GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INDRUKKEN VAN DE SYNODE, V.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INDRUKKEN VAN DE SYNODE, V.

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

. De kwestie der „samenspreking", vervolg.

In ons nummer van verleden week gaven we eenige opmerkingen ten beste over het verzoek dat van synodocratische zijde tot onze synode kwam, inhoudende de vraag of we bereid waren in zulk een samenspreking toe te stemmen.

Het is noodig, gelooven we, nog enkele opmerkingen daaraan toe te voegen.

Want er zijn nog, meer kanten aan dit „vraagstuk", dan wij verleden week lieten zien. .

Zoo is b.v. allerminst onzakehjk - de vraag, onder welke vóóronderstellingen, en op welken grondslag een samenspreking, als door de synode-Duursema ontworpen, zou dienen en vermogen te geschieden.

Wat het eerste punt betreft: blijkens den brief van den scriba n der synode-Duursema wil men ons daar begroeten als „weleerwaarde en eerwaarde broeders"; zóó althans is daar de'aanspraak. De vraag dringt zich op: met welk recht kan men deze benoemingswijz© verantwoorden voor God, indien men tevens, gelijk geschiedt, tegehjkertijd afkondigt, dat de bezwaren, ingebracht tegen de schorsing 'of afzetting of wering uit het ambt van broeders, die onze kerken niettemin als ambtsdragers erkenden of ontvingen, door de dusgenaamde appél-synode-Duursema ongegrond bevonden, en mitsdien alle op hen toegepaste „tuchtmaatregelen" in feite gehandhaafd zijn? Een candidaat, die wettig beroepen was door één der kerken (Noordeloos, ) en die dit beroep had aangenomen voor Gods aangezicht, moest ondervinden, dat tengevolge van het hem betreffende besluit der synode-Berkouwer dit beroep werd geannuleerd. De kerk van Bergschenhoek, die hij destijds als hulpprediker diende, en die hem het preekconsent niet afnam, werd buiten het verband geplaatst. En is hij nu ineens een wettig ainbtsdrager en broeder in den Heere? Nadat hij met zijn kerkeraad is voortgegaan op een pad, dat de synode- Berkouwer voor Gods aangezicht als diep-zondig heeft gebrandmerkt? Wat is er gebeurd, dat deze buiten het verband geplaatste kerk, met dit haar lid, nu ineens als broederlijke gemeenschap erkend wordt? De afgezette hoogieeraar, officieel als „weledele" heer achtergelaten door de synode- Berkouwer, hoe is hij nu ineens weer „weleerwaard" geworden, nadat hij zich volgens den gedachtengang der uitstootende synodes heeft verhard in 't bitterste kwaad? Gij allen, die meerendeels geschorst, en dus bij verharding eerloos bij de wereld en in de kerk der afsnijding waardig zijt bevonden, hoe zijt ge nu ineens weleerwaarde en eerwaarde broeders? Wat is er geschied?

Wij vragen zulks niet, om bitter te zijn, maar wel, omdat wij ernstig willen zien handelen met privileges en mandaten der kerk. De tucht der kerk is een privilege, tevens een mandaat, van God haar verleend. Eén van beide nu: die tucht was niet doordacht, óf die aanspraak als broeders is het niet. Maar dat die tucht ondoordacht was, dat werpt, we wezen het reeds aan, de synode-' Duursema verre van zich. We kunnen niet anders zien, dan dat in dat geval de titulatuur niet ernstig is bedoeld. Confereeren kan men ook met zijn felste tegenstanders, mits ovet en weer de standpunten klaar omschreven zijn. Niet, als de conferentie dienen moet, om de grondvragen bij voorbaat uit te schakelen.

