GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE ONTDOKEN SCHULDVRAAG DEN KERKMOORD. 1) VAN

Brachten wij een vorig maal aan het licht, hetgeen de Acta der 'Synode 1943-'45 aangaande de kerk van Bergsohenlioek verzviregen, — thans valt tegen dien achtergrond des te scherper licht op hetgeen zij dienaangaande vermelden.

Wat namelijk de „zaak" betreffende de kerk te Bergscheiüioek aangaat, wèl wordt in deze „Acta" de a a n v a n g der (eigenmachtige) synodale behandeling vermeld (benoeming deputaten ter terechtwijzing en voorlichting, art. 383, 17 Maart 1944, vgl. 361, 16 Maart 1944) — en daarna vindt men in art. 549, sub 33 (zitting 8 Aug. 1945) melding gemaakt van „ingekomen stukken" van een aantal kerkeraden, waaronder die te Bergschenhoek, meldende „dat zij hüt verband met de gereformeerde kerken verbroken hebbe n", welke stukken de synode volgens art. 583 sub a, e.v. besluit „voor kennisgeving aan te ne m e n"!

Waar dit zwart op wit in de publieke Acta staat gedrukt, terwijl verder de heele „procedure" verzwegen werd, moet deze nadrukkelijke en bhjkbaar opzettelijk geformuleerde vermelding als niets minder daji een leugen worden aan de kaak gesteld. Nooit heeft de kerk van Bergschenhoek een dergelijk besluit tot verbreking van het verband met de Gereformeerde Kerken genomen, laat staan zooiets aan de synode bericht. Voor wat die kerk wèl besloten heeft, zij verwezen naar het reeds aangehaald kerkeraadsbesluit d.d. 6 en 13 Aug. 1944.

Hoe komt men dan aan zulk een „ingekomen stuk" ? Wat heeft die kerk dan wèl aan die Synode geschreven? Het archief dier kerk nazoekend, kan ik niet anders vinden dan het volgende schrijven, dat als ingekomen stuk op de bewuste vergadering (het was intusschen 8 Aug. 1945 geworden toen de Synode weer samenkwam; in de zitting van 1 Sept. 1944 — de laatste voor den „dollen Dinsdag" — zal deze 31 Aug. gedateerde brief nog niet aanwezig zijn geweest) kan en moet zijn vermeld:

Bergschenhoek, 31 Augustus 1944

Gereformeerde Kerk Bergschenhoek.

Aan de Vergadering der „Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland Utrecht 1943/'44" p/a Burgemeester Reigerstraat 1, Utrecht.

Weleerwaarde en Eerwaarde Heeren,

Uitsluitend uit overwegingen van orde deelen wij U mede,

dat de door Uw praeses aan afgevaardigden van onzen Raad den 2en Augustus 1, 1. toegezegde schrifteUjke bevestiging van een alsdan meegedeeld besluit, tot op heden — alhoewel de in dat besluit genoemde maandtermijn schier is verstreken — door ons lüet werd ontvangen,

dat wig daarentegen wel enkele gedrukte missives Uwerzijds ontvingen, waaronder een schrijven gedateerd „ 's Gravenhage, 26 Augustus 1944", door den inhoud waarvan wij met droefheid bevestigd zien dat U zelf den band der gemeenschap doorsnijdt met die kerken en geloovigen die, in hartelijke trouw aan en oprechten wederkeer tot de door U als formulieren van éénigheid aangetaste belijdenis en de door U als accoord van samenleving geschonden Kerk«iorde, Gk)de meer dan Uw vergadering en haar besluiten willen gehoorzamen,

dat wij alleen reeds daarom geenerlel zinvolle mogelijkheid noch eenigen werkelijken reden meer 2aen op Uw mondeling meegedeeld besluit tegenover U nog nader in te gaan.

Tot welke mededeeling met algemeene stemmen besloten werd door den Raad der Gereformeerde Kerk te Bergschenhoek, voor welke teekenen

w. g. L. SCHOOF, praeses.

H. J. SCHILDER w.n.*) scriba.

We willen eens nagaan, wat deze brief in dit verband te beteekenen heeft:

1) de praeses der Synode, Dr Berkouwer, had ons (Kerkeraadsdeputaten) den 2 Aug. beloofd schriftehjke toezending van het Synodebesluit volgens hetwelk aan Bergschenhoek „een maand bedenktijd" werd gegeven om haar „beschuldigingen" e.d. in te trekken. Nooit hebben wij dat ontvangen. Niet alleen de belofte inzake de Acta (zie boven) is dus ontdoken. maar ook deae, die tochi van intzanderUpc gewidit was, ratfegode immers den „maand bedenktijd" die op synodaal standpunt zou beslissen over „eenheid" dan wel „scheuring"!

2) van een mededeeling, dat de kerkeraad „het verband met de gereformeerde kerken verbroken" heeft, gelijk de Acta het weergeven, is met den besten wil in heel dezen brief niets te vinden; de kerkeraad memoreert integendeel, dat de synode de banden met de trouwe kerken doorgesneden heeft (bhjkens haar „gedragslijnen betreffende de tegenwoordige kerkelijke moeihjkheden" d.d. 26 Aug. 1944) en moet op dien grond van een verder antwoord op het 2 Aug. meegedeeld besluit afzien;

3) laten we eens een oogenbük veronderstellen, dat de synode het recht had (des neen) deze handelwijze van Bergschenhoek te interpreteeren als „zakehjk" gelijkstaande met verbreking van het kerkverband, een verbreldng zooal niet met het woord dan toch „met der daad", — dan zou zij nog geenszins het recht hebben in de Acta dezen brief zoo te verdraaien, dat er komt te staan, dat de kerkeraad mededeelt het verband gebroken te hebben. Als ik een brief krijg van iemand, die na jarenlange vriendschap mij een massa booze dingen voor de voeten werpt, mij verwijt dat ik me niet als vriend jegens hem gedragen heb, dat ik de gemeenschap van den vriendenkring heb verbroken en dat hij het nu zinloos acht te antwoorden op een door mij onlangs aan hèm gestelden eisch tot excuusbetuiging — mag ik dan in mijn dagboek schrijven: „vanmorgen een brief ontvangen van amice X., waarin hij mij mededeelt, dat h ij den vriendschapsband met mij verbroken heeft"? •— Zelfs als zou ik meenen, z a k e 1 ij k die conclusie te mogen trekken uit dezen brief, dan zou ik nog geen enkel recht hebben mijn conclusie om te vormen tot zvjn mededeeling. Maar zelfs het recht tot die conclusie zou ik niet eens bezitten, omdat ik haar nu eenmaal niet kan gronden op wat er staat. De schuldvraag omtrent de vriendschapsverbreking mag ik in geen geval ontduiken door mijn conclusies in eens anders woorden en daden in-te-lezen. — Door dat tóch te doen, zou ik tevens de zwakheid van mijn positie bloot geven — gelijk de synode in deze Acta dan ook metterdaad van de hare doet!

4) overigens had de sjTiode geenszins het recht in het besluit van Bergschenhoek een zakelijke verbreking van het kerkverband te verstaan. Want het kerkverband wordt door de kerken bepaald. En met die kerken wilde deze ééne kerk juist zoo hecht mogelijk verbonden blijven.'Om dat te bereiken maakte zij zich vrij niet van die kerken, zelfs niet eens van „de Synode" zonder meer, maar van bepaalde besluiten der vorige en der zittende synode en daarmede, zoo men wil, van deze zittende synode g e 1 ij k z ij nog alleen maar kerkverband-brekend en revolutie-plegend bezig w a s te vergaderen en te besluiten. En dat is heel wat anders. Op de vergadering met de gemeente te Bergschenhoek d.d. 13 Aug. waar het kerkeraadsbesluit nader werd toegelicht, heb ik der gemeente voorgelezen een gedeelte uit den brief, dien den 11 Febr. 1886 de kerkeraad van Voorthuizen richtte aan de kerkeraden van Hervormde Gemeenten in Nederland (naar Rullmann, „De Doleantie" pag. 23, ik spatieer):

„met den band aan de z.g. Besturen te verbreken, willen wij niet geacht worden den band verbroken te hebben met de Kerken van Jezus Christus in deze landen".

en: „Wij van onzen kant bidden van den Heere, dat door dezen stap van onze zijde niet de gemeenschap gebroken worde met die kerken, die in eenigheid des geloofs met ons verêenigd zijn, en dat onze kerken ook uiterlijk weldra weder in gezonden zin mogen verêenigd zijn".

