GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

TYRANNIE tat in dt huiskamer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TYRANNIE tat in dt huiskamer

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorige maal schreven we, dat br. H; . J. Kouwenhc^ven te Voorburg de tweede ambtsdrager was, die in den kerkelijken strijd in 1944 werd gevonnist. Dit bericht blijkt inmiddels te moeten worden gecorrigeerd. Mij werd namelijk inzage gegeven van de stukken betreffende het verloop van den strijd te R ij s w ij k (Z.-H.), waarvan mij de bizonderheden tot nu toe nog niet nauwkeurig bekend waren. Daaruit blijkt, dat ouderling P. D. Feenstra daar reeds in April 1944 geschorst werd. Het is de moeite waard, hierover iets meer te vertellen.

Br. Fe.enstra gevoelde zich in zijn ambt bemoeilijkt toen de kerkeraad voorbereidingen trof voor het beroepen van een tweeden predikant. Voor dat beroep werden namelijk de volgende richtlijnen vastgesteld: de te beroepen predikant moest voiledig instemmen met al de besluiten der Generale Synode, verder moest hij geen volgeling van prof. Schilder zijn, en niet afkomstig van de Theol. Hoogeschool.

Br. Feenstra meende terecht, dat hiermee in beginsel de scheur in het kerkleven een feit was. Hij schreef daarom aan den kerkeraad, dat er z.i. nu voor hem als ouderling ook geen plaats meer was, en verzocht ontheffing uit het ambt. De geheele kerkeraad meende echter dat deze gedachte op een misverstand moest berusten. Br. Feenstra nam daarop zijn brief terug; en men besloot, deze zaak niet in de notulen_ te vermelden.

Toen voorts op de kerkeraadsvergaderingen steeds weer ingekomen stukken van bezwaarden ongelezen werden terzijde gelegd, kwam br. Feenstra daartegen in verzet. Hij liet blijken, dat hij de leer der synode niet onvoorwaardelijk deelde. Op 4 April 1944 verzocht de kerkeraad hem, voorloopig geen huisbezoek te doen (wat is dat voor een figuur? ).

Als antwoord daarop schreef br. Feenstra, dat hij z.i. , , zijn ambt in alle opzichten moet kunnen uitoefenen, op grond van de drie formulieren van eenigheid, door hem bij de aanvaarding van zijn ambt onderteekend". Evenwel kwam hij den kerkeraad zoo ver mogelijk tegemoet: „Wanneer hij op huisbezoek is, zal hij zelf over de kwesties, die onze Kerken beroeren, niet beginnen te spreken. Worden door de personen, die bezocht worden, deze kwesties ter sprake gebracht, dan is hij van oordeel, dat hij zijn standpunt, op grond van de Heilige Schrift en onze belijdenis, zooals dit door de bezwaarden gezien wordt, mag en moet verdedigen". Dit werd door hem geschreven op 18 April 1944. Een week later (d.d. 25 April) werd hem het volgende besluit toegezonden:

„De Raden der Gereformeerde Kerken van Rijswijk Z.-H. en 's-Gravenhage-Zuid, naar artikel 79 der D.K.O., in gecombineerde vergadering bijeen op Maandag 24 April, zien zich tot hun leedwezen genoodzaakt, br. P. D. Feenstra, ouderling der kerk van Rijswijk Z, - H., in zijn ambtelijke bediening te schorsen. Deze schorsing, die voorloopig geldt voor den tijd van drie maanden, geschiedt op den volgenden grond.

Br. Feenstra, die zich niet kan vereenigen met de leeruitspraken der Gen. Synode van Sneek-Utrecht 1942/3, is niet bereid te beloven, dat hij, in de uitoefening van zijn ambtelijke functie, niets zal leeren, dat tegen de genoemde uitspraken ingaat, waarmee hij zich onttrekt aan de verplichting, die art. 31 der K.O. aan alle ambtsdragers oplegt, en openbare scheurmakingi waarover art. 80 dier K.O. spreekt, in de hand werkt.

