GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Diskotheek.

Uit de Groene Amsterdammer:

In een mijnschacht ergens in Duitschland heeft men «en bijzonder belangweklcende vondst gedaan: vele honderden gramofoonplaten, waarop belangrijke gesprekken, door de leiders van het nationaal-socialisme onderling, of met hooggeplaatste buitenlanders gevoerd, -waren vereeuwigd.

Deze unieke diskotheek, blijkbaar med, e met behulp van goed-gecamoufleerde apparaten aangelegd, behelst ook platen, die de onderonsjes tusschen Hitler en Chamierlain weergeven, welke aan het verraad van München voorafgingen. Van Britsche zijde nu is bezwaar gemaakt tegen het in het openbaar draaien van deze platen — voor de radio bij voorbeeld! Als argument -wordt aangevoerd, dat er geen volstrekte zekerheid bestaat, dat de stemmen, die men te hooren krijgt, inderdaad de stemmen van Hitler en Chamberlain zijn.

Tot zoover de Groene. Je zou jaloersch worden. Zoo'n gramofoonplaat bij een synode, — het ware om te watertanden. Toen ik in Juli '44 op verzoek van de „synode" met de heeren Berkouwer, Grosheide, Kraan, Hoek zou spreken in Den Haag — enkele dagen vóór de afzetting, had ik 3 getuigen (stille toehoorders slechts) meegenomen, nl. de heeren ds H. Knoop, H. J. Kouwenho- -ven, A. Schilder. En er zat een dame om het gesprek stenografisch op te nemen. Dit alles -was noodig, aangezien van het voorgaande gesprek te Wassenaar (vlak voor de schorsing) door de heeren Grosheide, Polman, • Nauta (ouderling) „berichten" bleken te zijn doorgegeven aan de „synode", van welke ik de juistheid publiek ontkende en nog ontken. Maar de heeren WILDEN niet praten als de getuigen niet werden weggestuurd. En ze WILDEN niet praten, als de dame, die al bezig was met stenografeeren, niet eveneens werd weggestuurd. Die bizonderheid, dat ze niet WILDEN praten in de aanwezigheid van getuigen en onder het opnemen van een stenogram, heb ik toen schiiftelijk laten vastleggen en daarna heb ik het formeele gedoe maar laten passeeren: ze zouden immers toch gaan afzetten? Zooals ik hun nog voorspelde.

O Hitler, o Chamberlain, o zaken-menschen! Geef de synode een diskotheek, tenminste in kritieke tijden, en de teugel is er. De gezonde diskotheek •—• een gezonde apotheek. Maar

Maar zóó, d.w.z. zonder getuigen, is het gemakkelijker voor de zwakken en de onrechtvaardigen.

De Groene, terugkomende op het Britsche bezwaar tegen publiek afdraaien der platen, merkt op:

Dat is natuurlijk maar een smoesje. In werkelijkheid is men doodsbenauwd, dat de heele wereld te weten zal komen, waar de gesprekken over liepen — namelijk over den winkel, waar Chamberlain zijn paraplu's placht te koopen.

Er zijn meer smoesjes, ook aan dezen kant van den Atlantik-wall.

De rem.

De Groene Amsterdammer schrijft (17 Nov. 1945):

De Afdeeling Natuurkunde van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen heeft met algemeene stemmen een motie aangenomen, waarin zij vaststelt:

1. dat als vrucht van de natuurwetenschap de intraatomaire energie een voor de samenleving toegankelijke energiebron geworden is;

2. dat daardoor vèr-strekkende mogelijkheden geopend zijn voor een betere wereldeconomie; , 3. dat deze ontdekking echter aanvankelijk geleid heeft tot de atoombom, die afschrikwekkende vernietigingsmogelijkheden in zich sluit;

4. dat de wereld der wetenschap, die deze mogelijkheden geopend heeft, zich bewust is van de verantwoordelijkheid, diei zij daarvoor draagt; 5. dat geheimhouding van de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek onaanvaardbaar is voor de ont- •wikkeling der wetenschap en de daarmede samenhangende ontplooiing van mogelijkheden op het gebied van volkswelvaart en volksgezondheid.

Zij doet een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van regeeringen en, wetenschaps-organisaties om gezamenlijk er naar te streven, dat de vruchten van het "Wetenschappelijk onderzoek uitsluitend ten goede zullen komen aan de' volkskracht en geen bedreiging daarvoor zullen worden.

Zij spreekt den wensch uit, dat zulks zal worden bevorderd, doordat inderdaad mannen van wetenschap duurzaam in het desbetreffend overleg zullen worden belrokken, en

zij verzoekt allen zusterinstellingen in andere landen, deze motie te willen ondersteunen, opdat de geheele •wetenschappelijke wereld uiting geve aan haar wensch. rechtstreeks mede-verantwoordelijkheid te dragen voor de uitkomsten der wetenschap en haar kunnen en kennen beschikbaar te stellen om de toepassingen der wetenschap uit te breiden tot voor de menschheid zegenrijke resultaten.

