PERSSCHOUW

BADIO-TOESPKAAK (slot).

We ontvingen nog volgenden brief: 's-Gravenhage, 3 Augustus 1949.

De Hooggeleerde Heer Prof. Dr K. Schilder, Vloeddijk 14, KAMPEN.

Hooggeleerde Heer,

Mag ik — in antwoord op Uw brief van 30 Juli — KOg even herhalen, dat mijn „concrete, stellige beweringen" zijn neergeschreven zo kort na Uw radiotoespraak, dat het gehoorde (hetwelk dus een bepaalde mdruk bij mij had achtergelaten) nog een concreet gegeven was. Het kan U evenwel niet onbekend zijn, dat tussen het tijdstip waarop een artikel geschreven wordt en dat van publicatie bij elk weekblad wel eens enige tijd •— in dit - geval drie weken — verloopt.

U suggereert thans, dat ik , , anderen vrage" om de noodwendig vervagende indruk van het ^gesproken woord te toetsen aan de onverWeekbare Inkt van het gedrukte woord. Ik ben zo vrij, niet op deze suggestie in te gaan. Immers: U hebt zich tot ons gewend met een protest. Dit blijft een vrijblijvend protest indien U weigert, het te adstrueren met de tekst van Uw toespraak. En zulke protesten moeten wij tot onze spijt wel ter zijde leggen.

Ik herhaal intussen mijn bereidheid, tot uiting gebracht in mijn brief van 28 Juli.

Hoogachtend,

- . Redactie DE HERVORMDE KERK

(w.g.) N. G. J. V. Schouwenburg.

We hebben op dit stuk maar niet meer geantwoord. We dachten, dat de Redactie van een blad als het onderhavige behoorUjker zou zijn geweest dan deze ééne redacteur, tevens directeur der persvereeniging. Zijn logica komt hierop neer: ik mag alles en nog wat zeggen, en, als de persoon in kwestie zich beklaagt, dat het onrechtvaardig is, dan moet hij m!ij maar bewijzen, dat i k ongehjk heb. Wie voortaan geen tekst van een speech heeft, die is bij voorbaat bij de redactie van dit deftige orgaan niet meer veilig.

Overigens staat vast:

1) de schrijver sprak onwaarheid (dat schrijft b.v. publiek de op en op synodocr. ds Vellenga; en dat schrijven, zelfs particulier, kerkgenooten van hem);

2) hij kan niets bewijzen;

3) hij geeft de N.C.R.V. hoogmoedige adviezen, die in feite markeeren, dat de barthianen en doorbraakmenschen zich te veel permitteeren;

4) hij kan niets zeggen van ondergeteekende's „rechtzinnigheid" als ware die van een bepaalde „soort";

5) er zijn tegenwoordig theologen, die eigenhjk bij de V.A.R.A. thuis hooren, maar hun aan den grondslag der N.C.R.V. niet meer getrouwe gedachten daar - willen ventileeren. Diegenen, die wel aan den N.C.R.V.-grondslag vasthouden, maar dan positief, worden op andere „gronden" dan de werkelijke, bij haar zwart gemaakt. Maar - wij laten ons niet verdringen. Het gaat niet om mij, maar om het recht der orthodoxen om ook per rarjio tegenover barthianen en doorbraakmenschen positief te zeggen wat chris­ tendom is, ook oecumenisch.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen