GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als hij dan uitgegaan was, zeide Jezus: Nu is de Zoon des menschen verheerlijkt, en God is in Hem verheerlijkt. Joh. 13: 31.

Verlieerlijkt.

Het lijkt in den nacht, waarin de Heiland verraden werd, alles even verward, even onlogisch, even wanhopig. Niettemin vertoont zich in dien nacht een dubbele heerlijkheid: die van den Menschenzoon, en die van God in Hem.

De heerlijkheid openbaart zich niet „dwars door de schande en den smaad heen", doch de smaad en de schande zijn de gelegenheden, waarin heerlijkheid en eer openbaar kunnen worden, door de houding, die de Menschenzoon daartegenover inneemt. Als dan ook de deur van de paaschzaal achter Judas is tocgeklapt, dan opent de Heiland den mond, en zegt: Nu is de Zoon des menschen V e r h e e r 1 ij k t.

N ü, — zooeven is 't gebeurd.

Want het is geen profetie, aangaande toekomende, doch een mededeeling aangaande geschiede verheerlijking, welke hier voor ons ligt. In het volgende vers, d a a r spreekt de Christus over de nog komende heerlijkheid en verheerlijking. Die toekomstige verheeiiijking evenwel sluit zich aan bij die van het oogenblik. En wat deze laatste betreft, ze werd een feit, zooeven, toen Judas de zaal verliet, den nacht in.

Verheerlijking, — dat kan zijn: een aan den dag treden van de heeiiijkheid, die er in den verheerlijkte reeds te voren was. Het kan óók wezen: een ontvangen van heerlijkheid, die er eerst niet was, doch cUe nu voor 't eerst door hem ontvangen werd.

Thans is het eerste geval aanwezig. Want de overkleeding met nieuwe heerlijkheid, die ligt in de naaste toekomst, en daarop ziet het volgende vers.

Omdat evenwel die komende overkleeding met nieuwe lieerlijkheid voor den Zoon des m.enschen alleen mogelijk zal zijn, indien de heerlijkheid van den Menschenzoon, die thans reeds in Hem is, zich openbaart en toeneemt naar de aan den mensch Gods gestelde orde, daarom zal de bestaande heerlijkheid van Christus voor de toekomende van gTondleggende beteekenis zijn.

Het verschil nu tusschen de toekomende en de aanwezige heerlijkheid van den Zoon des menschen blijkt daaruit reeds, dat gêne ook naar buiten zich waarneembaar maakt, terwijl déze alleen (Voor het geloof is te kennen. Want zij ligt hierin, dat de Menschenzoon alszoodanig wordt bevestigd in Zijn geestelijk sieraad. Z ij n sieraad is te zijn en te werken overeenkomstig den wil van Zijn hemelschen Vader, openbaar te worden als de handhaver, in getrouwheid, van het verbond, dat Hij van eeuwigheid met God den Vader aanging tot behoudenis der wereld, en dienovereenkomstig ook als de vervuiler van dat „officium", d.w.z. van die officieel Hem toegewezen taak of roeping, welke voortvloeit, eerst uit Zijn met den Vader vóór den tijd aangegaan verbond, en vervolgens uit Zijn zalving in den tijd als Knecht des Heeren.

Dit geestelijk sieraad wordt alleen door het geloof, werkzaam zijnde, onderkend.. Maar het is er toch. Het is de heerlijkheid van den Mensdieazoon als zoodanig, d.w.z. in dit Zijn „officium". En zoodra Hij in het bezit van, en in het recht op de erkenning van dit sieraad wordt beestigd, en een mijlpaal bereikt op Zijn ambtsweg, waarbij het geloof in de recente feiten kan zien, dat Hij getrouw bleef aan Zijn taak, is het tijd 'oor Hem, te zeggen: nu is de Menschenzooii erheerlijkt. Zijn sieraad is, hoewel er naar gegrepen werd door den verzoeker. Hem geblevieii, ja, het is versterkt in schittering.

Dat was dan ook zooeven gebeurd toen Judas uit de zaal ging. Wie had het gewicht van dit moment begrepen? De anderen dachten, dat Judas iets doen ging, dat tot de programpunten van den dag in hun kleinen kring behoorde. Dat wil zeggen: ze hadden niet bemerkt, dat op ditzelfde oogenblik de heerlijkheid van den Messias was in 't vuur gebracht en weder aan den dag getreden. Maar Christus wist het zelf wél. Hij had Judas h\ de oogen gezien, had Zich als Ziener, die wel wist, wat er aaii de hand was, bekend gemaakt aan den discipel, die naast Hem aanlag aan de tafel, had dus een getuige, die later kon verhalen, dat de Heiland had geweten wat Hij deed, toen Hij tot Judas zeide: wat gij doet, dw; dat met haast. Dat was geweest een openzetten van de deur naar het verraad. Het was geweest een verklaring "tot den Vader: Ik ben bereid, o God, Ik ben bereid, en houd het duister uur niet tegen. He heb den loop der dingen niet vertraagd. En daarvan doet de Ziener nu ook profetie.