Tot zoover de motie. Zij sluit harmonisch aan bij den opstand der geleerden", die in andere landen, met name n Engeland en Amerika is uitgebroken wegens het geruik, dat van de atoom-energie is gemaakt, (ook al ekortte het den oorlog), en vooral wegens de geheimr ouding die in deze materie wordt betracht. Dat de motie er Nederlandsche geleerden niet opstandig van toon is, ordt gereedelijk verklaard door het feit, dat niet zij et zijn, die zich misbruikt behoeven te voelen. In het Lagerhuis hebben zoowel Churchill als Bevin de geleerden berispt De rebelsche wetenschap werd aar haar terrein verwezen; haar taak is: uitvinden, als dat van haar verlangd wordt de vreeselijkste dingen uitvinden, maar verder haar mond houden en zich niet et politiek bemoeien. Churchill noemde een geleerdenbewind even on-democratisch als een theocratisch, een militair of een aristocratisch bewind.

De mannen der wetenschap zouden inderdaad te gispen zijn, als zij de pretentie hadden, den staat te willen regeeren. Maar daar peinzen zij niet over. Zij wenschen slechts, niet psychisch geremd te worden bij hun groote werk: het ontdekken en dienstbaar-maken der natuurkrachten. En zij worden geremd, als zij niet de zekerheid krijgen, dat hun werk alleen tot zegen wordt gebruikt en niet tot vloek. •

Tot zoover de Groene. Wat zijn wij toch gelukkig met den Bijbel, ie ons op tijd heeft gewapend met „nuchtereid". Hij heeft ons reeds eeuwen geleden geegd, dat elke uitvinding een reuzenstap is naar en hemel èn naar de hel. Want de scheppingsaven zijn substraat èn voor de genade èn voor en vloek; weshalve het laten domineeren van et eerste element in Kuyper's „gemeene-graie-leer" ook zoo gevaarlijk en ondoordacht is.

Als de geleerden worden , , geremd" door het ontbreken van de zekerheid, dat hun werk LLEEN tot zegen wordt gebruikt, dan zijn ze altoos geremd. Maar die rem is slechts een umanistisch sprookje. De geleerden kunnen et ontdekken niet laten. En de wereld kan het dienstbaar-stellen daarvan aan de zonde óók niet laten. En zóó gaan we allemaal met reuzenschreden naar den jongsten dag toe. Dat kunnen wij niet laten, omdat God er niet van af wil laten.

De S.D.A.P.

In „Herrijzend Nederland" (16 Nov.) schrijft ds D. M. de Graaf in betrekking tot de S.D.A.P.: Jhr V. d. Goes van Naters geeft in zijn brochure wel toe, dat ten tijde van Koning Willem III de verhouding niet goed was. Maar beweert hij: , , tot Koningin Wilhelmina heeft nooit een slechte verhouding bestaan". De moed dezer bewering is grootér dan haar waarheid. B.v. de „Notenkraker" van 6 Sept. 1908 beeldt op een spotspreuk de Koningin af met een soort dienstbodekapje op, waarin een kroon is verwerkt en plaatst er het opschrift boven: LOOPMEISJE VAN HET KABI­ NET. Voorwaar een getuigenis van een propaganda vóór een goede houding jegens de kroon en haar draagster! En de Socialistische beweging van November 1918, toen in Duitschland geen kroon bleef, getuigde zeker ook al van die goede verhouding?

De werkelijkheid is deze, dat de S.D.A.P. tot in de twintigste jaren dezer eeuw anti-Oranje was. Roode tulpen droeg men, maar geen Oranje. Toen kwam er, langzaam, kentering. Bij de leiding. Het volk voor zoover door de S.D.A.P. opgevoed (of opgeruid? ) bleef, natuurlijk, langer anti! De leiding werd in plaats van anti..ja, wat werd ze eigenlijk? Laten we zeggen: onkoningsgezind. Maar zeker nog niet vóór Oranje!

Er kwam een zekere, of liever een hoogst onzekere, neutraliteit.

Krachtens zijn marxistische afkomst was men eigenlijk tegen Oranje; maar de feiten in binnen- en vooral ook buitenland (Duitschland 1933! Engeland) noopten toch tot. de erkenning dat er wat voor den Oranjetroon te zeggen was. Maar al dien tijd was er nog steeds geen goede verhouding tot de kroon!

