GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wii men ginds werkelijk eenheid?

Het orgaan der Geref. Kerk van Koog-Zaandijk en Wormerveer schrijft inzake de eenheids-suggestie:

Wie de kerkelijke strijd ook de laatste maanden heeft meegeleefd, zal tot de conclusie moeten komen, dat de verhoudingen zich meer en meer hebben toegespitst. Steeds scherper worden wij van Remonstrantisme beschuldigd. Het „Gereformeerd Weekblad" is er in voorgegaan, „Öe Strijdende Kerk" heeft het gretig overgenomen en ook Prof. Grosheide, die hier de Synodebesluiten verdedigd heeft, wist te vertellen, dat de beschouwingen van de vrijgemaakten zouden voeren op de weg naar het Remonstrantisrae. Dit is zeer diplomatiek uitgedrukt maar niettemin valt er dezelfde toon in te beluisteren a, ls in de zo-even genoemde bladen. Dat dit doorwerkt op het eenvoudige kerkvolk bewijst datgene, wat Ds C. Vonk vertelde in één van de laatste nummers van „De Vrije Kerk". Toen hem verleden jaar een dochtertje geboren werd, ontving hij een anonieme gelukwens, waarin hij op het adres genoemd werd „Predikant bij de Nieuwe Remonstrantse Gemeente".

Even' later: ij

Wat moet de nu thans zittende Synode doen? Stel, dat de kerkelijke verschillen met een nieuwe formulering zijn op te lossen en de Synode vond er één, waartegen de vrijgemaakte kerken geen bezwaar zouden hebben, zal dan hereniging mogelijk zijn? Zijn dan de vrijgemaakten plotseling niet meer Remonstrants?

En leert b.v. Ds Veltman dan geen valse leer meer? Hier komt duidelijk de impasse aan het licht, waartoe de kerkelijke strijd de Gereformeerde Kerken gevoerd heeft.

In Kerknieuws van Sappemeer oordeelt ds B. Jongeling:

Deze synode aanvaardt niet de consequenties van de uitbannings- en bindingsmaatregelen harer voorgangsters. Maar dat sprak zij niet uit. Zij zweeg erover in alle talen. Zij deed net alsof er niets gebeurd was. Zij, synode, treft aan, naast haar kerkengroep andere min of meer verwante kerkengroepen, en zegt nu: komt laat ons samenspreken over hereeiliging. Wij zijn nu nog vreemd aan elkaar, laat ons eens kennis maken, misschien kunnen we wel samen gaan wonen in één huis.

Maar wij zeggen: Neen, wij zijn niet vreemd aan elkaar, gij hebt ons nog maar kort geleden uitgeworpen uit het huis waarin wij samenwoonden, wij kennen u en blijven u kennen als uitwerpers. Zullen we gaan spreken over een opnieuw samenwonen, dan zal toch die uitwerping aan de orde moeten komen.

Ds H. Knoop schrijft (Geref. K.-blad Rotterdam e.o.):

En wat is dan die kans? Een nieuwe formuleering van de in 1905 en 1942 beleden waarheden. En dat is óók een strik. Wie zijn oogen 'niet goed open heeft, leest' er overheen, dat het rapport er aan vasthoudt, dat 1905 een belijdenis van een waarheid is (geen pacificatie-formule dus) en dat 1942 de belijdenis van dezelfde waarheid is (en geen nieuwe kerkleer dus). Het heil der kerk zal dus niet de bekeering zijn maar de nieuwe formule, waarmee de laatste kans wordt aangegrepen. Weest waakzaam en Iaat u niet verlokken in die strik u te laten verstrikken.