De moeilijkheden worden grooter nog, als we, voor wat betreft het tweede punt, vragen naar den grondslag, waarop men met onze deputaten wil samenspreken. Het besluit der synode-Duursema drukt zich dienaangaande aldus uit: dat „op de basis van de H. Schrift en de Drie FormulierenWan Eenigheid" de samenspreking zal hebben te geschieden. Op zichzelf is dit een gedachte, die ons tot op zekere hoogte en in andere verhoudingen wel zou kunnen toespreken. Immers, wij zouden onzerzijds door in zulke samenspreking toe te stemmen, nog geenszins onze overtuiging hebben verloochend, dat de synodes- Berkouwer en - Duursema in feite den eeuwenouden grondslag van het verband van De Gereformeerde Kerken in Nederland hebben veranderd, noch ook hen verloochenen, ' die betoogd hebben, dat deze synodes met haar nieuwe leeruitspraken zijn ingegaan tégen, hetgeen reeds confessioneel was vastgelegd. Omgekeerd zouden we evenmin de deputa7 ten der synode-Duursema willen pressen tot de erkenning, dat zij, door een samenspreking' met ons op de basis der drie formulieren mogelijk te achten, • de facto ons als op die basis werkelijk staande respecteeren.- Het is dan ook iets anders, dat ons in dit verband bevreemdt, en, juist uit een oogpunt van eenheidsstreven, bedroeft. We vragen: indien men ^erkelijk onder den diepen indruk van den nood en de zonde der verdeeldheid wil trachten naar herstel der kerkelijke eenheid, ook met ons. Waarom heeft men dan niet tevoren als synode de leer-inhouden, waai-aan men ons allen alzoo stren-

gelijk gebonden heeft, en de kerkrechtelijke theorieën en practijken, waarmee men ons uitgestooten heeft, althans disputabel gesteld? Of, waeirom niet voor het minst haar gelaten voor wat ze waren, althans tot NA een eventueele samenspreking met ons? En intussehen zich gewacht voor het doen van nieuwe uitspraken of voor expresse bevestiging van de vroegere? Men wil samenspreken op de basis van de drie formulieren; maar de sjoiode-Düursema heeft, alvorens een samenspreking te verzoeken, een 'nieuwe „verklaring" of „uitspraak" of „eenvoudige uitspraak des geloofs" afgelegd, die naar haar zeggen „als kerkelijke leeruitspraak, gedaan op grond van Schrift en belijdenis, uiteraard bindend gezag heeft". Wij weten dus, dat de deputaten dezer synode gebonden zijn aan deze nieuwe verklaring, die zij zelf zien staan op de basis van Schrift en belijdenis, en waarin, naar eigen vérklaring, der synode-Duursema, de zakelijke inhoud der door velen onzer bestreden en door ons allen als bindend afgewezen uitspraken van 1905—1942 wordt teruggevonden als in overeenstemming met Schrift en belijdenis. Op de basis van Schrift en belijdenis ziet zij dus nog steeds staan de oude verklaring, en ook de nieuwe; terwijl zij bovendien als z.g. appél-synode uitdrukkelijk van dit haar gevoelen proclamatie deed, en haar deputaten daaraan bond.

Nu één van beide: de synode-Duursema acht haar uitspraken van 1905—1942 ^isputabel als „leeruitspraak ter verklaring en bevestiging der belijdenis", óf zij acht dit n i e t.

Zou zij het eerste gedaan hebben, dan blijft de vraag te stellen, waarom zij dan niet wachtte op de beantwoording onzerzijds van haar tot ons gekomen vraag inzake- een samenspreking. Zij zou daarmee getoond hebben, dat zij ernst maakte althans met de mogelijkheid, dat onze deputaten en straks een sjoiode, een serieuze bijdrage zouden kunnen leveren ter correctie van wat ginds tot nu toe was geleerd, en gehandhaafd tot in de smartelijke consequenties van schorsing en afzetting toe. In dat geval zou deze synode-onze deputaten welgemeend en vriendelijk hebben uitgenoodigd als mogelijkerwijze in- staat, alsnog het licht te doen schijnen, dat de synode-Berkouwer in 1942-1943- 1944 geenszins ons toestond te laten schijnen. Doch de feiten wijzen uit, dat zij op ons antwoord ter zake van de samenspreking over wat „ons scheidt" geen oogenblik gewacht heeft; dat' zij derhalve, wederom aan den door haar bevestigden inhoud van 1905—1942 de conscientiën bindende, openlijk verklaart, dat haars inziens onze eventueel aan te wijzen deputaten toch geen nieuw licht kunnen ontsteken. Hoe zou ze anders binden? Daarmee is dus vervallen de mogelijkheid, dat zij haar uitspraken van 1905—1942 inderdaad disputabel zou achten.