Er was géén (duidelijke) houding! En dat is tegenver Oranje ook een slechte verhouding. Pas sedert dezen oorlog is men duidelijk; vóór! „Seert den oorlog is trouw aan het Staatshoofd van een roote actualiteit geworden (voor de S.D.A.P.)", zegt an der Goes Naters weer. Hij heeft gelijk. Maar men ag zich toch wel diep schamen over deze late bekee- Jng en over het kwaad, dat men daarvóór heeft gesticht. esumeerend blijkt dus dat, de S.D.A.P.

a. de materieglp kracht van ons leger heeft gesaboteerd zooveel' ze kon. b. de moreele kracht van ons leger met alle macht heeft geschaad. c. de vaderlandslielde van ons volk op zeer ernstige wijs heeft vergiftigd. d. de (rouw aan Oranje op niet minder ernstige wijs heeft bedreigd. Hiermede heeft de S.D.A.P. aan het, door haar verfoeide. Nazi-dom groote diensten bewezen. De N.S.B, heeft 10—15 Mei 1940 en daarna de zaak van ons volk' openlijk verraden. De S.D.A.P. heeft in jarenlange actie sluipend verraad g.epleegd. Het eerste is grover. Het laatste heeft meer schade gedaan!

De N.S.B, was tijdens den oorlog 5e colonne. Was de S.D.A.P. het niet practisch vóór den oorlog? Hët is een verbijsterende zaak, dat nu na den oorlog. rompt 'n S.D.A.P.-er als (mede-) kabinetsformateur o; jtreedt. Dat S.D.A.P.-ers belangrijke ministerzetels bezetten. Dat ze, naar eigen zeggen, hun stempel op dit kabinet zetten.

Dit alles bewijst wel hoever wij de tijden van Jan en Cornells de Wit te boven zijn! Zij hadden aan het rampjaar 1672 maar half zooveel schuld als de S.D.A.P. in 1940. Alleen het landleger hadden zij maar verwaarloosd. De vloot hadden ze sterk gemaakt! Desniettemin werden ze democratisch gericht. - Dat hadden ze niet verdiend. Hoewel de woede van het volk, ook van de , , arbeiders", tegen hen begrijpelijk was.

De S.D.A.P. evenwel wordt na het veel erger en smadelijker rampjaar 1940 tot regeeren geroepen. Dit heeft zij nog minder verdiend. En het is alleen maar: onbegrijpelijk!

Het is niet overbodig, deze feiten , , op te halen". Beginselen werken door, zoo schreven we onlangs. Wie het niet gelooft, is meegezogen, eer hij het weet.

„Splinter" en balk.

De „uitgetredenen" (zoo worden wij van synodocratische zijde vaak onjuist genoemd) werden de laatste weken vergast op een nieuw blaadje, genaamd „De Strijdende kerk". Het is een , , veertiendaagsch orgaan ter voorlichting van de Gereformeerde kerken in Nederland". Waar dit blad gratis toegezonden wordt aan vrijwel alle , , uitgetredenen", mogen zij daarin zien, dat de eindredacteur Ds G. Toornvliet hen blijkbaar rekent te zijn de leden van , , de Gereformeerde kerken in Nederland". We danken Ds T. zeer voor deze , , erkenning", al zal zij wel niet zoo bedoeld zijn.

Ik ben blij dat dit blaadje niet geredigeerd wordt door een Geref. predikant, die art 31 K.O. onderhoudt. Want de paar nummers, die ik ontving (nos 2 en 3) wemelen van onjuistheden (om maar geen sterker, en nog beter passende kwalificatie te gebruiken). Het is dan ook niet doenlijk op al de, reeds in deze paar nummers opgemerkte , , onjuistheden" in te gaan. Dat zou per nummer „Strijdende kerk" zeker 10 nummers van , , de Reformatie" eischen. Ik wil dan ook maar volstaan met het kort bespreken van één enkele scheefheid. Ds Joh. Jansen schrijft in no. 3 over , , Artikel 31 K.O.". Hij schrijft aan het eind daarvan: „niet alleen dogmatisch maar ook kerkrechtelijk is Prof. Schilder veranderd. Nu zal niemand aan Prof. Schilder formeel het recht ontzeggen om van inzicht te veranderen. Maar dan behoort hij dat, juist waar het twee zulke ernstige geschilpunten betreft, rond en ridderlijk te zeggen". Prof. Greijdanus en Schilder zwijgen over die „verandering" en hebben hun afwijkende beschouwing volgens art. 31 K.O. niet aan het oordeel der Synode onderworpen, wat zij, volgens Ds Jansen, volgens het onderteekeningsformulier verplicht waren!

