Nu kan men natuurlijk iemands meening toegedaan •zijn, zonder elk bewijs, of iedere illustratie, die hij ervoor (bijbrengt, als ter zake dienende te erkennen. Zoo gaat het ds Meynen bij de lezing van Galvijn, zoO' ook natuurlijk ds V. d. Vegt. Indien (ik weet dat niet) ds v. d. Vegt Lukas 16 : 25 opvat, als sloeg de benaming „kind" niet op Abraham, doch op God als Vader, dan zal Galvijn er wel anders over denken (is las hem niet na, en vind het ook de moeite niet waard). Maar wie geeft ds Meynen het recht, het aan prof. Hepp herinnerende werkwoord „doorzagen" te gebruiken? Laat hem voorzichtig zijn: s v. d. V. toonde aan, dat Galvijn bondsbreuk en bondswraak kent ook onder het N. T. „De Heraut" (dr J. Thijs) bestreed dat. Wil ds M. nu soms, dat zijn kerkbodelezers concludeeren, dat „De Heraut" Galvifn „doorzaagt"? Kom, kom. Of wil ds Meynen soms ontkennen, dat Galvijn ook verworpenen wel als „kinderen W Gods" aangediend ziet? Maar dan kent hij Galvijn niet. "' 'Zoo maar even het register opslaande vind ik dadelijk twee uitspraken; en natuurlijk zijn er heel wat meer.')

En alles wat ds Meynen van hen, die „zonder Christus" zijn constateert, dat heeft ds v. d. Vegt in de besproken „Reformatie"-artikelen breeder en dieper betoogd. Hij' maakt het alleen nog vreeselijker, door de herinnering, dat het ontrouwe ZONEN zijn. En wat ds V. d. Vegt zakelijk „met stemverheffing" zei, wU ik met genoegen herhalen. Maar dan hoop ik voor ds Meynen's exegese bewaard te blijven.

De laatste vragen van ds Meynen kunnen we dus — en hij zal 't vast niet onbroederlijk vinden, en heelemaal niet persoonlijk, waartegen hij nog pas waarschuwde —' aldus variëeren:

Is het nu wel verantwoord, op deze wijze de jeugd mitsgaders den ouderdom „voor te lichten", en past het den kerkeraad van Dordrecht (wiens orgaan hier spreekt) niet, toe te zien, dat een lid der generale synode niet aan de besturen der jongelingsvereenigingen wordt gepresenteerd voor een plaatsje op de zwarte lijst, en van ds Meynen te eischen, dat hiji zich althans behoorlijk voorbereide, voor en aleer hiji doodgewone gereformeerde opmerkingen achtervolgt met misverstand, en een goeden naam wegneemt in een orgaan der Dordtsche kerk? !

Algemeene Genade.

Dhr T. van Popta schrijft in de „IJmuider Kb.":

We hebben als moederkerk een roeping tegenover de dochterkerk in Amerika. En dan is het zo diep te betreuren, dat er in Amerika scheuring is ontstaan tussen geloofsgenoten, die beide ten volle willen vasthouden aan het gezag van Gods Woord en aan de Geref. belijdenis.

Daarom ook is het zozeer nodig, dat er onder ons met beleid over dit'vraagstuk gehandeld wordt, vooral wanneer een synode er zich mee bemoeit.

Ik acht de komende synode beslist niet rijp om hier een uitspraak te doen.

En is het nodig, dat er een synodale uitspraak komt met al de gevaren, die er aan verbonden zijn?

Moet de synode een einde aan de discussie maken? Een synode is geen wetenschappelijk college.


1) Docët quidem eadem scriptura multis locis, fide nos et gratuita adoptione effici Dei filios, quum in corpus Chrisli inserimur, et spiritu regeniti incipimus esse novae creaturae-Sed quemadmodum spiritum ipsum, propter multiplices eius gratias varus nominibus insiguit: ta non mirum est diversis modis filiorum nomen accipi. Promiscue vocantur omnes mortales filii, quia mente et intelligentia propius ad Deum accednnt: ed quoniam fere deleta est in ipsis Dei imago, ut vix te nues lineae appareant: ure hoc nomen ad fideles restringitur, qui spiritu adoptionis donati, coelestem patrem, rationis luce, institia et sanctitate referunt. Calvijn, op Hand. 17:28, C. R. 48, 418.

Il est vray que tous les hommes en general sont bien nommé enfants de Dieu: mais ce titre appartient seulement de privilege a ceux qui sont de son Eglise. Calvijn, op Deut. 32, C. R. 28, 671. •

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's