Maar dan komt de vraag: welken zin heeft de samenspreking dan nog? In haar mond beteekent „samenspreking op de basis» van Schrift en belijdenis" niets anders dan samenspreking op de basis van 1905—1942, inclusief de in 1946 bevestigde stellijig, dat wie de bekende uitspraak inzake de veronderstelde wedergeboorte afwijst, strijdt tegen de confessie. De jongste uitspraken van deze zelfde synode-Duursema hebben in feite een samenspreking, ingericht volgens het recept der uitnoodigende partij, voor de andere zinloos gemaakt. Het eenige effpct zou slechts zijn, dat men door den voorslag te doen, de vrijmaking, d.vir.z. de bekeering, nog verder tegenhield.

Ook op de buitenlandsche kerken, inzooverre de synode-Duursema daarnjee contact zoekt, valt te letten. In het niet ter kennis onzer synodes gebrachte deel van het desbetreffende besluit dér synode-Duursema komt onder IV ook nog dit voor :

De Synode besluit voorts: aan haar afgevaardigden naar kie internationale S3Tiode, dezen zomer . te houden in Arnerika, op te dragen, advies te vragen inzake onze kerkelijke moeilijkheden, voor zoover deze moeilijkheden dan nog niet opgelost mochten zijn.

Hieruit ^blijkt, dat de synode-Duursema het niet onmogelijk noemt, dat reeds vóór den aanvang der •.internationale synode", die „dezen zomer" hoopt saam te komen, de moeilijkheden voor een deel zullen opgelost zijn. Hoe ze zich deze meening vormen kon, verstaan we niet; ze wist dat onze synode eerst tegen het eind van April zou samenkomen, en dat dus een antwoord op haar vraag pas in Mei of Juni tegemoet te zien zou zijn. Indien evenwel de door de afgevaardigden naar deze oecumenische synode te geven informaties even onvolledig en onzakelijk zijn als tot nu toe het geval Week te zijn, ook nog in den tekst van jiet onderhavige besluit der syndde- '^uursema zelf, zal van deze z.g. oecumenische synode niet veel goeds te wachten zijn, nu onze stem aldaar niet vernomen wordt. Het komt ons trouwens voor, dat juist met het oog 'op deze z.g. oecumenische syAode, de grootste voorzichtigheid ons geboden blijft ter zake van de opgeworpen idee eener niet-schriftelijke opneming van contact.

In het algemeen gesproken reeds dient heel deze figuur eener z.g. oecumenische synode door ons met eénige reserve te worden bezien. Reeds in 1939 was daarvan sprake; in een der aanvangszittingen der toen saamgekomen synode van Sneek is een poging gewaagd, deze zaak, hoewel ze in de kerken zelf nauwelijks ter sprake gekomen was, en nog door geen enkele synodale commissie van advies ook maar even besproken was, tot beslissing te brengen zonder eenige genoegzame voorbereiding, en dit bloot en alleen onder beroep op het feit, dat enkele buitenlandsche afgevaardigden genoopt waren, naar hun land terug te keeren, en men gaarne vóór hun vertrek de zaak geregeld wilde zien. Toch waren en bleven er in betrekking tot deze materie genoeg onbeantwoorde vragen, b.v.: met welk recht en vooral met welke consequenties men hier den naam. „synode" kon gebruiken; welke kerken haar zouden samenroepen, en krachtens welk mandaat; welke kerken al dan niet te inviteeren zouden zijn volgens een vasten en daarbij redelijken maatstaf; en zoo meer. Maar thans, nadat men ons uitgeworpen heeft op grond van, onze afwijzing van een formule, die men kort na die uitwerping heeft „vervangen" door een andere, hetgeen reeds aan de handhaving van die uitwerping het karakter van een goddelooze daad verleent, zal

