Kalamazoo—Meppel
Ds Y. K. Vellenga gaat op een heel klein onderdeeltje van wat wij in ons blad opmerkten over zijn doctrine van •een gunstige (genadige) gezindheid van God jegens alle jnenschen met een enkel woord in. Hoofdzaak daarvan is, dat hij nog steeds van meening denkt te zijn, dat het g: een goeden zin heeft, te onderscheiden tusschen „het Icreatuurlijke in den mensch" en de „concrete persoon", in deze beteekenis, dat God het eerste lief zou hebben en liet tweede niet. „Misschien" (!) zegt hij, is dat zoo NA het oordeel, en nadat het heden der genade is voltooid.
Ds V. neigt dus tot een hypothese, volgens welke Gods gezindheid zou veranderen. Daarmee is al een vraag van ons met een misschien beantwoord. Overigens: durft ds V. niet meer den ouden preekstoelzin aan: God heeft den zondaar lief, maar niet zijn zonde? Ook al „abstraheeren"?
Ds V. vraagt, of ik dan eens positief wil zeggen, wat ik van het „aanbod" denk. Maar dat heb ik allang gedaan; ik bood aan, het hem toe te zenden, maar daarop komt geen antwoord. Hij kan het vladen, desgewenscht, in mijn „Heidelbergsche Catechismus", deel II, zie register.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 februari 1950
De Reformatie | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 februari 1950
De Reformatie | 8 Pagina's