GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VALSCHE EN WARE PROFETIE TEN AAN­ ZIEN VAN DE REVOLUTIE IN INDIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VALSCHE EN WARE PROFETIE TEN AAN­ ZIEN VAN DE REVOLUTIE IN INDIE.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn we ons Wel bewust, dat in onze dagen een geestelijke worsteling op en neer golft, zoo diep gaande, zoo alles omvattend, als misschien in geen eeuwen het geval is geweest?

Het gaat in Christus' kerk om de vraag: zal de kerk werkelijk kerk zijn? Is ze de vergadering der geloovigen, welke Jezus Christus door zijn Geest en het in den bijbel volstrekt betrouwbaar en ons direct in dezen tijd aansprekende woord vergadert? Een vergadering waarin niemand dan Christus en niets dan zijn woord gezag heeft? Een vergadering van Jezus Christus waarin hij de vergeving der zanden en het eeuwige leven schenken wil, zóó dat buiten haar geen zaligheid is?

En 't gaat ook in den Staat en ten opzichte van de Overheid om de eerste en de laatste vragen! Misschien zijn de politieke vragen nog nooit zoo centraal, zoo concreet en zoo acuut gesteld als thans. Regeert de Overheid, als door God gestelde macht, inderdaad bij de gratie Gods? Moeten we haar gehoorzamen om Gods wil? Heeft de overheid, waar God haar ook plaatste, inderdaad, het koste wat het koste, recht en gerechtigheid te oefenen, de goeden te beschermen en de boosdoeners te bestraffen?

Om deze vragen gaat het ook ten principale in de Indische kwestie.

En de ontzetting van onzen tijd is, dat de kanker der Revolutie niet alleen een groot deel van het nederlandsche volk, maar óók hen die zich Christenen noemen, heeft aangegrepen! Het is een sjrmptoom van de geestelijke ontworteling, het gemis aan eenvoudig, Schriftuurlijk geloof, waar we overal op stuiten en op leven en dood tegen strijden moeten.

Als een huiveringwekkende openbaring van deze vergiftiging door de Revolutie, publiceeren we het volgende stuk, dat gedateerd is 1 Augustus 1947. Dat wil zeggen: op den dag waarop de politioneele actie in Indië reeds 10 dagen met grooten zegen voor land en volk werd doorgevoerd.

We nemen dit stuk in extenso op, want we mogen het nooit vergeten.

Met den geest, die uit dit stiik spreekt, hebben we dagelijks te doen. Hii is het groote gevaar voor Christus' kerk, en dus ook voor de volken en de wereld, en zal dat al meer worden.

Hier volgt het:

„De ondergetekenden, werkers in, dan wel zich nauw verbonden wetend met de arbeid van Kerk en Zending geven uiting aan hun diepe bezorgdheid over de huidige ontwikkeling in Indonesia.

Het gewapend conflict, hetwelk van Nederlandse en Nederlands-Indische zijde Is en wordt aangeduid als „Politioneel optreden ter verzekering van recht en veiligheid". Talloze Indonesiërs, In en bulten de Republiek, waaronder ook vele Christenen, beschouwen en voelen het echter met nog groter beslistheid als een „koloniale oorlog".

Enerzijds stellen wij er prijs op te verklaren, door drongen te zijn van de grote moeilijkheden, waarvoor de Nederlandse (N.I.) Regering zich zag geplaatst, toen zij trachtte langs vreedzame weg tot een aanvaardbare overeenstemming te geraken. Wij ztjn ervan overtuigd, dat onwil, onmacht en onware propaganda in de Republiek Indonesia mede aanleiding zijn geweest tot het ontstaan van dit conflict.