deze z.g. oecumenische synode met des te grooter voorzichtigheid zijn aan te zien. Ook omdat zij ons kan plaatsen voor allerlei verrassingen met betrekking tot nieuwe leeiformules, waarmee men de kerken zou wiUen bezwaren, ook nopens leer-punten, ten aanzien waarvan in 1942 een laatste, maar onzerzijds afgewezen poging gewaagd is, de kerken aan bepaalde uitspraken te binden. Blijkens berichten, b.v. in de zuid-afrikaansehe pers, zal deze dusgenaamde synode , die veel weg heeft van een calvinistehcongTes, (en misschien samenhangt met een volgens amerikaansche berichten overwogen stichting van een soort van gereformeerde universiteit? ) o.a. zich bezig houden met problemen alg b.v. de „gemeene gratie", en samenhangende. Wij wijzen in dit verband erop, dat de uitspraken van 1942 ook inzake de dusgenaamde , , gemeene gratie" enkele sententies bevatten, die bezwaar ontmoetten •fran de zijde van ambtsdragers, die wij in volle rechten erkennen; bezwaren, waarop het bekende Prae-advies wel een en ander gezegd heeft, doch die daardoor geenszins zijn weerlegd. We wijzen erop, dat. aangezien de binding aan deze uitspraken van 1942 in" haar geheel door onze kerken bliikens het bovengezegde verworpen werd, wij aan deze uitspraken ons in .sreen enkel opzicht gebonden achten. De publieke discussies van den laatsten tijd mogen zich voomameliik hebben bezig gehouden met de zaak van de onderstelde wedergeboorte, den doop, etc, toch blijft waakzaamheid ten aanzien van de andere punten van '42 steeds evenzeer sreboden. Gezien nu de lichtvaardige •wijze, waaron de buitenlandsche pers de synodocratische „voorlichting" critiekloos overneemt, zal het geringe moeite kosten, een z.g. oecumenische synode inzake het gemeene-gratie-probleem uitspraken te doen vaststellen, die bij ons geen instemming zullen vinden. Met ons k a n in Nederland vóór den zomer niet serieus gehandeld worden, wat men ginds natuurliik ter dege beseft, en in Amerika zal met de Prot. Ref. Church (ds Hoeksema) allicht evenmin serieus gesproken zijn vóór de oecumenische synode. en laat dus_ gereformeerden van de naaste omgeving buiten staan, al noemt men hén , .broeders". En vratAsai straks, alë er nieuwe uitspraken liggen? Ratificatie van synodebesluiten verklg, artj de synode-Berkouwer een ongereformeerde praxis. Al blijkt een uid-afrikaansch auteur in dezen anders te denken, het staat nog te bezien, of niet in Nederland, waar en het woord „s.ynode" ter typeering der - beoelde internationale bijeenkomst gewettigd acht, al worden volgehouden, dat afzonderlijke ratifiatie door de nationale synodes, en kerken, van e besluiten der z.g. oecumenische synode, uitgeloten moet geacht worden, dat ze dus ipso facto inden totdat ze mochten zijn herroepen.

Stel nu eens, dat we inzake wedergeboorte, doop, etc. fot overeenstemming kwamen (waar overigens nog niets van te zien is) zou dan niet aanstonds nieuwe ellende het gevolg kunnen zijn? Een ellende, waarbij het doorstane leed nog maar spel zou zijn? En waartegenover verweer, na aanvankelijk argelooze reactie op het verzoek tot samenspreking in landelijk verband nog des te moeilijker zou zijn ? De ter synode rapporteerende Commissie meende hier een waarschuwend woord niet te mogen achterwege laten. Letten we op de ondeskundige wijze, waarop de buitenlandsche pers zich uitspreekt over „hetgeen ons scheidt", en letten we ook — bij wijze van voorbeeld — op de afvaardiging naar deze oecumenische synode, waar prof. dr H. G. Stoker de zuid-afrikaansche kerken zal vertegenwoordigen, dan is in de lijn van de zonderlinge denkbeelden, die in de laatste jaren op kerkelijk gebied zijn verkondigd ter zake van ratificatie der besluiten, of van de binding, of van de „gemeene gratie" (waar een gereformeerde synode- zich inspant een door de remonstranten gekozen qualificatie van scheppingsgaven te beschermen) allerlei ondoordachts en onrijps te v/achten. Prof. Stoker's boek, „Die Stryd om die Ordes" geeft van het nationaal socialisnie onderscheidene waardeeringsoordeelen, die zich in geenen deele rijmen laten met de uitspraken der synode van Amsterdam 1936 inzake de Nationaal Socialistische Beweging. Wij hooren hem verzekeren, dat de Calvinisten in Holland sterk en kras anti-nationaal-socialistisch optreden, terwijl de Calvinist in Zuid-Afrika verplicht is, om „hier skyn-nasionaal-socialisties op te tree" (271). Een en ander dan vanwege de pendel-beweging der geschiedenis; een uit de evolutionistische school overgenomen begrip, dat onlangs opdook óók in de officieele litteratuur der Stichting „Horizon".. (Stoker, blz. 271).

