GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Koninkrijk Gods

MEEB DAN EEN PEBSONEELE UNIE (vervolg).

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(V1l)

Tusschen Dr H. J. Westerink en ons is de vraag in geding, hoe de bevoegdheden, welke de Christus ten aanzien van kerk en koninkrijk der hemelen heeft ontvangen, zich tot elkaar verhouden.

Doet de Schrift ons — gelijk Dr Westerink poneert — het accent leggen op het „scherpe onderscheid" van deze waardigheden en fundeert zij zoo de leer van de „terreinenscheiding": kerk en koninkrijk Gods als afzonderlijke gebieden, slechts min of meer toevallig „beide centraal in Christus gekarakteriseerd"?

Wij hebben die vraag reeds op grond van de Schriftopenbaring — o.a. in Col. 1 — ontkennend beantwoord.

In het geding over de vraag, die ons bezig houdt, komt ook de brief aan Efeze naar voren.

Dr Westerink schrijft dienaangaande: „De brief aan Efeze legt meer nadruk op de betéekenis van Christus voor de kerk. Dat beteekent echter niet, dat Paulus hier de breedere kosmische betéekenis van Christus voorbij ziet. Juist nu het over de bijzondere centrale betéekenis van Christus voor de kerk gaat, is er al'e aanleiding om op die breedere betéekenis de aandacht te vestigen, opdat de lezers dat toch vooral niet over het hoofd zien, nu ze zoo geconcentreerd worden op het rpeciale".

V/e vinden hier een f.eJfde constructie als bij den uitleg van Col. 1. Het feit, dat de Schrift in één ver­ band over het koninkrijk van God en over de gemeente van Christus spreekt, wordt slechts verklaard als het toevoegen van een noot ter voorkoming van misverstand. De lezers zouden erdoor worden herinnerd, dat naast het breedere (het koninkrijk en Christus' ambtspositie daarin) ook nog het speciale bestaat (de kerk en Christus' verhouding tot haar).

De verklaring van Dr Westerink doet in het geheel geen recht aan den inhoud en de bedoeling van het eerste hoofdstuk van den brief aan Efeze. Immers dit hoofdstuk predikt juist de eenheid van koninkrijk en kerk en den nauwen samenhang van de ambtelijke bevoegdheden van den Christus.

De overweldigend groote kracht van God aan hen, die gelooven (vs 19), die samengebracht worden tot Zijn kerk, is in overeenstemming inet de werking van de sterkte Zijner macht, die Hij beeft gewrocht, toen Hij den Christus aanstelde tot Koning in Zijn rijk (vs 20 e.v.). In de kracht Gods ligt dus reeds de nauwe eenheid van kerk en koninkrijk.

Deze eenheid komt voorts ook daarin uit, dat de Christus, die door den Vader is geproclameerd tot Koning over Zijn rijk, Hoofd van allé dingen, ook aan de gemeente is geschonken tot een Koning en Hoofd (vs 22).

En tenslotte büjkt die eenheid uit het feit, dat zoowel de kerk als het koninkrijk door den Christus vanuit Zijn volheid vervuld wordt (vs 23). De nauwe

samenhang-van kerk en rijk Grods is de beheerschende gedachte van Ef. 1.

Tevens wordt de centrale positie van de kerk in dat rijk met nadruk gepredikt.

ImTT.ers, wel is Christus Hoofd boven alle dinger» en tevens Hoofd van de kerk, maar Zijn positie van Hoofd verschilt naar gelang van Zijn relatie tot het rijk Gods dan wel van die tot de kerk sprake is. Hij is Hoofd boven alle dingen maar Hoofd van de kerk. De gemeente is immers Zijn lichaam, het rijk is dat niet. Van Zijn gemeente is Hij niet alleen de opperste Gezagdrager, maar tevens in „organischen" zin het Hoofd. De verbondenheid met Zijn gemeente is dus van een andere geaardheid dan die met het rijk.