Anderzijds aarzelen wij echter evenmin om met de meeste nadruk van het Nederlandse volk begrip te eisen voor de verklaarbaarheid der weifeling van de Regering der Republiek Indonesia om onvoorwaardelijk over te gaan tot aanvaarding en uitvoering van de Llnggadjatlovereenkomst, welke weifeling tenslotte geleid heeft tot gedeeltelijke afwijzing van de door de Nederlandse (N.I.) Regering ultimatief gedane voorstellen en tot het gewapend conflict. Door te vele Nederlanders wordt namelijk nog altijd — ten dele bewust, ten dele ook onbewust — gehoopt op en gestreefd naar een staatsrechtelijke structuur, welke naar het uiterlijk aan de vrijheids-en zelfstandigheldsdrang bevrediging zou schenken, maar naar het innerlijk nog zoveel mogelijk gelijkenis zou vertonen met de orde en de verhoudingen van voor de oorlog. Zij zijn daardoor niet in staat om, waarlijk uit beginsel en van harte, mede te werken aan en te strijden voor de totstandkoming van een vrij Indonesië, dat zich uit eigen kracht zou kunnen ontwikkelen tot een welvarende en souvereine rechtsstaat, in ware vrijwilligheid samenwerkende en verbonden met Nederland.

Wij gevoelen deze stand van zaken als een schuld van het Nederlandse volk, en dit niet in de laatste plaats als een schuld van ons, Nederlandse Christenen, uit wier midden dag aan dag gelulden en acties voortkomen, welke, naar onze diepe overtuiging, blijk geven van een zodemig gebrek aan begrip voor omvang en diepte der wijzigingen ta de verhoudingen tussen Oost en West, dat zfl — ongetwijfeld ten dele onbedoeld, maar even zeker ten dele wel bedoeld — welkome steun betekenen voor de sterke tendenzen tot zo volledige mogelijke terugkeer der vooroorlogse overheersende positie van Nederland en Nederlanders in Indonesië.

Wij zijn overtuigd, dat de woordvoerders en aanhangers der hier aangewezen strevingen, wel verre van de verwerkelijking vEm him doelstelling te bevorderen, juist een duurzaam samengaan en een duurzame samenwerking van Nederland en Indonesië dreigen onmogelijk te maken.

Gezien tegen deze achtergrond, welke hier uiteraard slechts zeer kort en onvolledig kon worden aangeduid, gevoelen wij ons ernstig verontrust over de gevolgen van de op 21 Juli Ingezette „militaire actie".

Wij zijn zeer bevreesd, dat dit gewapend conflict een blijvende verwijdering tussen hét Nederlandse volk en een belangrijk deel der Indonesische bevolking ten gevolge zal hebben. En met name ook de meest constructieve groepen en leiders in de Republiek Indonesia, die de voor een nieuwe staat volstrekt onmisbare kracht en beweging ten goede vertegenwoordigen, voor altijd van Nederland doen vervreemden.

Ook wij zijn overtuigd, dat een duurzaam samengaan van Nederland en Indonesië niet alleen voor Nederland, maar niet minder ook voor Indonesië het meest heilzaam zou zijn. Maar dan een samengaan van gans nieuwe structuur, welke er ten volle van uitgaat, dat — zoals in de Koninklijke rede van 1942 is vastgelegd — „geen politieke eenheid of verbondenheid op de duur^ kunnen blijven bestaan, die niet gedragen worden door de vrgwilllge aanvaarding en trouw van de overgrote meerderheid der burgerij".

Wij zijn verontrust door de twijfel, of langs de thans ingeslagen weg nog ooit een oplossing mogelijk is, welke van Nederlandse zijde bepaald wordt, niet door een noodgedwongen bereidheid tot het „geven" van een zekere vorm van zelfstandigheid, maar door de oprechte en onr voorwaardelijke erkenning van het recht van Indonesië op werkelijke zelfstandigheid. Anders zouden, behalve de daemonische krachten, ook de dynamische krachten, welke beide aanwezig zijn in de Republiek Indonesia, onderdrukt en verdrongen worden.