Bedenkt men, dat Stoker's boek is uitgegeven door „die Calvyn Jubileum Boekefonds", administratief Bureau van de Gereformeerde Kerk, Molenstraat, Potchefstroom, dan komt onwillekeurig de herinnering boven aan de antvroorden, die de eerste door de sjoiode-Berkouwer geschorste ambtsdrager gaf op de vijf hem gestelde categorische vragen. Hij wees daarin op het onloochenbare, en sinds-' dien uit recente litteratuur bevestigde feit, dat er in de kringen, die ons uitstootten, figuren zijn, die ongehinderd zich openlijk verzetten tegen de besluiten der amsterdamsche synode inzake de N. S. B., terwijl zijzelf, benevens de hén protegeerende synode, schorsen en uitwerpen de mannen, die tegen de besluiten der Sneaker-synode e.v. op iDescheiden wijze en met behoud van den , , kerkeUjken weg" bezwaren inbrachten. Waar zulke figuren de leiding nemen in een „oecumenische synode", en dit in een periode, die ons van de beraadslaging uitsloot, daar is te vreezen, dat allerlei besluiten en uitspraken gedaan of voorbereid worden, die de kerken belasten met nieuwe ideologieën, waaraan ze gebonden zouden zijn; en daarom is het goed, eraan te herinneren, dat onze Groningsche synode nog maar enkele dagen geleden heeft uitgesproken, dat de kerken ten aanzien van de in 1905 (wij voegen er aan toe: en in 1942) aangeroerde punten , , genoeg heb, ben aan de Heilige Schriften de Drie Formulieren van Eenigh e i d". Wij wijzen erop, dat dit ook geldt van de nog steeds de synodocratische kerken bindende uitspraken van 1942 betreffende de dusgenaamde „gemeene gratie" en dergelijke, en hopen, terwijl we deze regelen schrijven, dat onze synode zich wapenen zal tegen de verzoeking, öm de vrijheid, die zij pas herwonnen heeft, niet wederom prijs te geven door op onbedachtzame vsajze te gaan samenspreken met deputaten der synode-Duursema, die in dezelfde periode, waarin ze met ons eventueel zouden samenkomen, ook invloed oefenen niet alleen op onze kerkeraden, maar ook op buitenlandsche kerken, en via deze straks ook weer op de schapen van Christus' kudde hier in deze landen.

Wij hebben het isolement niet gezocht. God weet het; wij willen het ook niet eigenwillig vasthouden. Maar, wie weet, of niet God onze van zondige bindingen vrijgemaakte en deswege door aeatarisch drijven in het isolement gedrongen kerken gebruiken wil, om tegenover zooveel afval, als in synthesezucht en hiërarchie en scholasticisme aan het licht trad en treedt, weer de vaan van de ongerepte b e 1 ij d e n i s hoog te houden, en dit in open uitzicht naar allerlei levensgebied ? De ons opgedrongen worsteling is nog niet geëindigd; ' zij begint nog maar nauwelijks. Wij mogen de oogen niet sluiten voor het tendentieus-exclusivistisch contact, dat men met het buitenland reeds hééft gelegd, voordat men diegenen uitwierp, die tegen Calvinistenbondssynthese reeds lang geleden hebbeu moeten optreden, ter bestrijding van een immer voortschrijdende verflauwing der grenzen.

Hetgeen hierboven werd opgemerkt, schijnt ons, voor wat het vlak hiervóór gezegde aangaat, te manen tot voorgichtigheid; in de door de synode te nemen conclusies zou daarom dit element naar, onze meening niet expressie verbis behoeven te worden opgenomen, al zal het wèl onze aandacht moeten hebben. Maar overigens wil het hierboven gezegde het pleit voeren voor onze op dit pimt nu conclusie nemende overtuiging, dat aanvaarding der door de synode-Duursema tot ons gekomen uitnoodiging naar den tekst van het desbetreffende besluit dezer syodq zelf ongeoorloofd is, onschriftuurlijk, schadelijk, zinloos. —

Intussehen meenen we, dat het niet goed ware, indien hiermee volstaan zou worden. Een bloot negatief antwoord op den brief der deputaten van de synode-Duursema schijnt ns evenmin - geoorloofd als' een naïef-positief. Ter

adstructie van dit gevoelen wijzen we op het navolgende:

Ie. De openbare grove zonden, waaraan de synodes-Berkouwer en - Duursema zich hebben schuldig gemaakt, ontslaan ons niet van de roeping, waar mogelijk, te getuigen voor het recht en de waarheid Gods ook tegenover haar opvolgster, an tegenover wie zich door haar laten gezeggen. Tot hen allen laten wij terecht de opwekking tot betoon van gehoorzaamheid in vrijmaking uitgaan. Ook al zijn zij niet te verontschuldigen, indien zij van hetgeen „ons scheidt" geen zuivere voorstelling hebben, toch mogen wij niet vergeten, dat hun terzake van het verwerven der in dezen noodige kennis velerlei hinder geschiedt. Ook nog door het feit der uitnoodiging, zóóals ze is. Een bloot negatief antwoord op het verzoek der synode-Duursema zou hen prijsgeven aan verderen hinder, welks veroorzakers niet zouden schromen, een tenslotte enkel negatief antwoord anders uit te leggen, dan onze verantwoording zelve het zou verlangen.

2e. Ook tegenover onze eigen kerken en leden hebben wij in dezen een roeping. Reeds wezen we op de dubbele opdracht, die de synode-Duursema aan haar deputaten-voor-samenspreking gaf; niet alleen met eventueel door onze synode te benoemen deputaten, doch ook met synodocratische kerkeraden zullen zij hebben te handelen, met effect 'op onze eigen leden. Wij mogen de kans, die ons misschien geboden wordt, om tegenover deze kwade beïnvloeding, die de daad der gehoorzaamheid hetzij achteraf in twijfel zou kunnen doen trekken, hetzij uitstellen en anderszins tegenstaan, iets goeds te plaatsen, niet onbenut laten.

3e. Hetzelfde geldt ten aanzien van de buitenlandsche kerken. Ze hebben te weten, dat en waarom wij praetendeeren de aloude Gereformeerde Kerken te zijn, ook al blijkt het, dat zij, zonder ons te hooren, een „synode" gaan beleggen met wie aan karakter en gro.ndslag en samenlevingsaccoord of - regel van De Gereformeerde Kerken in Nederland ontrouw geworden zijn. Zouden we haar in een eventueel schriftelijk onderhouden contact met de deputaten der synode- Duursema laten medeleven, dan wordt tegelijk voldaan aan den toch reeds onder ons erkenden plicht, tegenover de buitenlandsche kqrken uiteen te zetten, welke oorzaken en redenen er zijn voor de voortzetting van het leven der Gereformeerde Kerken op den onveranderden grondslag, en op welke wijze het óók met haar verbroken contact (verbroken, blijkens haar in synode sajnenkomen met wie de accoorden schonden) kan worden hersteld. •

4e. In de vergaderingen van de rapporteerende commissie is breed gesproken over de opgeworpen vraag, of 't wel zin heeft, op eenigerlei wijze alsnog contact te onderhouden met wie ons de ambtelijke eere roofden. Met name de in ons vorig niimmer vermelde brief van den kerkeraad van Breda gaf tot zulke bespreking aanleiding. Gezegde kerkeraad blijkt daarin van oordeel, dat een kerkelijke samenspreking tot herstel der eenheid, als werd gevraagd, in dit geval niet kan en mag plaats hebben; en laat ons omtrent de draagwijdte dezer afwijzing niet in /het onzekere, als hij herinnert aan het Schriftwoord: „verwerp een ketterschen mensch na de eerste en tweede vermaning" (Titus 3 : 1, 11), en: „Wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid? " (2 Cor. 6 : 14r-18).

De rapporteerende commissie meende, dat in Titus 3 gezien wordt op dwalingen en beroeringen in de gemeente; zij daarentegen opperde het denkbeeld van een mogelijk ook terechtwijzend woord tot wie thans „buiten" zijn gaan staan. En in 2 Cor. 6 wordt de kerk vermaand, een geloovige niet te plaatsen onder één juk met een ongeloovige, zooals onder Israël het verboden was, een os en een ezel samen voor éénzelfden ploeg te spannen. Maar indien een correspondentie geopend wordt, die het recht des Heeren trouw bedient, is hiervan geen sprake, en kan gehoopt worden op deze vrucht, dat geloovigen, die nu nog eenzelfden ploeg trekken met wie ons uitwierpen, ophouden met dit door Paulus veroordeeld bedrijf. Het is maar de vraag, wat eventueel onzerz\ids in een schriftelijke ontmoeting of anderzins gezegd zou worden tot de deputaten der synode-Duursema. En, wordt in denzelfden brief uit Breda herinnerd aan het Schriftwoord, dat" ons verbiedt, het heilige te werpen voor de honden, dan geldt in het algemeen — ongeacht de parallel die hier getrokken wordt— dat daarnaast een evangelisch bericht staat inzake de „kruimkens" die den honden toevallen; en blijft overigens met Calvijns opmerking te rekenen, die van oordeel is, dat onder , .honden" verstaan moet worden diegenen die voor geen enkele medicijn toegankelijk zijn. En wie zal dit tevoren bepalen, zoolang niet definitief gebleken is, dat zulk een toestand, generaal gesproken, aanwezig is?