Zóó, ds Jansen, waren zij dat verplicht? Maar waarom ebt gij dan zelf aan die verplichting niet voldaan? Hoe urft gij aan de professoren Greijdanus en Schilder verwijen, iets, waarin gij zelf nalatig gebleven zijt? Bewijs? Uw igen artikel, vergeleken met de eerste editie van Uw orte Verklaring van de K.O. U schrijft in dit artikel naar anleiding van het , , tenzij dat het bewezen worde te trijden" uit art. 31: „Maar voor wie moet hij dat bewijen? Ieder, die het onbevooroordeeld leest, zegt: natuurijk voor de meerdere vergadering, bij wie hij appelleert. vertuigt hij haar dan moet zij het besluit intrekken en s hij er natuurlijk niet aan gebonden". Nu pag. 147 van w „Korte Verklaring": „Het besluit moet bswezen woren te strijden tegen het woord Gods, zoo staat er. Maar oor wie? Wil dat zeggen, dat de appellant het moet beijzen voor de meerdere vergadering, en als hij haar vertuigen kan met zijne bezwaren, er van ontslagen is? aar dit spreekt vanzelf. Een besluit dat strijdig is met Gods Woord is voor niemand geldig. Of wil het zeggen, dat wij aan de besluiten der meerderheid gebonden zijn, tenzij iemand een of ander besluit voor zich zeil bewezen acht in ^strijd te zijn met Gods Woord? Dit laatste is het juiste antwoord en wel op de volgende gronden: Ie omdat op dien zelfden grond het reformatorisch verzet tegen Rome rustte, nl. dat de reformatoren bij zich zelven overtuigd waren, dat de Roomsche leeringen met Gods Woord in strijd waren; 2e omdat wij geen kerkelijke conciliën, decreten of besluiten mogen gelijkstellen met de Goddelijke Schrifturen", art. 7 Confessie; en 3e omdat Voetius ook zegt, dat een plaatselijke kerk, die gedwongen zou worden een besluit, dat bevonden wordt met Gods Woord te strijden, uit te voeren, desnoods uit het kerkverband moet treden, liever dan tegen Gods Woord en het geweten te handelen".

Ziezoo, geachte lezer, daar hebt u nu Ds Jansen uit 1945 geconfronteerd aan Ds Jansen uit 1923. U ziet, wat hij nu ontkent, beweerde hij toen en.... met dikke, zware argumenten. Van dik hout zaagt men planken: het goed recht v^n de groote Reformatie der 16e eeuw staat of valt er mee; art. 7 der Ned. Gel. Bel. wordt ermee gehoorzaamd of vertreden; om nu maar te zwijgen van Voetius, die, met al zijn gaven als canonicus, per slot van rekening maar een particulier persoon was. En hebt U, ds Jansen, deze totale verandering inzake Uw opvatting ovrr art. 31, - 2e lid, ooit aan het oordeel van een Synode onderworpen?

Neen, dat hebt gij niet gedaan! Waarom verwijt gij dan wèl zooiets aan prof. Schilder? Die.... nog steeds staat op het standpunt, dat U in Uw „Korte Verklaring" uit 1923 verdedigde! Prof. Schilder is dus niet eens veranderd van meening! Als ik U zou voorhouden: „wat ziet gij den splinter in het oog uws broeders en gij ziet niet den balk, die in Uw oog is"? , dan moet ik hier direct aan toevoegen, dat die „splinter" nog niet eens in het oog van prof. Schilder aanwezig is!

Ziehier slechts één klein staaltje van „voorlichting" door het blaadje van Ds Toornvliet. U ziet wat één zoo'n opmerkinkje van Ds Jansen al een letters kost om U het in- en in-vooze van zulk een opmerkinkje te doen zien. U ziet, hoe de synodocratische Ds Jansen met z'n argumenten, solt: de groote reformater staat of valt er mee; art. 7 Ned. Gel. Bel. is in 't geding; we verlaten anders

Voetiusl En eenige jaren later? Ds Jansen werpt dat heele zaakje over boord of het zoo maar een paar onbenulligheden waren.

Ds Jansen in 1923: Hier sta ik! Ds Jansen in 1945: Ik kan ook anders....

P. Jasperse.

Naschrift. Natuurlijk is het dwaasheid te poneeren, dat ik door het onderteekeningsformulier verplicht zou zijn mijn handhaving van art. 31 bekend te maken aan de Synode. Het onderteekeningsformulier heeft het over bezwaren tegen de leer der drie formulieren van eeniglieid. Overigens heb ik mijn opvatting van art. 31 aan de Synode wèl bekend gemaakt — ten bewijze, dat zij tegen de K.O. streed. Het antwoord was: eerst voor kennisgeving aannemen, en daarna ineens de eisch, aan haar besluiten (ook de onbekende), en dus ook aan haar besluit tot kerkorde-verkrachting mee te doen (de facto) couformeeren en uitvoeren! En daarna heb ik nog eens breed mijn meening geschreven aan de synode. Zie K. C. V. Spronsen. De Waarheid luistert nauw. Conclusie: Ds Janssen fafauleert; helaas.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's