Dit is de profetie: Mijn demissie van Judas, die was een bewuste bevestiging van het verbond van de bereid verklaring van den Christus tot het offer, en van de taak, Hem opgedragen als des Heeren Knecht. Als de deur achter Judas dichtvalt, dan is een bcteekenisvolle mijlpaal bereikt. De verschrikkingen van Golgotha zijn opgeroepen door den Menschenzoon zelf. Daarin is heerlijkheid; het sieraad van den Menschenzoon is Hem gebleven en hel schittert sterker dan een oogenblik geleden. Hij kwam de verzoeking tot bewaring van Zijn leven te boven. Hij gaat van zwakheid tol zwakheid, ja tot den dood, steeds voort. Maai' voor het geloofsoog is het zóó: Hij gaat van Itrachi tot kracht en tot het eeuwige leven steeds voort. De heiligheid is Uw Huis tot sieraad, o Heere; , tot in de lengte der dagen. En de heiligheid is het sieraad ook van den Menschenzoon, den Heere van dit Huis, den „Zoon des gi-ooten Konings", en diens zaakgelastigde hier op aarde.

Er ligt een vrucht besloten in deze verheerlijldng van den Menschenzoon: God is in H^em verheerlijkt. In deze woorden grijpt de Christus in den nacht, in welken Hij verraden werd, terug op den nacht, in welken Hij geboren is. De engelen zongen toen: heei-lijkheid (is) Gode in de hoogste hemelen. Heden verklaart de Christus: heerlijkheid is er Gode in de diepten der aarde, ja in de zaal, waar tusschen het pascha van het Oude naar hel avondmaal van het Nieuwe Testament nu dadelijk de overgang zal worden genomen.

God is „in Mij" verheerlijkt.

„In Mij".

Dat is wat anders dan: „aan Mij".

Aan ieder mensch wordt God verheerlijkt.

Maar alleen in de Zijnen wordt Hij verheerlijkt. Verheerlijkt wordt God daarin, dat Zijn souvereiniteit en mogendheid en deugden aan het licht treden.

Dit nu geschiedt zoowel in de hel als in den hem_el. In beide wordt Zijn glorie. Zijn zelfliandhaving. Zijn souvereiniteit gezien.

Maar terwijl „aan" de verlorenen Hij verheerlijkt wordt, daar wordt Hij „in" de Zijnen verheerlijkt. Bij de verlorenen wordt Gods „heerlijkheid" niet beantwoord door de „eerbetooning" van de kreatuur. Bij de Zijnen wel. Zijn „heerlijkheid" was trouwens ook daarin openbaar geworden, dat Hij hun gaf den Geest der heiligmaking en der gebeden.

En zie, nu is ook „in" den Mensclienzoon de Vader verheerlijkt. Zijn gehoorzaamheid aan hel bevel des Konings was een eeren van den Vader. In dat „eeren" werd de „heerlijkheid" van God erkend, en blonk ze in de kreatuur. En voorzoover de Zoon een „officium" (welk woord breeder is dan „ambt") op zich nam als Bondgenoot van Vader en van Geest in den raad des vrcdes, en Hij daaraan trouw gebleven is, is óók weer „in" Hem God verheerlijkt. In de trouw van den éénen Bondgenoot aan den anderen wordt steeds ook die andere verheerlijkt; de heerlijkheid van den één wordt in de eer van den ander openbaar en omgekeerd.

Zoo buigt de kerstnacht tot den lijdensnacht ziek over. En de nacht van heden is r ij k e r dan die van eertijds. Des Vaders heerlijkheid is verheerlijkt niet in „een", doch in „den" Profeet, niet in „een", doch in „den" Koning, niet in „een", doch in „den" Priester, niet in „een" ambtsdrager, docb in „den" Ambtsdrager, niet in „een" mensch, doch in den Zoon des menschen.

Daarom kan van nu aan ook „in" ö n s de Vader worden verheerlijkt. Want Hij, in wien de Vader ^*iï-

thans Terheerlijkt is, heeft ons in Zicli begrepen, in een verborgen i) eenheid. En wie nu heden, in (ihristus zijnde, geloof!: , en zich bekeert, en op Zijn God en Zahgmaker bouwt, in dien is heden de Vader wederom verhecriijkt. Want wij zijn in den Waarachtige in Zijn Zoon. (1 Joh. 5.)


1) „Mystieke" unie. Mystiek als bijvoegelijk naamwoord is van mystiek als zelfstandig naamwoord scherp te onderscheiden !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's