5e. Juist deze laatste vraag was het, die de rapporteerende commissie noopte tot de opmerking, dat wij ons geheel en al hebben los te maken van alle speculatie over mogelijkheid dan wel Onmoge­ lijkheid van aan een ontmoeting met wie ons uitwierpen verbonden zegen. Deze dingen liggen in Gods hand. Voor ons zelf is het niet zonder beteekenis, dat de apostel Paulus „groote droefheid" had vanwege zijn broederen, zijn verwanten - naar het vleesch, die eens met hem tot denzelfden bondskring behoord hadden, maar opgehouden hadden, zijn geestelijke broeders te zijn (Rom. 9:2, 3); doch dat diezelfde apostel, die niet schroomt in bepaalde polemische relatie, ter zake van de door Joden en Judaïsten betwiste vrijheid, dan wel gebondenheid der kerk, van „honden" en van „versnijding" te spreken, (Filipp. 3:2), toch er naar jaagt, sommigen uit zijn ontrouwe broeders tot jaloerschheid te verwekken (Rom. 11 : 14). Dat Christus ons een geopende deur hier gegeven HEEFT, zooals eens aan de kerk van Filadelphia (Openb. 3:8) staat voor ons in geenen deele vast. Wel staat vast, dat de gemeente die „geopende deur" te gebruiken had om het Woord Gods doortocht te verleenen ook tot tegenstanders, van wie er overweldigd zouden worden. Ook, dat om zulk een geopende deur gebeden worden moet. Col. 4 : 3. Bij zulk een gebed heeft zich dan de daad te voegen.

Al wat zooeven werd opgemerkt, leidde bedoelde commissie tot het advies, dat in positieven zin zou worden gereageerd op het verzoek der synode-Duursema.

Toen restte haar nog de vraag, op welke w ij z e zulke positieve reactie mogelijk zou zijn, met vermijding van de tevoren aangewezen gevaren die we zouden beloopen ingeval van critieklooze aanvaarding der idee eener samenspreking. Dienaangaande viel h.i. dit te zeggen:

A. Toezending van een copie van het inzake de onderhavige materie uitgebrachte rapport zou aan de deputaten der synode-Duursema moeten duidelijk maken, welke onoverkomenlijke bezwaren er dezerzijds bestaan tegen inwilliging van hun verzoek op de door hun synode zelf daarvoor aangegeven w^jze. Daarnaast zou onzerzijds in terugslag op wat van gindsche zijde werd gevraagd, bericht kunnen worden, dat onze synode berSid gebleken is, deputaten aan te wijzen, die gemachtigd zijn met de andere contact te openen naar onzerzijds aangegeven sche-. ma, voor wat wijze en th9nia der ontmoeting betreft.

B. Wat de w ij z e aangaat, zal de gedachtenwisseling voorshands alleen schriftelijk en publiek mogen geschieden. Zóó alleen kan — aldus de commissie — tegenover de geloovigen binnen en buiten onze kerken, en tegenover de tot medeleven en gebed, mede ter voorbereiding eventueel van een volgende synode, geroepen kerken, de hierboven omschreven roeping worden opgevolgd, en zullen de aangewezen gevaren worden bezworen. Zoo ook zal, zoover, het aan ons ligt, aan de mandaten der gindsche deputaten alle onschuld worden ontnomen. Teneinde het meeleven der kerken, dat toch al zoo hard noodig is, zooveel mogelijk te bevorderen, worde — aldus het rapport — als voorwaarde gesteld, dat de te voeren correspondentie beiderzijds in haar geheel worde gepubliceerd in de kerkelijke pers, en in de kerkelijke archieven, met name ook der respectieve synodes, worde gedeponeerd. Tevens, dat aan de buitenlandsche kerken telkens een afschrift worde toegezonden.