Even later:

Waarachtige bekeering manipuleert niet met laatste kansen en nieuwe formules. Buitendien: waarom nü wel, terwijl toen Schilder in zijn bekenden brief van Dec.'43 vroeg om de aan de orde zijnde kwesties aan een nadere en diepere bestudeering te onderwerpen, kon het niet? Toen heette het, dat hij de kerken opzette tegen de synode, toen werd dat revolutie genoemd, toen liep de deftige Haagsche predikantenwereld te hoop, beducht voor het heil deikerken en daarvoor zeer ijverende met telegram en brief aan de Synode.... toen werd Schilder geschorst. Nu gaat dit rapport zelfs verder en is het niet revolutionair. En in Den Haag zwijgt men natuurlijk, want Schilder is er uitgegooid. Utiliteit alles utiliteit! •>

In „Mededeelingen" van Alblasserdam ca. lezen we, dat de commissie, die ter sjaiode (van dè overzijde) rapporteerde, adviseerde:

Dat daartoe noodig is, dat een nieuwe formuleering van de Synodebesluiten nu gevonden worde en dat er samenspreken moet komen op de basis van Schrift en Drie Formulieren.

Als ik nu nog eens lees den brief dien Schilder in Dec. 1943 aan de Synode zond, en die daarna ter kennis gebracht is van alle kerkeraden, dan lees ik daar dat hij deitijds aan de Synode adviseerde dat de Synode zou uit­ spreken dat zij kon verstaan, dat bij velen het bezwaar leefde dat de tijd voor genoegzame bestudeering van de bezwaarschriften en Praeadvies ontbroken heett, dat gebleken is dat vraagstukken aan de orde zijn gekomen die in het huidige stadium in eenige vaststelling van een kerkelijk dogma geenszins een oplossing konden verlangen en de Synode mee om door waarheid den vrede te dienen, bereid is aan zulk een bezwaar tegemoet te komen en daarom' voor wat de examina aangaat besluit terug te keeren tot den toestand voor 1942. Daar werd dus gevraagd een (tijdelijke) opheffing van de binding aan de formuleering zooals ze. daar lag. Toen werd dus heel eenvoudig gevraagd: „doe het zóó niet, het kan toch ook nog wel anders".

Ja, wat Schilder adviseerde, wordt nu overgenomen. Toen was het kerkscheuring Ds J. V. Bruggen (Drentsche Kb.) oordeelt:

En wat nu betreft het aanknoopen van samensprekingen, waartoe ook plaatselijk pogingen kumien worden aangewend, deze samenspreking kan, juist wijl zij „leerpunten" betreft, geen zaak van loven en bieden worden. De eerste vraag, die hierbij te stellen is, is of de k rk of kerken, die een samenspreking • verzoeken de leeruitspraken van 1M2 nog voor „goddelijke waarheden'' houden en meenen, dat de daaruit voortgevloeide tuchtoefenir.gen geen daden van valsche tucht zijn geweest. Want zoo men aan deze leer- en tucht-uitspraken vasthoudt (en we kregen uit de krant den indruk, dat men dit op de Utrechtsche synode wél doet) dan is heel het vredesoffensief van de zijde der synodale brs. een schijnbeweging, omdat het aan de eerste eisch om tot vrede te komen niet voldoet.

Ds W. Loopstra (Mededeelingen Hoogkerk) merkt op:

Men wil, zoo is gezegd, een nieuwe formuleering zoeken van de beleden waarheid. Zoolang men de leeruitspraken van 1942 een „waarheid" blijft achten, dat moet toch beteekenen in overeenstenuning met Gods Woord, zoolang zullen onze wegen wel uit elkander blijven gaan.

En hoe zal het met de kerkrechtelijke beslissingen worden? Stel eens, dat men inderdaad de geloofsmoed heeft om terug te keeren tot Schrift en belijdenis alleen, zal men dan ook concreet worden in de schuldbelijdenis en alle gevolgen van de bindend-verklaring der leeruitspraken ongedaan maken?

Ds B. Telder (Kerkblad Breda) schrijft:

Het Gereformeerd kerkelijk leven ligt uiteengeslagen. En nu zien wij de synodale heelmeesters bezig middelen te beramen en wegen te zoeken om de breuk, die zij zelf veroorzaakt hebben, op het lichtste te genezen. Nieuwe formuleeringen. Contact zoeken met de kerken, die aan hun zonden geen gemeenschap wilden hebben. En zoo verzoening, hereeniging, kerkelijk herstel zien te verkrijgen. Het kan nog wel recht komen. Nu of nooit. Wij geven de moed nog niet op. De eenheid is wel geschonden, maar zij is nog niet verloren. Er is immers nog een gemeenschappelijke basis. Wij staan toch allen op de basis van Gods Woord en de drie Formulieren van Eenigheid?