Omdat de gemeente in een bijzondere betrekking staat met den Christus, is haar plaats in het rijk centraal. Van kerk en koninkrijk beide is de Christus het Hoofd, maar van de kerk in specialen zin. Zij is immers Zijn lichaam (vs 23).

Diezelfde gedachte wordt ook nog op andere wijze uitgedrukt. Kerk en rijk Gods worden beide van Christus uit vervuld. Hij vervult alle dingen (het rijk Gods) in alle opzichten. God heeft immers door Hem alle dingen weer in de rechte verhouding teruggebracht (Col. 1 : 20). Het verzoeningswerk van den Christus omspant den ganschen kosrnos.

Maar de kerk is in bijzonderen zin van Zijn genadesohatten vol. Ook u, juist u, heeft Hij mede verzoend (Col. 1 : 21). Daarom heet de kerk in Ef. 1 : 23 „het vervulsel" van den Christus. Kerk en rijk Gods deelen beide in de volheid van Christus' verlossingswerk, maar de kerk neemt in dat rijk een zeer bijzondere plaats in. De leden der kerk mogen zich volmaakt weten in Hem, Die het Hoofd is van alle overheid en macht (Col. 2 : 10). In Hem, in wien al de volheid Gods lichamelijk woont, hebben zij de volheid verkregen.

Tegenover Dr Westerink gelooven wij, dat de brieven van Efeze en Colosse met nadruk de eenheid van kerk en koninkrijk Gods leeren en tevens ons prediken de centrale plaats van de kerk in dat rijk.

De eenheid ligt met name ook in den Christus, Die Hoofd is van beide en wiens ambtsbevoegdheden niet gescheiden zijn, doch Die Zijn macht in het rijk aanwendt ten behoeve van Zijn gemeente, die Zijn lichaam is. Meer dan een „personeele unie" is hier!

De Schrift verkondigt ons hetzelfde ook op andere plaatsen. We denken aan de tendentie van het evangelie naar Mattheus, dat spreekt van Jezus Christus den Priester-Koning uit het geslacht van David (vgl. o.a. Matth. 1) en dat uitloopt in de prediking van de universeele heerschappij van den Christus: , Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijne discipelen en doopt hen " (Matth. 28 : 18 e.v.). Het bevel tot vergadering van de kerk wordt gegeven door den Koning in het rijk Gods. De aangestelde Koning wil een gehoorzaam volk en een trouwe volksvergadering. Ook uit dit v/oord blijkt, dat kerk en koninkrijk Gods een sterker eenheid vormen dan die van slechts een personeele unie.

We noemen nog het boek Openbaring. In overeenstemming met den aanhef, den zegengroet „van Jezus Christus, den getrouwen getuige, den eerstgeborene der dooden en den overste van de koningen der aarde" (Openb. 1 : 5) spreekt de Openbaring telkens van het koningschap van den Christus over de kerk en ovei? het Rijk Gods.

De verschijning op Padmos is van Hem, Die naar Daniël 7 als de in de historie opgetreden Zoon des menschen na Zijn lijden en sterven (vs 18) het koningschap in het rijk der hemelen heeft aanvaard. Als Koning van Gods Rijk is Hij tevens Heet" der kerk. De verheerlijkte Zoon des menschen heeft als Hoofd boven alle dingen de sleutels van den dood en van 't doodenrijk (vs 18) en daarom kon Hij als Koning der kerk aan Zijn gemeente geven de sleutels van het koninkrijk der hemelen (Matth. 16:19).

Hij is de Heer, de Kurios, door Wien de Vader alle dingen regeert en als zoodanig is Hij tevens Hoofd van de gemeente. Hij heeft immers de zeven sterren in Zijn rechterhand en wandelt tusschen de zeven gouden kandelaren (vs 16, 20, 2:1). Hij heeft de absolute zeggenschap en macht over de ambtsdragers, gelijk Hij ook zelf voortdurend toezicht houdt op Zijn ~ I kerken.

De eenheid van het koningschap van den Christus in het p*ijk Gods en over de kerk komt in het eerste hoofdstuk van het boek Openbaring sterk naar voren.

