BIJ UW KOMST.
Wanneer Gij straks tot ons zult [wederkomen, en ons met hunk'ring immer~ivachtend vindt, zal 't herfstlichi dan vergrijzen rond de [bomen, of wuiven nog de halmen in de wind?
Ik weet, dat al wat nauw'lijks is ontloken, zich dan tot rijpen plotseling ontvouwt. En al wat welig reeds was uitgebroken, zijn bloeisels tot in eeuwigheid behoudt.
En 't kille graf zal niet meer toebehoren _ wat voor de fielle stormen was gezwijcht. Maar wat gebroken lag en scheen verloren zal eind'loos bloeien voor Uw aangezicht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1946
De Reformatie | 8 Pagina's