Deze aanhaling kan ook nu nog illustreeren, hoe weinig de „vrijmaking" geweest is een verbreking van het kericverband, •— hoezéér zij daarentegen beteekend heeft de handhaving en wettige voortzetting daarvan;

5) de conclusie kan dus weer geen andere zijn, dan dat niet deze kerk, maar de zittende en sinds geruimen tijd en ook verder na dien datum zichzelf autoriseerende synode het kerkverband gebroken heeft, en de kerk van Bergschenhoek daarbuiten geplaatst onder voorgeven dat deze kerk zelf den band had doorgesneden. Dat Bergschenhoek ook inderdaad van toen af niet meer met een groot deel der kerken in één verband leefde, wsis voorts evenmin de schuld van deze kerk (de gemeenschappelijke en ook te Bergschenhoek beleden schuld van alle kerken aan de deformatie der kerk hier buiten beschouwing gelaten) maar van die kerken, die de mededeeling en voorstellingsvrijze dezer synode geloofden en overnamen en dienovereenkomstig de gemeenschap verbraken en verbroken hielden. Evenals in 1886 e.v., toen de schuld van het verbroken kerkverband niet rustte op de kerken, die den band aan de Besturen en Reglementen verbraken, maar bij haar, die dezen band bleven erkennen tegen den duidehjken oproep b.v. van Voorthuizen in. Eigenlijk is 1944 daarin nog veel duidelijker dan 1886. Tóen, zoo kan men nog zeggen, gold het Besturen, die samenkwamen krachtens reglementen, welke nu eenmaal door de kerken in het verleden practisch waren aanvaard (Waarmee natuurlijk niet is ge­

zegd, dat zij daardoor ook maar eenig wettig en werkelijk gezag ontvingen); doch in 1944 gold het een synode, die zich juist niet meer hield aan de geldende en a a n v a a r d e en bindende kerkenordening; dat reformatie bewaring is van kerkverband, spreekt in 1944 dus nog duidehjker toe. Dit nog te meer, omdat de vrijmaking geschiedde niet decenniën later, maar schier terstond nadat ernstige waarschuwingen en hardnekkige revisieverzoeken ten spijt, de geïncrimineerde besluiten waren bevestigd en door afsnijdende handelingen gevolgd en definitief bekrachügd.

* * » Hiermee hebben wij althans wat deze zaak aangaat, den sluier gelicht, dien de Acta der synode '43-'45 over de historie hadden geworpen. Dat er in deze Acta wel méér verborgen en verdraaid is, heeft de redacteur reeds aangestipt, doch deze artikelen mogen thans voldoende zijn als signalement van de gemeens schapsverwoestende methode van waarheidsverberging — voldoende tevens om de aandacht weer te laten vallen op een en ander van hetgeen ons sinds 1944 w e r k e 1 ij k gescheiden houdt.

Want eerst als „het wapen op de tafel" Ügt, kan de schuldvraag zuiver worden gesteld, besproken en beantwoord.

En dat laatste is eerste voorwaarde voor het zien en betreden van eiken bekeerings- en verzoeningsweg.

Bergschenhoek,

H. J. SCHIU> ER.

HOE LEEST DE ZOOGENAAMDE OECUMENISCHE SYNODE HET VIERDE FORMULIER VAN EENIGHEID?

In de „Standard Bearer" schrijft ds H. Hoeksen^ een artikel over de zoogenaamde oecumenische sjoiode.

Zie daarover de rubriek „Uit de Euitenlandsche Kerken".

Maar in deze rubriek moet één bepaald onderdeel van het Standard-Bearer-artikel de aandacht hebben.

Ds Hoeksema legt er den nadruk op, dat de z.g, oecumenische synode de „verklaring van 1946" goedvindt, — want ze luidt, dat de kinderen der geloovigen „are sanctified in Christ, so that they partake of the promis e". Tot tweemaal toe staat er „partaking of the promis e".

Dat beteekenti deelen in de BELOFTE. Bhjkbaar vindt men dat de hoofdzaaJi.

Maar met nadruk zegt ds Hoeksema, dat het _ er maar op aankomt, hoe men die w, oord e_iv, verder uitlegt. Daar 2ajn we 't mee eeii§.''"

En deiarom moet er bij gezegd worden, dat het vierde formuher niet blijft staan bij het zeggen, dat de kinderen deelen in de BELOFTE, doch, verder gaande, spreekt van een deelen in de WEDERBAREN' DE WERKING van den H. Geest.

LetterHjk lezen we: „Nochtans moet ds kerk de kinderen, tenzij zij zich als ongeloovigen openbaren, beschouwen en behandelen als zulken, die deelen in de wederbarende genade van den H. Gees t".