Trouwens dat is in heel dit bijbelboek het geval. De kerkleden, die overwinnen, ontvangen van Christus het recht met Hem te zitten op Zijn troon, gelijk Hijzelf na Zijn overwinning van den Vader de troonbevoegdheid heeft ontvangen (Openb. 3:21). Die troonbevoegdheid heeft Hij gekregen als de leeuw uit den stam van Juda, de wortel Davids (Openb. 5:5).

De wereldgeschiedenis wordt geleid door het Lam, dat staat als geslacht (Openb. 5 : 6 e.v.). Dit Lam is het Hoofd der kerk, Die de Zijnen kocht door Zijn bloed en zoo Zijn gemeente maakte tot een koninkrijk en tot priesters voor God (vs. 10). Het is dooi dit Lam, het "Hoofd der kerk, dat de Vader alle ding regeert.

Telkens komt in het boek Openbaring de onverbrekelijke samenhang van de ambtelijke bevoegdheden van den Christus ten aanzien van rijk Gods en kerk duidelijk naar voren.

Na de zevende bazuin komen luide stemmen verkondigen: „Het koningschap over de wereld is gekomen aan onzen Heere en aan Zijnen Gezalfde en Hij zal Koning zijn tot in alle eeuwigheden". En daarop volgt het loflied van de vierentwintig ouderlingen (Openb. 11 ; 15 ev.).

Wat blijft er zoo over van de sterke (onder) scheiding tusschen de bevoegdheid van Christus als Hoofd van de kerk en de waardigheid van Hem als koning in Gods Rijk?

Dr Westerink heeft deze scherpe distinctie, die in zijn betoogen tot een absolute scheiding wordt, gemaakt om daarop zijn leer van kerk en koninkrijk Gods als aparte terreinen'te kunnen fundeeren.

Op deze wijze wil hij trachten „de kwestie van de samenwerking van geloovigen op alle levensterreinen" op te lossen.

Deze poging is echter ondeugdelijk. Immers de sterke (onder)scheiding, waarvan zij uitgaat, blijkt geen stand te kunnen houden tegenover het klaar en doorloopend getuigenis, dat de Schriften geven inzake den Samenhang van terk en koninkrijk Gods.

Deze samenhang wordt ons zeer sterk gepredikt in de verkondiging van het werk van den Christus en van de ambtsbevoegdheden, welke Hij vandaag bezit en uitoefent.

Door Zijn dood heeft Christus Zich Zijn gemeente verworven en tevens de heerschappij over aUe dingen. Hij is nu verhoogd om Israël boete en zondenvergeving te verleenen (Hand. 5 : 31). De brieven aan Efeze en Colosse verkondiger!: et Hoofd boven alle dingen is de Koning der kerk.

En Openb. 5 predikt: het Lam, dat staat als geslacht, voert den raad Gods over deze wereld uit. Hij beheerscht als Overste van de koningen der aarde de geschiedenis. Van Hem zijn de overheden en vorsten afhankelijk en bij Zijn gratie mogen zij hun bewind uitoefenen. Het Hoofd-der kerk is de Koning van alle dingen.

Het Hoofd boven alle dingen is de Koning der kerk (Matth. 28, Ef. 1, Col. 1 en 2, Openb. 1).

En het Hoofd der kerk is de Koning van alle dingen (Openb. 5).

Waarlijk, meer dan een personeele unie is hier!

Daarom mag de Catechismus onder verwijzing naar Ef. 1, Col. 1 en Matth. 28 den inhoud van deze Schriftplaatsen in omgekeerde formuleering belijden: Christus is daarom ten hemel gevaren, opdat Hij Zichzelven daar bewijze als het Hoofd Zijner christelijke kerk, door Wien de Vader alle ding regeert (Zond. 19).

Over het onderricht van den Catechismus inzake de verhouding van kerk en koninkrijk Gods willen wij in volgende artikelen afzonderlijk spreken. Want ook daarover heeft Dr Westerink heel dwaze dingen geschreven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's