GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Benige kantteekeningen bij het „Rapport inzake tucbt over doopleden".

II.

II. Dat Voetius er niet van spreekt, dat de kerk goddelooze doopleden na lang vermaan zonder te excommuniceeren niet verder als incomplete leden der kerk moet erkennen, kan aan velerlei gelegen hebben. Ook dat Voetius volgens het huidig rapport „stellig deze meening niet had ten aanzien van hen, die zich niet aan ergerlijke zonden schuldig maakten", is nog geen bewijs er voor, dat incomplete leden tot in hun grijzen ouderdom incomplete leden kunnen blijven. Ook al vei'maant men ze. Ze blijven het toch maar, mogelijk tot in den ouderdom toe. De redenen waarom Voetius niet spreekt over wat er met volwassen doopleden, welke niet tot het doen van belijdenis komen, hetzij door openbaren afval of om andere redenen, gebeuren moet, liunnen velerlei geweest zijn. Ten eerste bestond er in die dagen geen doopleden-probleem. Alles deed belijdenis en ging ten Avondmaal, zooals de afmanende toon van het Avondmaalsformulier toont en de geschiedenis vermeldt. De zaak Itwam dus weinig voor. Voetius had er dus niet zooveel aanleiding voor om er over te spreken. Maar ten tweede, kan de oorzaak van u' zwijgen een andere geweest zijn. Er kan niet genoeg gewezen worden op den invloed der Oud-Testamentische beschouwingen in zake de lierkelijke regeenng (waarmee de tucht in nauw verband staat), welke er, in de Calvinistische reformatie was, zooals i" in mijn brochure over art 36 Geloofsbel. uitvoerig aangetoond heb. Onder invloed dier beginselen iwam ,

men tot de idee van een volks kerk als bij Israël, jlerkwaardig genoeg spreekt het besluit van 1578 ook yan het Oud-Test. voorbeeld.

Zoolang de doopleden niet door openbaren afval den ^oop „het getuigenis des verbonds" verwierpen, „zoo zullen de openbare en algemeene vermaningen gehjk de profeten tot het Israëlietische volk gebruikten, genoeg wezen".

En al stond er in Numeri 9 : 13, dat een besnedene die het Pascha niet hield, als hij dit had kunnen houden, uit Israël uitgeroeid moest worden, blijkbaar omdat hij het verbond Gods openbaar brak, zoo blijkt deze uitroeiing in de praktijk gemeenlijk niet te zijn geschied. Men bleef een besnedene, d.i. lid van het volksverbond, ook al dat men niet het Pascha vierde. 2oo hier, men bleef lid van de volkskerk al deed men geen openbare geloofsbelijdenis.

Ik wil dan ook den grond voor liet „niet excommuniceeren van doopleden, maar hen vervallen te verklaren van het lidmaatschap" niet zoozeer in het besluit van 1578 zoeken, dan wel in dien term „incomplete" leden. Ia hun kinder staat, welke de of ficiëele staat der doopleden in de kerk is. Ze zijn kerkelijk „onvolwassenen".

Daar heeft m.i. het huidig rapport niet genoeg mee gerekend.