Over het verschil tusschen „deelen in de belofte der werldng" èn: „deelen in de beloofde werking" is onzerzijds duidehjk genoeg geschreven, vóór en na het nieuwe product van 1946. Ook in direct verband daarmee. De oecximenische aandacht moet dus niet op het ééne zich richten met voorbijgang van het andere. Deelen in de belofte laat bij de synodocraten , , concludeeren" tot een deelen in de vervulling der beloften, tenzij dan

En die sprong is ongeoorloofd, die „conclusie" is een concludeeren niet uit de Schrift, doch uit zign eigen theorie. K. St

„EENIGHEID DES GELOOFS".

Wij vernemen, dat ds B. A. Bos zich teruggetrokken heeft uit den kring der medewerkers aan dit ook hier besproken blad.

In een samenspreldng met de Redactie, waarbij ook Ds Meester tegenwoordig was, bleek, dat niet — zooais ds Bos meende — de eenigheid des geloofs het DOEL, maar het UITGANGSPUNT was. Ds Bos heeft dit niet kunnen erkennen, en als voorbeeld genomen, dat men heden niet tegen Dr Jager IN de kerk kan zeggen: gij zijt een scheurmaker en we hebben geen eenigheid des geloofs met u, en BUITEN de kerk tot hem kan zeggen: broeder, wij zijn één in het geloof. Ook verder bleek, dat het niet geheel zonder bezwaren van de Redactie is, als er in het blad scherp positie wordt gekozen inzake eigen standpunt. Wel is dit toegelaten, maar toch stellig onder beperkende bepalingen. Hoewel ds Bos graag had willen meewerken, onder een anderen titel, om onder Gods zegen te komen tot eenigheid des geloofs, heeft hij gemeend dat een uitgangspunt van eenigheid des geloofs welke er niet is, onwasLrachtig is, en misleidend. Hij heeft dit ooK openlijk gezegd, en daarna verzocht hem van de lijst der medewerkers te schrappen.

Onnoodig te zeggen dat we ons hierover verblijdeoi

K. S.

NA VOORTHUIZEN NU OOK BODEGRAVEN, AMSTERDAM-West e.a.

De ondubbelzinnige en radicale afwijzdng van alle bezwaarschriften te Zwolle en het brutale volhouden dat men geenschuld heeft in de kardinale kwesties (hoewel een kind die schuld constateeren kan) begint geluMdg veler oogen te openen voor de naakte werkehjMieid. Het wordt hun te machtig. Zoo zijn er üieuwe vrijmakingen geschied, behalve in Voorthuizen, nu ook in Amsterdam-West en in .Bodegraven met ds J. Dam. Deze heeft zijn kerkeraad erop gewezen, dat in die classis predikanten geschorst zijn, die goed gereformeerd zijn en dat, omdat zij leerden wat ook anderen ongestraft leeren.

Letterijk schreef ds Dam o.m. aan zijn kerkeraad: „Wat de z.g. leerbeslisshigen betreft en het afzetten van heel wat oprecht gereformeerde broederen — iedereen weet hier, dat ik daartegen steeds een afwijzende houding aangenomen heb. De vergissing m Kuypers-Sacramentsleer door velen zijner volgelingen op de spits gedreven en aan ons kerkelijk samenleven opgedrongen door de Synode k o n en k a n ik niet aanvaarden. Mijn preek over Zondag 27 was daarvan wel een kort maar duidelijk bewijs. Mijn standpunt zeer in het kort daarin aangegeven lag zeker niet tusschen „ja en neen" in. Het blijft mij dan ook een raadsel hoe de Syn-Commissie Weggemans-Bouwmeester zoo goedmoedig een vraag in den kerkeraad kon beantwoorden zeggende: „wij kunnen er geen „ja of neen" op zeggen of de preekcoupure van Ds Dam in strijd is met de uitspraken der Gen. Synode. Waarom konden ze dat niet? Het is toch bekend genoeg ook hier in onzen kring, dat in de Classis Breukelen, om maar één voorbeeld te noemen duidelijk „j a" gezegd is in soortgelijke gevallen. En dat j a leidde daar tot schorsing van oprecht gereformeerde predikanten, die in geen enkel op2aclit waren afgeweken van Schrift, Belijdenis of K. O. en die overigens leefden zooals het goeden christenen betaamt. Is het dan. te verwonderen, dat ze hun schorsing niet konden en mochten aanvaarden en nu mee een gereformeerde kerk gingen voortzetten zich houdende aan Ari; . 31 K. O. ? en niet gebonden aan een groote vergissing in de sacramentsleer. In al de jaren van geref. kerkelijk leven heeft nooit zooiets plaats gehad. En nu kan men deze broeders wel als scheurmakers aanmerken en de schorsers en afzetters als trouwe wachters op Sions muren, maar ik geloof niet dat de Koning Zijner kerk het daarmee eens is. En omdat ik dit niet geloof, kan ik mij bij dit alles niet zoomaar blijven neerleggen of er goedmoedig in de gemeente over blijven zwijgen. Ik kan mij noch dogmatisch en nog veel minder kerkrechtelijk bij de besluiten der Gen. Synode neerleggen. Ik kan alle gedoopte kinderen niet voor wedergeboren houden of zooals met andere woorden door een volgende Synode precies hetzelfde is gezegd — ze beschouwen als deelend 'in de wederbarende genade des Heiligen Geestes".