De Raden der beide Kerken bidden den Beere, dat Hij br. Feenstra van de dwaling zijns wegs in dezen moge overtuigen en, na het verstrijken van genoemden termijn, of eventueel eerder, de schorsing met volle vrijmoedigheid kan worden opgeheven".

Opmerking: dit vonnis werd van den kansel afgekondigd met deze wijziging, dat in plaats van „is niet bereid te beloven" gelezen werd: , , heeft eigener beweging verklaard, dat hij niet kan beloven", alsof hem geen eisch gesteld was!

Hier is de hiërarchische kneveling vanwege de leeruitspraken volstrekt duidelijk. Het ging niet alleen en zelfs niet allereerst over preekstoel-en avondmaals-" tafel, maar over het ambtelijk bezoek in de huiskamer. Waarom de kerkeraad zoo forsch ingreep? Het voorbeeld van Den Haag-West had aanstekelijk gewerkt! Toen de brief van br. Feenstra ter tafel kwam, werd direct op de schorsing aangestuurd. Eén der kerkeraadsleden vroeg nog, of het niet beter was, af te wachten, wat andere kerkeraden zouden doen; maar de praeses wees er op, dat Den Haag-West direct was opgetreden tegen het opgerichte comité van voorlichting en diaken Hartman had geschorst — laten wij daarom ook geen slappe houding aannemen!

Toeslaan, smoren, dat was de tyrannieke geest, die de synode door haar besluiten had gekweekt. Toen vanuit de gemeente een bezwaarschrift inkwam tegen de schorsing van br. Feenstra, werd daarin terecht opgemerkt: „Wat hier voor Vrijmetselaars, S.D.A.P.ers, N.S.B.-ers en C.D.U.-ers als grondregel van kerkelijke tucht heeft gegolden, is, naar wij meenen, niet in toepassing gebracht op br. Feenstra, want te zijnen opzichte is de tijd van lankmoedigheid en vermaan gereduceerd tot 6 dagen".

Het protest mocht niet baten. Op 23 Juli 1944 werd aan br. Feenstra het volgende bericht gezonden (nadat slechts één samenspreking met hem was gehouden!):

„De Raden der Gereformeerde Kerken van Rijswijk Z.-H. en Den Haag-Zuid, er van kennis genomen hebbende, dat de aan broeder Feenstra gebrachte bezoeken hem nog niet tot het inzicht hebben gebracht, dat zijn standpunt ontoelaatbaar is, overwegende, dat het wenschelijk wordt geacht de pogingen, die worden aangewend om br. Feenstra tot andere gedachten te brengen, voort te zetten, besluiten: de schorsing van br. P. D. Feenstra met drie maanden, d.w.z. tot 24 October 1944 te verlengen en bidden den Heere, dat Hij br. Feenstra van de dwaling zijns wegs in dezen moge overtuigen en, na het verstrijken van genoemden termijn, of eventueel eerder, de schorsing met volle vrijmoedigheid kan worden opgeheven".

Beriep br. Feenstra zich niet op de classis en zoo verder? Hoe de classis in meerderheid over deze kwesties dacht, was duidelijk genoeg. Maar wie daarover nog in twijfel mocht zijn, kreeg afdoend antwoord in het besluit der synode van 2 Juni 1944, waarin zij aan de kerken nog eens haar voorschrift van 16 Dec. 3943 in herinnering bracht, „dat in onze kerken niets mag worden geleerd, dat met de betrokken leeruit-!5praken niet ten volle in overeenstemming is", terwijl de synode voorts „de kerkeraden opwekt, daarop ernstig toe te zien en aan deze beslissing de hand te houden. Elke propaganda, met name door ambtsdragers, tegen deze aangenomen leer, niet alleen in den eigenlijken ambtelijken arbeid, maar ook in lezingen, geschriften en vereenigingsarbeid, dient te worden nagelaten en geweerd". ^

De synode bevestigde en verscherpte haar dwangwet. De tyrannie was een voldongen feit. Het vonnis van br. Feenstra getuigt er van.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

TYRANNIE tat in dt huiskamer

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's