III. Een derde zaak, welke men bij het rapport van 1896 niet mag vergeten, is de volgende. Voetius wijst er op, dat het lidmaatschap der kerk een vr ij willig aangegane zaak is (libere inacta). Natuurlijk, anders waren we wel Roomsch. De kinderen des verbonds worden als lidmaten van Christus gedoopt. Ze komen door den Doop ook in het kerkelijk instituut. Maar door vr ij willig aangegane stipulation. Hun ouders treden voor hen op als hun „mond". Zij beloven voor hun kinderen, dat deze zich zullen laten onderwijzen (dat ligt in de belofte der ouders om hun kinderen te onderwijzen, doen en helpen onderwijzen) en zij heioven als „mond" van dat gedoopte kind, dat het dezen eenigen God, Vader, Zoon en H. Geest zal aanhangen, betrouwen en liefhebben, van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, de oude natuur dooden en in een godzalig leven wandelen. Zeker, dat is geen voorwaarde, maar een plicht, (zoo staat het in het Formulier „verplicht"), een eisch des verbonds. Als het kind daar niet toe komt, na lange onderwijzing, vermaning enz. en w e i g e r t zich verder te laten onderwijzen, en w e i !g e r t de vermaningen ter harte te nemen, en weigert tot belijdenis des geloofs te komen, het verbond in te willigen — dan kan en moet tenslotte dat reden zijn om zulk een gedoopte van bondsbreuk te beschuldigen. En als een breker des verbonds, „een afvallige" te beschouwen. De kerkeraad heeft ieder geval op zich zelf te beoordeelen. Maar niet-belijden kan een reden zijn ook bij overigens onbesproken, ja, meelevende doopleden tot het vonnis van onttrekken aan het verbond. Men kan_ zeggen, en het verwondert mij, dat het huidig rapport er niet op wijst, zij belijden toch eenigeiTnate door hun meeleven, hun mee-opgaan. Maar als dat niet uit sleur of om bij-oorzaken voortkomt, maar uit liefde voor Christus en Zijn Woord, dan moet dit toch ook verder, zij het na lange ondei^wijzing, openbaar worden. Ik wil geen leeftijd noemen, maar het moet op later leeftijd één keer anders worden met zulk een volwassen niet-belijdend lid. Dat ligt ook in de vermaningen — terecht door het rapport voorgesteld — zelve opgesloten. Men kan niet eindeloos blijven vermanen, het vermaan doelt op een beslissing, een liooren en volgen. Dat moet ook aangezegd worden. Aangezegd moet worden waar het niet-hooren en niet volgen op uitloopt. In het advies van het rapport had op p. 59, waar het rapport handelt over „veelszins meelevende volwassenen", moeten uitkomen, dat dit niet-belijden op zichzelf buiten het verbond kan doen plaatsen. B.v. door invoeging in hun zin de volgende door mij gespatiëerde woorden: „tot verdere tuchtmaatregelen moet de kerkeraad niet te spoedig overgaan", , alleen „als op den duur mocht blijken, dat niet zoozeer schuchterheid, gebrekkig inzicht, gemoedsbezwaren, maar beslist ongeloot, dat ook kan blijken uit een onverschillig blijven onder de vermaningen en een hardnekkig weigeren zich te laten onderwijzen en dus van een opzettelijk niet willen belijden, oorzaak is van hot niet komen tot de openlijke aanvaarding van don Heiligen Doop en tot de viering van het H. Avondmaal".

IV. Het huidig rapport erkent de vrijwilligheid van het zijn bij de kerk ook van doopleden door te erkennen, dat zulk een dooplid zich aan de gemeenschap der kerk kan onttrekken (p. 59). Maar als een volwassen dooplid nu de Wereld ingaat, wat doet zulk een dooplid dan anders dan zich met de daad onttrekken? En, helaas, dat zullen de meeste gevallen zijn. Dan de censuur en excommunicatie toepassen waarvoor het huidig rapport formulieren opstelde? (p. 58). Van dit geval (de wereld kiezen met de daad) spreekt het rapport niet Alleen als zulk een dooplid te kennen geeft mondeling of schriftelijk met de kerk te breken. Maar heeft een die dat niet te kennen geeft ditmetdedaad niet getoond, waarbij in den regel ook het woord gevoegd Wordt? Dus alle gevallen waarin naar het rapport- Rutgers—Bavinck niet ge-excommuniceerd wordt, maar men zich zelven buiten het verbond sluit. En waarin de kerk dit feit met smart erkennen moet.

Maar hoe de excommunicatie toegepast op iemand in pn kinderstaat? Op iemand, die zich in dien Kinder-staat onttrekt? Die in dien Idnderstaat als een nog niet verantwoordelijk persoon door de Kerk beschouwd wordt? Het „bedanken" voor zijn lidmaatschap — zich schriftelijk of mondeling onttrekken ~- zou het huidig rapport wel willen aanvaarden? Maar Wat heeft zulk een vraag van een „kind", of nog-nietverantwoordelijk persoon, voor waarde? Daarmee erkent jaen zyjj verantwoordelijkheids-positie in de kerk, die "et niet heeft.

Wat kain men na alles anders doen dan zich bij de öten neerleggen — met droefenis en smart — en veraren, dat het dooplid weigert zich onder den eisch es verbonds te buigen en dies ha lang vermaan van gemeente — en dies uit Gods Koninkrijk — uitgesloten moest worden. Dat zeer zeker ook een tucht-maatregel is. Maar naar den aard van den kinderstaat dezer „onvolwassenen".