Wij zijn verontrust ook omdat wij met vrees menen op te merken, hoe door deze militaire actie, nog sterker dan tevoren, de verwerpelijke motieven van macht en materieel belang een kans krijgen om zich te vermommen in het gewaad van de deugd en als zodanig een misleidend monsterverbond trachten aan te gaan met de oprechte wens om de verhouding tussen Nederland en Indonesië te grondvesten op waarheid, gerechtigheid en naastenliefde. Een Nederlandse politiek van zelfhandhaving met alle middelen zal onherroepelijk lelden tot spoedig liquidatie van alle samengaan van Nederland en Indonesië. Met allen, die naar Christus willen horen, weten wrj ons te staan in de onontkoombare solidariteit van zonde en schuld. Weten wij ons gesteld voor de vraag of wrj, ook ten aanzien van de benauwende ernst der politieke verhouding tussen Nederland en Indonesië, bereid zijn: te vergeven, daar Christus ons genade bewezen heeft; lief te hebben, daar Hij Zich voor ons gegeven heeft; ons te verdeemoedigen, daar Hij Zichzelf voor ons heeft vernederd; te dienen, daar Hij onder ons is geweest als Eén, Die dient.

Wij weten, dat ons land en volk en ieder van ons persoonlijk staan en zullen staan in het oordeel van God, verantwoordelijk voor elk onzer gedachten, woorden en daden, ook ten aanzien van Indonesië, dat God Immers voor ons tot een toetssteen heeft gemaakt — en dat wij in dat oordeel niet kunnen bestaan.

Daarom bidden wij Hem en roepen wij op tot gebed om Zijn ontferming over ons land en volk en over Indonesië; om wijsheid voor allen, die op verantwoordelijke plaatsen gesteld zijn, hetzij in Nederland, hetzij in Indonesië: opdat Hij ons vergeve de schuld, die wij dragen door aan Hem voorbij te gaan; Hij ons bevrijden moge van nationale en persoonlijke zonden van dogmatisme en hoogmoed, van eigengereidheid en materialisme, en Hij ons de weg wil wijzen door Zijn Woord en Geest om, in een nieuwe gehoorzaamheid aan Hem, ernst te maken met hetgeen Hq van ons vraagt op alle terreinen des levens, ook in de benauwende vraagstukken van de verhouding tussen de volkeren van Nederland en Indonesië.

Daarom ook roepen wij alle Nederlanders — en wel in de eerste plaats hen, die met ons geloven in Jezus Christus als Heer van Kerk en Wereld — op om nu, zonder verder uitstel of vertraging, te bewerken:

dat het namens hen. ten aanzien van Indonesië gevoerde beleid wordt bepaald — niet door het egoïsme, het opportunisme of de daemonie, welke ook het politieke spel in Nederland ten dezen maar al te weinig vreemd zrjn — maar door een volstrekt oprecht streven naar verwezenigking van waarheid, gerechtigheid en naastenliefde.

Alleen bij een aldus bepaald, in de harten der verantwoordelijke Nederlanders veranderd, streven kan zinvol — en moet dan ook onverwijld — worden overgegaan tot hervatting der besprekingen met de Regering der Republiek Indonesia, want alleen aldus zal deze in politieke vrijheid kunnen optreden. Dan mogen wij bidden, dat het overleg alsnog moge leiden ook tot een duurzaam samengaan van Nederland en Indonesië, beider volkeren ten goede.

w.g. - I-Dr F. L. BAKKER. Jhr Dr H. H. VAN BEIJMA. Ds B. J. BOLAND. Dr M. H. BOLKESTEIN. + Dr VAN DER MEULEN. Mr M. DE NIET GZ. Ds G. W. OBERMAN. - )-Ds A. POS. Prof. Dr POSTHUMUS. Dr A. J. RASKER. + Dra. G. SCHUIL. Dr J. A. VERDOÖRN. - I-Ds J. M. VLIJM. Dr M. VAN DER VOET."

Met innigen dank aan God kunnen we meedeelen, dat Hij ook in Indië getrouwe belijders verwaardigd heeft, om te midden van dezen afval zijn Woord op te heffen.

Een groep geloovigen heeft tegenover de valsehe profetie van het boven geciteerde stuk het volgende profetische getuigenis laten uitgaan:

„HET GEWAPEJID CONFLICT IN INDONESIË. WEERLEGGING EN GETUIGENIS.

