GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit woord dan ging uit onder de broederen, dat deze discipel niet zou sterven. En Jezus had tot hem niet gezegd, dat hij niet sterven zou; maar: Indien ik wil, dat hij blijve, totdat ik kome, wat gaat het u aan? Joh. 21 : 23.

DE EERSTEN ZIJN GEEN MODELLEN.

Nimmer geeft de bijbel aan de kerk een kans, om, met beroep op den bijbel zelf, de patriarchen lot heiligen, de klassieken tot modellen, de eersten tot eerstelingen, de paters tot patroon te maken. Israël had zijn patriarchen; en breed is over'hen het bijbelsch bericht. Maar van hun gruwehjks zonden of — pijnlijke dwaasheden wordt daarin niet gezwegen. Het zijn menschen van geüjke beweging als wij; half-goden zijn het niet geweest; en dit het allerminst in het bijbelsch verhaal zelf.

Zoo als Israël zijn patriarchen had, zoo hebben wij onze apostelen, en hun naaste vrienden en onze apostolische eeuw. Ook de apostelen, eerste leerlingen, worden in de Schrift nimmer verguld. Ze worden niet gecanoniseerd. Ze zijn geen schutspatronen van een overigens zichzelf vrijwel adaequaat reinigenden „bloeitijd", waarnaar de epigonen steeds weer hunkerend hebben op te zien. En wat hun leer-gezag betreft, — zij eischen net voor zich op, doch slechts in zóó verre, als zij het Woord van God blijven bedienen. Kan men hen op een afwijking van een Woord van God betrappen, op een misvatting aangaande eenig woord van den Heere, dien zij als Gods Zoon hebben geëerd, het is hun wel, als men 't hun zegt.

Het 2le hoofdstuk van Johannes is druk in discussie geweest en velen hebben'zich afgevraagd, of het oorspronkeüjk wel in Johannes' evangelie thuis behoorde. Doch hoe dit zij, het is in élk geval rnerkwaardig, dat hier met openhartigheid verteld wordt, hoe een niet onbelangrijke vergissing jaren aaneen de geesten heeft geïnfecteerd in de eerste, de gulden eeuw.

Welke geesten ?

Niet die van oude vrouwen met haar „oudwijfsche fabelen". En niet die van de „vrouwtjes, die altijd leeren eh nimmer tot kennis der waarheid komen", en die zich zóómaar laten „vangen".

Doch het waren de geesten allereerst van apostelen en profeten. Dergenen, die voor heel de kerk functioneeren als dragers van de eerste boodschap, en van het profetisch leergezag. De geesten van hen, van wie wij het tenslotte moeten hébben.

Die geesten waren geïnfecteerd met een dwaze, maar zeer veel beteekenende vergissing.

En wat voor een vergissing!

Ze betrof niet minder dan het gesprek tusschen den Meester en Simon Petrus; het gesprek, waarin deze zijn ambt herkreeg, wi waarover eeuwen lang de christenen zouden redmeeren, al of niet „pausgezind".

En wat voor een vergissing! '^

Ze betrof de waardeering van een persoon. Dat Simon het ambt herkreeg, dat was het ééne wonder. Een schikking, waaronder heel de kring zich had te buigen. Maar nu treedt naast die ééne mirakuleuze figuur de tweede; van Johannes gaat het gerucht: deze discipel sterft niet

Wat voor een vergissing!

Ze zet een persoon in het centrum der belangstelling, en weeft om hem een aureool: een doodsgevaar voor de kerk. Ze gaat uit van de gedachte, dat de wederkomst van Christus te wachten is binnen een wel zeer afzienbaren tijd, een tijd, dien men ongeveer kan berekenen; een tweede doodsgevaar voor de kerk. Ze werkt het eschatologisch enthousiasme in de hand; een derde doodsgevaar voor de kerk.

En die discipelenkring... Heeten de apostelen niet de „ooren" van de kerk? Zij moeten in onze plaats hooren, dat Jezus Christus leeft. Maar als nu uit dien kring der injiemsten een gerucht de kerk binnendringt, dat van Christus' verheerlijkt leven in den hemel, voor wat zijn beëindiging der huidige phase betreft, een toekomstbeeld ontwerpt, dat straks met de feiten onvereenigbaar bUjkt, dan krijgt men den indruk, dat die „ooren" van de kerk toch niet al te scherp hebben gehoord.

Ja, het is wel schamel. Laat ons er geen franje omhangen: we ruiken hier .een aroma, dat vandaag zijdeüngs herinneringen wakker roept aan Pepusa, aan Jozef Smith, aan Russellisten, aan „Jehova's getuigen".

* * * En zoo is het juist goed. Want zoo leert de kerk van alle personalisme af te zien, nadat ze in den aanvang er bitter door teleurgesteld is. Zoo leert ze zelfs de apostelen, die getuigen van Jezus Christus toetsen, of ze aan het WOORD conform zijn. Zelfs die apostelen mogen alleen inzóóverre als „ooren" van de kerk vertrouwd worden, als hetgeen zij gehoord hebben met het geschreven Woord zich laat verbinden. Gaan ze daar boven uit, dan wordt hun „gezag" meteen openlijk te schande gemaakt.

En zoo heeft God de kerk bij haar eerste schreden toch door schade en schande heen opgevoed.. Hij heeft ze de harde, maar nuttige les geleerd: dat een kerk, die zelfs het geluigenis van den Heiligen Geest nergens zal mogen aanwezig noemen, dan waar het den inhoud van het WOORD aan de conscientie aandringt, en zich als geestesgetuigenis met het Woord laat rechtvaardigen; dat zoo'n kerk zelfs nog die ambtsdragers, die een ambt-voor-éénkeër hebben bediend, het apostelambt, heeft te vertrouwen niet OMDAT ze zulke prachtige personen zijn, doch voorzoover ook zij zich niet het Woord tot de kerk richten. Ze mogen den canon van het Woord verder uitbouwen; maar ook het Nieuwe Testament vermaant, geen nieuwe letter te schrijven, die niet aan de oude, reeds bestaande, zich laat meten, en daarin verborgen lag. En wat het leergezag der apostelen betreft: ook dat gezag rust niet in hun persoon, zie maar hoe die zich kan vergaloppeeren, maar het ligt in de overeenstemming van hun „nieuwe" boodschap met de oude, die van 't Oude 'Testament.

Alleen een' kerk, die zich van alle personaUsme weet genezen, kan straks een eerepalm reiken aan dien apostel, die den Meester nooit gezien heeft, dan toen hem de oogen werden verblind... 't was op de route naar Damascus. Die man zou zelf daarna gaan zeggen, dat de reeks van Christus' verschijningen werd afgesloten, toen Hij aan hem verscheen. En hijzelf, wat was hij er dan voor één? Een ontijdig geborene, zoo zegt hij zelf.

Alle roem is uitgesloten, dat geldt ook voor het leergezag der apostelen en profeten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1946

De Reformatie | 8 Pagina's