Blijft alleen het geval van een dooplid, dat zich misgaat en tot berouw komt. Men mag de positie van doopleden niet gelijk maken aan die van belijdende leden. M.i. doet het rapport dit wel wat in de voorgestelde tuchtregeling. En ten eenenmale verwerpelijk acht het, dat zulk een dooplid na berouw weer als dooplid in de gemeente, of in de goede verhouding met de gemeente, opgenomen wordt, als in het huidig rapport geschiedt. Daar wordt voorgesteld, dat aan de gemeente zal worden meegedeeld:

„Aan de gemeente wordt met ootmoedigen dank aan den Hoorder der gebeden, bekend gemaakt, dat het incomplete dooplid N. N., van wiens (wier) zonde de kerlceraad (datum) in een openbare vermaning melding heeft gemaakt, van de dwaling zijns (baars) wegs is teruggekeerd." (p. 58.)

Hier wordt nu ten volle gedaan wat ik in den aanvang in het huidig rapport mis-prees. Hier wordt aan volwassen doopleden een eigen status in het kerkelijk leven gegeven. Zulk een afgedwaald of zich misgrepen hebbend dooplid keert alleenalsbelijdend lid terug. Als zulk een dooplid zijn zonde inziet, berouw heeft, vergeving in Christus zocht en vond en voortaan van harte begeert tegen alle zonden te strijden — dan is dat een belijdend lid. En niets minder dan dat kan zulk een dooplid voor den kerkeraad verklaren en met niets minder dan dat mag het door den kerkeraad weer als verzoend aangenomen worden. Dit stuk van het huidig rapport is gewis verwerpelijk en wijst m.i. aan de strekking van dit rapport.

Het moet ook een volwassen meelevend dooplid door gedurige vermaning duidelijk gemaakt zijn, dat „nietdoen" ook een daad is, een geweldige daad, een daad, welke ons buiten het koninkrijk Gods sluiten kan. Dat men door zijn niet-belijden de hand der genade afwijst. Het rapport spreelit dan ook wel terecht van vermaningen. Maar, dan moet het toch ook verder komen. Wie a zegt in zijn vermaningen, moet ook b zeggen. Als men weigert zich te laten onderwijzen, koud en onaandoenlijk onder de vermaningen blijft — dan kan trots al het „meeleven" en de onbesprokenheid van wandel blijken, dat er een zekere eigenzinnigheid of betweterij in het hart regeert. Merkwaardig is het, dat sedert de Chr. Geref. Kerk in Amerika met kracht het doopledenvraagstuk aanvatte en aan de doopleden (m.i. volkomen terecht) den doop hunner kinderen ontzegde, in weinige jaren heel dat doopleden-stelsel verdwenen was. Ook bij diegenen, die uit het Noorden van ons land kwamen. Het is mij menigmaal opgevallen hoe bij in Nederland bezwaarden over dit of dat — als zulke bezwaarden in Amerika kwamen en men zag, dat men er geen opgeld mee deed, spoedig de bezwaren verdwenen. Er kan ook een troetelen van de bezwaren zijn, ja, er vroom mee willen schijnen. De echte schuchteren niet te na gesproken.

En men vergete niet, dat de daad van afsnijding, of vervallen verklaring van het lidmaatschap van de gemeente van Christus en dus van het Rijk Gods, ook een d a ad is tot behoud van den lang vermaande.

Ik heb steeds geadviseerd tegen spoedig vervallen verklaren van zijn lidmaatschap van elk „meelevend" onbesproken dooplid. Maar het lijkt mij toe, dat het huidig rapport een stap terug is op den goeden weg. Ook dat de beginselen waarvan het rapport-Rutgers— Bavinck uitging, gezonder waren. Dat rapport bracht ons het „doopleden-stelsel" uit. Dit brengt er ons weer in.

Het lag niet in mijne bedoeling over deze dingen te debatteeren. Ik wilde alleen maar mijn gevoelen voor de a.s. synode meedeelen. En ter overweging aanbieden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1939

De Reformatie | 8 Pagina's