De „Verklaring en Oproep", d.d. 1 Augustus 1947 geteekend door een 14-tal vooraanstaande personen, welke zich kwaliflceeren als „werkers In de arbeid van Kerk en Zending' noopt ons, die ons voor God en meuschen weten zwak van moed en klein van krachten, maar die vrijmoedigheid gevonden hebben In Jezus' opdracht om Zijn getuigen te zijn, om in korte woorden even publiek als genoemde „verklaring en oproep" deze op grond van Gods geopenbaarden wil te weerleggen en tegelgkertqd ten overstaan van de Hooge Overheid getuigenis af te leggen van onze gedachten in dezen.

Tot het laatste moeten wij wel overgaan, daar bij zwijgen ten onrechte de indruk gewekt zou worden, alsof deze „verklaring en oproep" zou vertolken de gedachten van de in Indië levende Christenheid. ^

Ter weerlegging van de gewraakte „verklaring en oproep" meenen wij het volgende naar voren te moeten brengen:

1. Herhaaldelijk wordt in deze verklaring gesproken over „diepe bezorgdheid" zich „ernstig verontrust gevoelen" en „zeer bevreesd zfln". Nu wordt reeds gezegd, dat vrees een slechte raadgeefster Is. Maar naar Gods Woord wordt de Christen, daar het in ^strtjd is met het rustige geloofsvertrouwen in God, zijn Vader in de Hemelen, vermaand tegen deze ongeloovi^e gemoedsultingen te strijden. Wij clteeren b.v, : „Wat buigt gij U neder, o mijne ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God !" (Ps. 42:6), en „Vrees niet, geloof alleen " (Lucas 8 : 50), „Weest in geen ding bezorgd " (Phll.

4 : 6). Indien de onderteekenaars naar hun belijdenis (art. 13 N.G.B.) betuigd hadden: Wij gelooven, dat die goede God alle dingen (ook de ontwikkeling van de Indische gebeurtenissen) naiar Zijnen heiligen wil alzoo stiert en regeert, dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijne ordhiantle ", zouden alle nu neergeschreven bezorgde gedachten ingetrokken en door het geloof over­

wonnen zijn. geworden. 2. Een Schriftgetrouw geloovige weet zich — alléén tn Christus' kracht — onbevreesd voor eventuëele gevolgen van een gewapend optreden, mits hij overtuigd is van het rechtmatig karakter van deze actie» De bezorgdheid voor een duurzame goede verstandhouding met de Inheemsche bevolking (waaronder ook Christenen) smelt als was voor de zon, wanneer zelfs de meest straffe hanteering van het zwaard der Overheid in dienst staat van het recht. Aan de handhaving van het recht — de overheidsfunctie bij uitnemendheid — verbindt God in beloovendeh vorm steeds groote zegeningen. Zoo zegt God tot Israëlitische overheidspersonen met het oog op een gunstige ontwikkeling van de buitenlandsche betrekkingen: Die tot den goddelooze (strafwaardige) zegt: ij zijt rechtvaardig, dien zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn" (Spr. 24 : 24) en in verband met de blnnenlandsche vrede: maar voor degenen, die hem bestraffen, zal lieflijkheid zijn, en de zegen des goeds zal op hen komen" < (vers 25).

Zoo valt èn voor de Hooge Overheid, die als dienaresse Gods aan Zijn ordinantiën onderworpen is, èn voor de onderteekenaars van deze , , verklaring en oproep" onder passeering van de mogelijke gevolgen, die wg aan God moeten overlaten, slechts te onderzoeken, of het politioneel optreden, dat sinds 21 Juli jj. heeft plaats gevonden overeenkomstig het recht was. Aan deze voor een Christen essentlëele vraag gaan de onderteekenaars voorbij. Zij spreken van een gewapend conflict dat van Nederlsmdsche zijde officieel aangeduid wordt als „politioneel optreden ter verzekering van recht en veiligheid", daaraan toevoegende, dat tallooze , , Indonesiërs", waaronder ook vele Christenen, dit beschouwen als een „kolonialen oorlog".

