GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HET HEERLIJK AMBT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe maak ik mijn preek ? *)

De boodschap te vinden, die, in een bepaald Schriftgedeelte, van Godswege tot Zijn gemeente komt, dat is het eerste, wat ik, na de exegese, bij het maken van mijn preek heb te doen.

De arbeid van de meditatie, die, met dat zoeken van die boodschap, zich heeft ingezet, is daarmee evenwel nog niet afgeloopen.

Het is er nu verder om te doen, dat men, van zijn tekst uit, van alle kanten het licht op die ééne boodschap laat vallen, om haar rijkdom en schoonheid zoo goed en zoo volledig mogelijk aan de gemeente te laten zien.

Zoodoende zal men vanzelf de verdeeling vinden, die het geraamte moet vormen van de ppeek.

Op één ding wil ik hierbij den nadruk leggen: , , ook in deze phase van mediteeren houde men zich geheel bij den tekst".

Wat men over het thema zegt, ontleene men niet aan eigene theologische- of andere kennis, maar alléén aan den tekst, van welks inhoud dat thema de korte samenvatting beteekent.

Dat eischt van ons de eerbied voor het Woord Gods.

Als b.v, de Heere Zelf voor een bepaalde vermaning, in een bepaald verband niet noodig acht meer dan één grond aan te roeren, dan heb ik het recht niet om daarnaast nog andere gron­ den te zoeken. Wie dat doet toont daiardoor, dat hij vrijer wil zijn, dan de God des Woords. Bovendien loopt men, door zijn thema niet enkel te belichten uit zijn tekst, gevaar, dat de gemeente, onder het luisteren, het besef kwijt raakt, dat God tot haar spreekt; de prediker in zijn vindingrijkheid komt licht teveel op den voorgrond.

Daar komt bij, dat wie zich in de uitwerking van zijn thema niet strikt houdt aan zijn tekst, groot gevaar loopt niet frisch te blijven en bij zijn preeken over onderscheidene teksten telkens weer met dezelfde waarheden te komen.

Natuurlijk kan deze wijze van doen soms wel eens zware en langdurige denkarbeid vorderen.

Bij sommige teksten gaat het heel gemakkelijk; bij andere daarentegen is het moeilijk om te onderkennen de onderscheidene facetten die de tekst zelf aan den edelsteen van de waarheid, die hij predikt, doet fonkelen.

Maar die moeite mag ons toch niet teveel zijn.

Als wij maar lang genoeg turen en turen, dan begint het tenslotte wel te schitteren en te vonken; wat is dat kostelijk.

Hoe blij zijn wij dan, dat het ons gegeven is die rijkdom te zien en anderen te mogen toonen. Hoe rijk maakt dat de gemeente zulk een prediking te mogen hoorei^.

Blijven bij den tekst, zelfs ook dan, wanneer het niet gelukt daarbij veel stof te vinden.

Wanneer de tekst zelf inderdaad veel zijden laat zien van de eene boodschap, die daarin tot ons komt, en daardoor véél stof biedt voor de preek, dan zal men die stof zoo zakelijk, zoo overzichtelijk, zoo klaar en zoo kort mogelijk moeten trachten te verwerken.

Maar nooit, als men in den tekst zelf niet voldoende stof vindt, probeere men die stof van buiten af te vermeerderen.

Natuurlijk is dat een klein kunstje; er zijn altijd genoeg haakjes, waaraan deze of die waarheid kan worden vastgehaakt.

Maar dat mag niet.

Het dient ook nergens toe.

Het lijkt mij toe, dat het gebrek van veel jonge preekers juist hierin ligt, dat zij te veel willen geven.

Reeds bij het maken van de preek worden ze telkens gehandicapt door de gedachte: , , zou ik er dit ook nog bij moeten zeggen en dat er ook nog aan toe moeten voegen? Zou het paardje waarmee ik straks voor de gemeente verschijnt ook te mager wezen? "

De angst, die daarvan het gevolg is maakt het sommigen haast onmogelijk klaar te komen.