Tot zoover het gedeelte over de wonderlijke rechtsbediening der H; H. Weggematis-Bouwmeester. Aan het slot schrijft ds Dam:

„Dit drong mij om niet langer ook voor de leden der gemeente te blijven verzwijgen, waar het aan toe is. Handel dus zooals U meent • , dat uw Synodale roeping is en zoo niet, toon dan(!) dat gij als gereformeerde kerkeraad begrip hebt van de autonomie van de vrije plaatselijke kerk, die recht en roeping heeft om synodale hiërarchie te weerstaan en ook Art. 31 K. O. te onderhouden".

Tot zoover uit dien brief. Inderdaad, het ontstellende is, dat we te maken hebben met een kerkverband, dat in zijn wisselend omspringen met „rechtsregelen" steeds goddeloozer wordt. Endat, terwijl het zelf dit woord óók gebruikt tot in officieele stukken. God is een wreker over dit alles. Het zijn hier o p e n 1 ij k e zonden, die men uiteindelijk, als 't niet anders kan, dan tenslotte ook wel weten

^il-

K. S.

ZENDINGSGELDE.

Mr Dr J. Meulink, Quaestor der Generale Kas van de Zending van de Gereformeerde Kerken (onderto. art. 31 K. O.), Ie Veldkampstraat 1, Enschede, schrijft ons, d.d. 11 November 1946:

Reeds eenige malen moest ik U lastig vallen over het giro-nr. voor de Zendings-gelden. Door een abuis van dep Postcheque- en girodienst was n.l. een nxmimer toegewezen, dat ook ten name van een ander stond. Een korte strijd over het giro-nr is thans ten gunste van de Zending beslist, zoodat het definitieve giro-nr nu is: 442 3 3 8. Bovendien kunnen desgewenscht gelden worden gestort op de Twentsche Bank te Enschede ten name van den Quaestor der Generale Kas V3: de Zending van de Geref. Kerken (onderh.

art. 31 K. O.).

K. S.

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL.

Een in de Kerken der Classis E'dam gehouden „kwaJTtjes-actie" bracht reeds in zilvergeld een bedrag van ƒ 8.25 op, dat bestemd werd voor een onderdeel van de „aankleeding" van het gebouw Broederweg 15, Kampen.

_ Het overige resultaat van deze actie zal te zijner tfld in den vorm van een aantal bureaulampen en een

achiWeKg worden aangeboden.

K. S,

GE MOÉT SPREKEN!

Aan den kerkeraad van Enschede schreef de destijds bestaande „synode" (28 Jan. 1943):

„De predikanten en ouderlingen bezitten een ambtelijke positie, welke met zich medebrengt de gebondenheid aan de confessioneele uitspraken der synode en evenzeer de verplichting om, bijaldien zij daarmede niet zouden kunnen instemmen, hiervan aan de kerkelijke vergaderingen mededeeling te doe n".

Tot zoover de synode (Acta 1940-1943, bijlage CXIV, bl. 275). Maar toen ondergeteekende daarnaar handelde, en inderdaad aan de kerkeraden (die hij alle diende) kemiis gaf, heette dit revolutie.

Ja maar, zegt iemand: U hadt het eerst moeten zeggen aan de synode.

Maar — dat was gebeurd. En die had verklaard, dat de zaak afgedaan was.