Hoewel niet onduidelijk is, welke suggestie zij big de lezers wenschen te wekken, wordt — en dat is In him betoog een zonde voor God — officieel bulten beschouwing gelaten de vraag, of hier recht geschied is. Zou het antwoord op deze vraag voor hen ontkennend moeten Julden, dan was het, nu ongeveer 14 dagen geleden, him roeping van Godswege geweest via de geschikte organen op de verschuldigde eerbiedige wijze deze gevoelens aan de Hooge Overheid kenbaar te maken. Erkent men echter het rechtmatig karakter van deze polltioneele actie, dan worden reeds verkeerde bezorgdheidsverklaringen onder het licht van Go^s Woord ook nog hierdoor veroordeeld en dus krachteloos gemaakt, omdat daarin tot uitdrukking komt twijfel aan de vervulling van de beloften, welke God verbindt aan het van overheidswege handhaven van het recht.

3. Voormelde bezorgdheden, onrust en uitingen van vrees zien wij bovendien beïnvloed door de meermalen naar voren tredende wensch om de politieke situatie heden ten dage te vereenzelvigen met die, welke pas over eenigen tijd in het uitzicht gesteld is (1 Jan. 1949 of later). Daarmede treden de onderteekenaars, welke anderen verwijten: , , dogmatisme", „hoogmoed", „eigengereidheid", „materialisme", „politiek spel" enz. enz., geheel en al bulten hun bevoegdheid als onderdaan. In feite komt hun — wij schromen het niet te noemen —, revolutionair schrijven neer op een „de wet lezen" aan de Hooge Overheid. Terwijl Hare Majesteits regeering door Hare vertegenwoordigers in - den Veiligheidsraad uitdrukkelijk, en, o.i. terecht, doet vaststellen, dat de souverenltelt over Ned. Oost-Indlë nog steeds bij Haar berust, hetgeen ook overeenstemt met het niet de jure erkennen van de zgn. „Republiek" en, historisch bezien, ook door geen van de onderteekpnaars vóór den oorlog tegen Japan openlflk tegengesproken is, wordt het onmiddellijk hervatten der besprekingen noodzakelijk geacht ter erkenning en directe realiseering van een politieke vrijheid in en zelfstandigheid van een zgn. „republiek", die naar onze vaste overtuiging uit een opstand tegen dat souverelne gezag ontstaan is.

Waar Hare Majesteits' Regeering onder allerlei moeilijke omstandigheden beoogt te streven naar een vorm van geleidelijke en verantwoorde zelfstandigheidsverleenlng, loopen deze 14 „werkers in den arbeid van Kerk en Zending" de Hooge Overheid ver vooruit door nu reeds directe prijsgeving van souverelnltelt (dus van verantwoordelijkheid) te proclameeren als eisch van „waarheid, gerechtigheid en naastenliefde". Zij ondermijnen daardoor in niet geringe mate het gezag van de Hooge Overheid.

4. Wat de oproep betreft tot gebed, deemoed, vergevingsgezindheid, liefde enz., we moeten helaas constateeren, dat deze krachteloos zal blijven, zoolang de betrokkenen voorbijgaan aan de vraag naar de recht­ matigheid van de politloneele< ^ctie en hun gedachten laten beheerschen door verontrustheld, bezorgdheid en vrees voor eventuëele gevolgen, waarin God krachtens Zijn belofte Overheid en onderdaan niet zal teleurstellen, indien deze actie dienstbaar is aan de handhaving van Zijn recht; (Spr. 28 : 9).