En als zij dan klaar zijn, dan is hun preek zoo geworden dat de menigte van onderwerpen, waarover zij iets zeggen, zoo groot is, dat preitker en gemeente straks beide niet recht meer , veten, waarover het eigenlijk gaat.

Het is heelemaal niet zoo erg, als men eens ; n een tekst niet zooveel stof vindt, als het ééne, dat men daarin eerlijk gevonden heeft maar klaar en krachtig wordt voorgesteld, zoodat de gemeente er vat aan heeft en weet welke nu de boodschap is, waarmee zij naar huis gaat.

Feitelijk is hiermee ook reeds genoemd de derde phase in de meditatie, n.l. die, waarin het er om gaat te , .bedenken" hoe men die ééne boodschap, in haar veelzijdige schoonheid aan de gemeente zal voorstellen, opdat de gemeente den zin en de kracht daarvan versta en ter harte neme en zich daaronder buige.

Wij raken hier de quaestie van het toepasselijk preeken.

Het behoeft dunkt mij nauwelijks meer gezegd te worden, dat het niet noodig, zelfs niet goed is een aparte toepassing aan het eind van de preek of aan het eind van ieder deel te hangen of ook door de heele preek heen te vlechten.

Ik weet wel, dat men daar licht toe komt; ik zou ook niet durven beweren, dat ik mij daar zelf nooit aan schuldig maak.

Maar ideaal is het niet; welbeschouwd is het, zooals ik reeds zeide, ook niet goed.

Wie immers een opzettelijke toepassing maakt, kort of lang, is daarbij bezig zeii te spreken en gaat daardoor staan tusschen de gemeente en het Woord in.

Ideaal is, het Woord zoo te laten spreken, dat het vanzelf toepasselijk is en den hoorder dringt tot aanvaarden en gehoorzamen.

Goed toepasselijk preeken is zóó, dat niet ik, als dienaar, de gemeente dringt tot aanvaar­ ding, maar dat de Heere Zelf dat doet, door het Woord, dat ik breng.

Preeken is niet het, op notarieele wijze, meedeelen van een bepaalde waarheid; maar (en dat is het ware toepasselijk preeken) hét vertolken van de boodschap des Heeren op zulk een wijze, dat die boodschap vanzelf het leven van de hoorders raakt en heerschappijvoerend in dat leven binnendringt.

Het is geen kleine kunst, zoo te preeken.

Daarvoor is veel meditatie noodig.

De beste methode hiervoor is, dat men, onder het mediteeren de gemeente die men zal toespreken (zichzelf incluis) voor zich ziet in haar zonde en nood, in haar heerlijkheid en rijkdom.

Het Woord, dat men overdenkt niet zien op zichzelf, maar als een Woord Gods tot Zijn volk, tot dat volk, waaraan men het zal hebben te brengen.

Wie zoo doet zal er geen behoefte aan hebben zijn preek opzettelijk toepasselijk te maken, diens gansche preek is toepasselijk.

Daarmee is ook opgelost heel die quaestie van wat men noemt; , , objectief en subjectief preeken".

Gods Woord is nooit objectief, d.w.z. een waarheid, die daar ligt los van menschen, een ding , , an sich".

Gods Woord is altijd een woord gericht tot hen, voor wie het is bestemd, die van dat Woord het subject het onderwerp zijn.

Wie waarlijk het Woord brengt, kan nooit objectief zijn in den gangbaren zin van het woord, die behoeft ook zijn prediking niet subjectief te maken; wie dat laatste doet bederft het.

Objectief preeken of subjectief preeken, in den zin dien men daar gewoonlijk aan geeft, is geen quaestie van persoonlijken aanleg of voorkeur; dat is beide verkeerd. Wij hebben te brengen het Woord, zooals het tot ons komt en daarmee uit.

D. V. D.


1) Deze copie lag nog ter drukkerij; ingezonden vóór den oorlog. Onze lezers van vroeger vinden hiermee een welkom vervolg op de aangevangen reeks. En nieuwe abonné's kunnen het artikel eveneens waardeeren, wijl het in zichzelf één geheel is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's