Maar dat is geen kerkelijke breuk genezen.

Dat is de vrome woorden spreken van liefde en eenheid.

Dat is de taal van het ongebroken hart, dat de zonden van de kerk niet wi'l zien en de oorzaak van al de ellende niet wil belijden. i

De Heere vraagt de Synode der z.g. Gereformeerde kerken gehoorzaamheid en geen offeranden; beschaamd- ' heid over begaan onrecht en verdrukking; bekeering des harten en verslagenheid v^n geest; erkenning van schuld.

„Martinus" schrijft in G. K. B. Katwijk ca.

Worden de waarheden, beleden in de formule van 1905 en nader gepreciseerd in 1942 vastgehouden? Wil de commissie vasthouden aan de in Toelichting en Praeadvies uiteengezette waarheden van het „houden voor wedergeboren" en het „houden voor in Christus geheiligd? " Alleen dus maar een andere formuleering daarvan?

De waarheden zelf vasthouden. En dan samen gaan spreken met hen, die die waarheden juist niet als waarheden kunnen zien. '

Maar zoo komen we nooit uit het moeras. Dat is gewoon dwaasheid. We weten nu toch wel waar het óm gaat. We hebben heusch geen behoefte aan een nieuwe formuleering, de zooveelste.

Er schuilt in dit alles een groot gevaar, en wel dit: De synode wil bij de goegemeente de indruk wekken, dat zij' alles doet om dé scheur op te heffen. Zij hult zich in het gewaad der ootmoed — vrome schaamte — maar heft geen enkele schorsing op, waarover zij zich toch alleen maar heeft te schamen. Zij wil gaan zoeken naar een nieuwe formuleering voor waarheden, die zij al uit en ten treure heeft geformuleerd. Maar het maakt indruk op de mcnschen. En als alles dan in kannen en kruiken is dan samenspreking. Met wie? Met broeders of met ketters? En waarover?

Amice, vind je het geen chaos? ' Maar het komt straks daarop neer, dat het. voor de vrijgemaakte onmogelijk is aan de uitnoodiging tot samenspreking gevolg te geven. En dan hebben de vrijgemaakten het gedaan. Dan kan er gezegd worden: Zij willen niet. Zoo heeft men immers ook met Prof. Schilder gehandeld. Eerst samenspreken onmogelijk maken %\ dan zeggen: hij wil niet. En de groote massa vliegt er in.

Kerkbode cl. Hardenberg meent:

Of er van een revisie iets terecht zal komen, betwijfelen we ten sterkste.. Men is sommige „lastige" figuren kwijt en men wil ze niet weer terug. En de stemming op de laatste zitting van de „Synode", die nog niet definitief gesloten is, was zeer duidelijk: v/e doen geen stap terug.

. / i-!et geloovige kindje.

In Gron. Kb. haalt Ds D. v. Dijk een aan van Ds P. v. Strien. Deze schreef: uitlating

„Een vader, wiens kindje straks zal worden gedoopt, zit in de doopbank. Hij hoort den voorlezer de twaalf artikelen lezen: „ik geloof.... ik geloof " Die voorlezende ouderling zegt dat namens de gemeente.

Eer het kuidje gedoopt wordt zal de ~vader moeten belijden, dat dat kind is een lidmaat der gemeente.

Welnu als die kleine een lidmaat der gemeente is, dan behoort het dus ook tot hen, die daar bij monde van dien ouderling zeggen: „ik geloof".

Zonder dat het kind zelf het weet, is dat woord: „ik geloof" ook namens dat kind gesproken.

Maar, — het kan niet anders — dan moet dat kind ook voor wedergeboren worden gehouden, naar het ooraeel der lieide, anders zou men nooit, ook in zijn naam, die belijdenis kunnen afleggen.

Tot zoover Ds v. Strien., Ds V. Dijk merkt daartegen op:

Volgens deze voorstelling zou dus de kerkeraad voor dat kind i; eeds eiken Zonüag gelootsbelijüenis doen.