Tenslotte willen wij, daartoe genoopt door genoemde „verklaring en oproep" in het kort ten overstaan van de Hooge OverheiÖ betuigen:

a. dat onvolkomenheden in de uitoefening van de overheidstaak voor onderdanen, waaronder Soekarno en de zijnen, nimmer een gewettigde reden vormen om hun gehoorzaamheid aan deze door God over hen gestelde overheid op te zeggen (Rom. 13 : 1—7, 1 Sam. 8 : 10—22, Jer. 27 : 2—8);

b. dat, al moge tijdelijk de over Soekarno en de zijnea gestelde overheid niet in de mogelijkheid zijn geweest hun gezag (ook met sancties) te doen gelden, dat gezag daarom niet vervalt; immers wie de overheid weerstaat, weerstaat de instelling Gods en God is' steeds aanwezig (Rom. 13:2, zie ook J. Calvijn, Institutie IV, XX, 23); een uitgestelde bestraffing doet bovendien de strafwaardigheid niet verdwijnen (1 Kon. 2:5 en 6); indien niet, zoo zouden in Nederland de politieke delinquenten. vrij uitgaan;

c. dat wij, nu en op deze plaats erkennen de souvereinlteit van Hare Majesteits-regeering over deze landen (Dan. 2 : 37 b.v.), van harte onze instemming betuigen met de polltioneele actie tegen onderdanen of groepen onderdanen, die in verzet kwamen, zoodat geldend wordt: Maar Indien gij kwaad doet, vrees dan; want zij (de overfieid) draagt het zwaard niet tevergeefs; zij staat immers in den dienst van God, als wreekster, om hem, die kwaad Êedrijft, te straffen" (Rom. 13 : 4);

d. dat wij van harte hopen en God, onzen Hemelschen Vader zullen blijven bidden, dat Hij de zoowel internationale als nationale omstandigheden, welke geheel in Zijn hand liggen, dusdanig moge vormen, dat deze door de Hooge Overheid ondernomen actie in dienst van het recht en ter handhaving van 't gezag voortgezet kan worden, terwijl wij anderzijds na het herstel der rechtsorde Hare Majesteits' Regeering wijsheid van boven toebidden, om zonder concessies aan revolutionaire tendenzen ook aan die deelen van den Archipel, waarin het onrechtmatige verzet zich openbaarde, die politieke bevoegdheden toe te kennen, die Zij in haar verantwoordelijkheid aan den Koning der Koningen verantwoord acht.

• w.g. - I-A. ALGRA. — P. VAN BOLHUIS. — Dr L. A. F. GODSCHALK. - t-Mr C. C. VAN HELSDINGEN. — W. NUGTEREN. - 1-Ds J. ORANJE. — Dr C. M. E. VAN SCHELVEN. — W. VAN VEELEN. — A. VELLINGA. - I-Mr G. VISSER. — C. C. DE VRIES. - L Mr H. H. J. DE VRIES.

Batavia, 9 Augustus 1947.

Correspondentie-adres: Dr L. A. F. Godschalk, vam Heutzboulevard 5, Batavia".

Als we dit getuigenis hebben gelezen worden we stiU Dit is geen , , politiek"; geen handige zet op het politieke schaakbord; geen scherpzinnige uiteenrafeling van argumenten; geen „nationaal" getuigenis, waar alle goede vaderlanders mee kunnen instemmen; geen zich plaatsen op het welbekende, maar tegelijk imaginaire „gemeene-gratie-standpunt".

Dit is alleen maar een profetisch getuigen, een belijden van het Woord Gods in de concrete politieke situatie, zooals vire tot nu toe in de christelijke pers in Nederland steeds hebben gezocht, maar nooit hebben gevonden.

Dit woord zal en moet weerklank vinden in de harten van allen, die werkelijk voor (ïod en zijn woord beven.

Maar het zal óók-het verwerpen van Gods Woord duidelijker openbaar maken. Laat ons gebed opgaan voor deze msinnen, opdat hun profetisch woord moge blijve klinken, in steeds toenemende kracht!

N.B. De met een + aangeduide personen zijn lid van de synodaal-Gereformeerde Kerk. De met een — gemerkte lid van de Geref. Kerk (onderhoudende

art. 31) van Batavia.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

VALSCHE EN WARE PROFETIE TEN AAN­ ZIEN VAN DE REVOLUTIE IN INDIE.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's