C. Wat betreft het thema worde — aldus wederom het rapport — vastgesteld, dat dit in eerster instantie zal zijn datgene, wat ons werkelijk scheidt. Onzerzijds worde aanstonds een getuigenis gepubliceerd, dat in de kardinale vraagpunten de lijnen trekt zóó, als ze ons recht dunken te zijn.

D. Reeds ettelijke malen heeft de synode- Berkouwer, alsmede de synode-Duursema, door voortdurend de aandacht te spannen op toekomstige mogelijkheden van revisie, en dat in aangelegenheden, die ze aanvankelijk in verbijsterend snel tempd had afgehandeld, en waarvan ze verklaard had, dat de zaken „nu wel haar beslag gekegen hadden", de bezwaarden van vrijmaking afgehouden. Misschien is zelfs daarna, voor wat de synode-Duursema betreft, de aan-de-orde-stelling eener samenspreking factisch wel één der krachtigste remmen voor het werk der vrijmaking. Met dit feit zal gerekend moeten worden; wij mogen onzerzijds niet mede oorzaak er van worden, dat velen nog langer leven in zonde; dat zij almaar uitstellen de hoognoodige daad van herstel der gebroken gemeenschap met de kerk van B^rgschenhoek, en met de uitgeworpen ambtsdragers; dat ze maar niet komen tot afwerping van een hiërarchisch jiik, dat ons ten eenenmale gehaat en gevloekt moest zijn; en dat ze blijven participeeren aan roepende zonden in verkrachting der K.O., en dat ze trouwbreuk plegen, daarin, dat zij besluiten wél uitvoeren, waarvan bewezen is dat ze strijden tegen Schrift en Kerkenordening; de verbondsafspraak der' in verband getreden kerken immers luidde, dat men zulke besluiten nie^ ou uitvoeren. Teneinde in dit opzicht waakzaamheid te betoonen, zou het naar het oordeel der rapporteerende commissie aanbeveling verdienen, indien het hierboven bedoelde getuigenis werd opgesteld door de aan te wijzen deputaten in samenwerking met de tot dit doel gedeputeerde leden van het thans zittende moderamen, en zich in inhoud en opzet bewust richtte tot de bezwaarden, die niet komen tot vrijmaking, welke toch de kortste weg is tot genezing van wat ginds krank is in den wortel.

Overige wenschen in dezen gaf de commissie wel aan in de voor te stellen conclusies; zij spreken voor zichzelf en behoeven hier niet afzonderlijk te orden besproken.

In antwoord op de in den aanvang vermelde missives zou de synode naar het oordeel der commissie aan adressanten een afschrift van dit rapport kunnen doen toekomen; zij vinden daarin dan de gronden aangegeven, waarom, en in hoeverre, op hun verlangens al of niet wordt ingegaan.

Hiermee besluiten we ons verhaal. Welke conclusies aangenomen zijn, vinden de lezers wel fzonderlijk vermeld.

Algemeene instemming inzake de kwestie der samenspreking.

De zwarte Donderdag van 1936 is door een witten Donderdag van 1946 in beginsel overwonnen, althans voor wat ons betreft. Op dien eersten Donderdag begon in Amsterdam de eerste aanval dergenen, die een bepaalde theologische richting, die zij met argumenten niet op zij konden dringen, gingen bestoken via de altijd zich aan gemoedelijkheden gauw prijsgevende kerk. En op den tweeden — verleden week — was er een generale synode, die na rijpe en mooie bespreking van een rapport, namens Commissie II door ondergeteekende uitgebracht, met algemeene. stemmen aannam de conclusies, die onze lezers elders in ons blad aantreffen en welke synode daarmee aan de synodocraten de gelegenheid bood, nu eindeUjk ten overstaan van die door hen er in betrokken kerken ter zake te komen. We hebben over de onderhavige kwestie zelf- reeds een en ander opgemerkt, in hoofdzaak ontleend aan het ter synode uitgebrachte rapport en kunnen ons dus onthouden van verdere be­

schouwingen.

RECTIFICATIE.

In onze adreslijst van candidaten, vorige week opgenomen onder Kerkelijk leven, is het adres te Kampen en het vaoantie-adres van den heer K. Brüning beide gelijk, n.l. Oudestraat 173 (Groninger Toren), Kampen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

INDRUKKEN VAN DE SYNODE, V.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's