Maar waarom 'vraagt diezelide kerkeiaad, dan straks van datzellde kind, voor hij hem ten Avonumaal toelaat, nog eens, dat hij nu zelt belijdenis cles geloots allegt?

Waarom laat men dat kind daar niet, als het üoor woord of wandel zich niet als ongeioovige openbaart zonder meer toe tot het Avondmaal?

is dat met consequent, dat een kerkeraad tegen een jongmensch van 20 jaar b.v. zou zeggen: „wij houden , u voor een wedergeborene en geloovige; als wij de 12 artikelen voorlezen, dan rekenen wij, dat gij ook persoonlijk zegt: „ik geloof", — en hem toch met ten Avondmaal toe té laten?

De N.J. G.

Wij schreven over de N. J. G. (Nederlandsche Jongeren Gemeenschap) waaraan ook de Bond van Jongelingsvereemgingen op G. G. (de niet vrijgemaakte) is uitgeleverd. In „De Vlam" lezen we daarover:

Op het wereldcongres van de Jeugd te landen (November , 1945) was ook een Nederlandse delegatie aanwezig, op één lid na, (een A.N.J.V.-er) door de N.J.G. aangewezen.

Even ^ater: y

Op deze conferentie was onze jeugd dus niet vertegenwoordigd. Haar stem was de stem van ouderen of van minderheden.

De N.J.G. heeft echter niet alleen weinig kunnen presteren, ze heeft de jeugd bovendien veel kwaad gedaan. Met de steun van de bestaande politieke partijen kon zij zich kant en klaar aan de jeugd opdringen, toen de zelfstandige jeugdfederaties nog in voorbereiding waren en te kampen hadden met gebrek aan landelijk contact door de slechte verbindingen. Wat moesten de kerkelijke jeugdgroepen, de padvinders en andere verenigingen toen doen. Zij kregen de eenheid op een presenteerblaadje opgediend, en zij hapten in het aas der zieltjesvissers.

Daarmee is aan de jeugdraden het grootste deel van hun kracht ontnomen.

Het spijt ons, dat we het op dit punt eens moeten zijn met „De Vlam", „socialistisch weekblad".

Nogmaals: De getallen van Dachau.

In vervolg op wat over de getallen van Dachau reeds eerder hier is opgemerkt, plaatsen we hier alsnog wat ds J. v. Raalte ons schrijft:

U vraagt in de Reformatie nader inlichtingen over de getallenverhoudingen van de „geestelijken" te Dachau ten aanzien van Protestantsch en Roomsch, daar Niemöller spreekt van 45 en 450. Volkomen nauwkeurig ken ik die ook niet, maar het klopt wel zoo ongeveer, v; at Niemöller schrijft. De daarbij gevoegde noot is ook wel juist: er zijn veel „evangelische" dominees in het leger geweest. Maar ik geloof niet, dat dit de eenige reden is geweest, waarom er zoo weinig in het concentratiekamp zaten. Ér is ook veel slapheid geweest. Toen er in Dachau gelegenheid werd gegeven om zich te „melden" voor de „Wehrmacht", hebben van de toen aanwezige i) Duitsche dominees (ik meen nog geen 20) er vier of vijf zich vrijwillig opgegeven En dat, terwijl ze het concentratiekamp door eigen ervaring kenden. Z.e mogen het hebben gedaan om vrij te komen, ze hebben zich toch opgegeven om te strijden voor het „regiem'", en degenen, die opgeroepen werden, werden bovendien (al hadden zij dat niet verwacht, wij wel!) ingedeeld bij de S.S. 1 Maar in elk geval — de cijfers zijn wel zoo ongeveer juist: 45—450. Men mag daarbij ook in aanmerking nemen, dat de „partij" het van den beginne aan meer op de Roomsche Kerk had gemunt, dan op de „evangelische", en daartegen veel feller is opgetreden. Daarbij moet in het oog worden geliouden, dat de Roomsche „geestelijkheid" in het besef van gehoorzaamheidsplicht aan het kerkelijke gezag steeds heeft uitgevoerd, wat haar van bovenaf werd opgedragen. Misschien geeft dit schrijven U iets.

We danken ook ds v. Raalte voor zijn vriende­

lijkheid.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's