Hoe langer jnen leest in de stukken, hoe zotter het allemaal wordt. K. S. instemmen. Tegenv/oordig draait men van synodocratische zgde zich eruit, met te jokken: instemming betuigen was voor candidaten niet noodig; alleen maar: niet ertegen s t r ij d e n. Maar aan Enschede schreef de synode (zie hierboven): „Ingeval een candidaat met de bedoelde uitspraken geen INSTEMMING zou kunnen betuigen, zou de classis naar het oordeel der synode inderdaad GEROE­ PEN zijn hem af te w ij zen" (Acta, bl. 275). Dit is zoo geadviseerd door de H. H. Nauta, Kuyper, Ridderbos en door de „synode" (natuurhjk) aanvaard (Acta, art. 887).

Men moet dus niet jokken. En zich wèl herinneren, dat tegenwoordig men die befaamde uitspraken wèl

bestrijden mag. En bestrijdt.

K. S.

DE BRANDENDE KWESTIE VAN ART. 31 K.O.

„De Particuliere Synode sprak als haar oordeel uit, dat de kerkeraad van en Ds (geschorst, K. S.) zich aan' het — ook door de (Part.) Synode onwettig geacihte — besluit der classis van... hadden behooren te onderwerpen, al was het ook onder protest en met beroep op de meerdere vergadering. Uwe commissie wil wel als haar oordeel uitspreken, dat dit geheel onjuist is. Zonder eenigen twijfel isde plaatselijke kerk krachtens het kerkverband gehouden zich aan de besluiten der meerdere vergadering te onderweiijen, maar natuurlijk alleen voor zoover deze besluiten met de K.O. zelf niet in strijd zijn. Wanneer een besluit der meerdere vergadering zoo rechtdraads tegen de K. O. ingaat als het bedoelde besluit der classis kan geen kerkeraad verplicht worden zich daaraan bij voorbaat te onderwerpen. Alleen is zulk een kerkeraad gehouden van het besluit der classis bij de Part. Synode in beroep te gaan, gelijk dan ook de kerkeraad van ten slotte heeft gedaan; maar tot onderwerping aan zulk een besluit is hij zeker niet verplich t".

Deze gulden regels worden allen lezers ter overweging aanbevolen. En allen synodocratische' leiders. En Dr G. O. Aalders, rapporteur inzake kerkrechtelijke kwesties in 1944. En Dr K. Dijk, dito. En allen synodocratischen advocaten, want deze gulden regelen geven precies ons standpunt weer.

U denkt: dat komt zeker uit de pen van Prof. Greijdanus?

Of van een anderen „een-en-dertiger", zooals men ons noemt?

En u denkt: 't is zeker versch-van-de-naaJd? Toch vergist ge u.

Bovenstaande gulden regelen zijn geschreven en onderteekend door Dr G. Ch. Aalders. En door Dr K. Dijk. En door (wijlen) Ds H. W. Laman. Die vormden toen een „commissie van rapporteur s". Bovenstaande regelen waren dan ook geen wilde improvisatie, dodh onderdeel van een officieel rapport. De geschorste dominee was Ds Netelenbos, de kerkeraad, hier bedoeld, was die van Middelburg, de classis de classis Middelburg, de particuliere synode die van Zeeland. En de generale sjoiode, bij welke de H. H. Aalders, Dijk, Laman rapporteerden, was die synode, bij welke de zaak-Netelenbos op verzoek der kerken in behandeling was genomen.

Destijds zeiden deze heeren het zóó. Tegenwoordig leeren ze, hardnekkig, zoover zij in leven zijn, precies het tegenovergestelde. Dr Nauta greep, op zoek naar een steimtje voor zijn afwijkende leeringen inzake artikel 31, naar 1610 (al greep hij ook toen mis); toen was iets gezegd, dat hem s c h ij n- b a a r hielp. Waarom greep hij niet naar Aalders, Dijk, Laman uit de dagen van Netelenbos? Ze zijn destijds extra bedankt Hoewel, ook in 1944 is hun dal

overkomen.

K. S.


1) Dit artikel is het vierde uit de reeks, waarvan het eerste verscheen onder den titel „Het mes hegraven" in het nummer van 19 Oct. j.l.; het tweeöe verscheen onder den titel 9 Nov. j.l. „Eet mes van den kerkmoord begraven", terwijl het derde artikel op 16 Nov. j.l. werd opgenomen- onder den titel: „Het mes op tafel!"

1) Bü ontstentenis van den toen „widergedoken" scriha G. V. d. Kaaden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's