GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkrecht: Veel ker en weinig recht ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkrecht: Veel ker en weinig recht ?

DE REFORMATIE, 3e blad.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I) *)

't Verhaal gaat, dat een der hoogleeraren aan de Vrije Universiteit eens zijn studenten, aarstaande advocaten, aldxis ondervifees: „kerkrecht wil zeggen: veel kerk en weinig recht" i).

De studenten lachten. Geeft deze „scherts" inderdaad een schets van 't geen gezegd is, dan doet zvilke raillerie toch pijn. 't Herinnert in de verte aan 't geen Erasmus deed, die zich telkens weer spottend uitliet over de zonden der kerk en de gebreken der geestelijkheid. Maar 't zou veel beter zijn, aldus Luther, indien hij den droeven toestand der kerk en haar schanddaden met bittere tranen en hartelijke zuchten voor God beweende, dan er mee te spotten en te cavilliren (den draak te steken).

Want waarop de hoogleeraar in quaestie zou gedoeld hebben, was een feit. Benauwende werkelijkheid. Er is een tijd geweest in de gereformeerde kerken, zeg na 1925, dat in de kerkrechtelijke uitspraken niet bleek: Christus, de volle Christus — dus volledig recht, 't Woord, 't zuivere Woord — dus zuiver recht. Maar: veel kerk. Opinies ^ an keTfcmenschen, van kerkelijke leiders of vergaderingen, veelal onder de leus: om 't profijt der kerk. En dientengevolge: weinig recht. Veel onrecht.

Wat is er in den loop der tijden met het recht in Christus' kerk gesold! Onder wat phrasen en schoonklinkende redeneeringen is het bedolven! En hoe onaandoenlijk bleef doorgaans het kerkvolk! Dogmatische geschillen, ja, die waren belangrijk. Zij raakten immers de leer. En daarover kon men meespreken: het onderwijs op de catechisatie en de wekelij ksche catechismusprediking hadden daartoe den grond gelegd en de interesse gewekt. Maar kerkrecht! Dat liet men graag aan de voormannen over en men dacht over het kerkrecht gelijk Jan over de Dogmatiek: „De Dogmatiek", zei Jan, „die geef ik je present".

Zoo is tijden lang vrijwel de meening geweest van het doorsnee-kerklid. Intusschen vergat men:

1. dat alle menschen-uitspraak in de kerk toetsing behoeft, en dat men zelf meewerkt (doen door laten) aan het opkomen van menschelijke aanmatiging, hiërarchie en tyrannie, indien men wegens gebrek aan kennis en interesse ten aanzien van het recht in Christus' kerk (dat is in den grond der zaak: van Schrift en Belijdenis) Gods water over Gods akker laat loopen. En de straf is dan ten slotte: veel kerk, maar op de vitale punten geen recht;

2. dat het kerkrecht, gelijk het samengevat en uitgedrukt is in de kerkenordening, een zaak is van Belijdenis. De inhoud dor K.O. is niet anders dan een nadere verklaring van 't geen de Nederlandsche Geloofsbelijdenis zegt, b.v. in de artikelen 7, 27, 28, 29, 30, 31 en 32. Grondslag en allesbeheerschende factor daarvan is, dat Jezus Christus de eenige Koning der kerk, haar regeert door Zijn Woord en Geest, door middel van den kerkeraad, de e e n i-g e instantie, die van Hem in gebondenheid aan Zijn Woord bevoegdheid ontving tot leiding en bestuur van de plaatselijke kerk. Dat luistert nauw! Tegenwoordig wordt van synodale zijde gezegd: In art. 31 K.O. staat dan toch maar: 't geen door de meeste stemmen goedgevonden is zal voor vast en bondig gehouden worden — en dan pas volgt: tenzij. Dus de K.O. zegt zelf: beginnen voor vast en bondig te houden. Beginnen je aan de meerdere vergadering te onderwerpen. — Merkt u, wat hier gebeurt? Hier wordt feitelijk een woord ingevoegd, namelijk het woord: aanstonds, of: terstond. Wat besloten is zal aanstonds voor vast en bondig gehouden worden. Maar dat staat er niet. Er staat: vast en bondig houden, je maar onder een voorbehoud. Onder voorbehoud van toetsing aan Gods Woord. En zoolang het voorbehoud niet toegepast is, mag van aanneming zonder meer natuurlijk geen sprake zijn. DAT MEN ZICH TOCH NIET SCHAAMT, IN ZICH NOEMEN­ DE GEREFORMEERDE KERKEN ZOO ONGERE­ FORMEERD, WIJL ONSCHRIFTUURLIJK TE SPRE­ KEN. Als wet was, wat men aldus gelezen wil hebben, dan zou de regel zijn: eerst je onderwerpen aan menschen en menschenmeening, en dan eens kijken, wat de Heere zegt^).

Onze vaderen zagen en spraken heel anders. Zij onderscheiden het voorgaand oordeel van het volgend oordeel. Het voorgaand oordeel kwam de meerdere vergadering toe. Maar dan verbleef het volgend, , het beslissend oordeel aan kerkeraden en kerkleden. Wie dit vergeet, ontvangt dn 't eind: veel kerk, geen recht;

3. dat alle vleesch, ook alle kerkelijk vleesch, rusteloos bezig is in elke eeuw, in elke periode van de geschiedenis der kerk, te trachten de al-eenige heerschappij van koning Christus over Zijn kerk opzij te dringen. Al dadelijk in de tweede eeuw na Christus komt het z.g. monarchisch episcopaat op: de dienaar des Woords, e^n ambtsdrager onder de ambtsdragers, •maakt de ouderlingen tot zijn ondergeschikten en gaat alleen doen. wat dés kerkeraads is. Straks maakt de bisschop zich opvolger der apostelen: hij heeft als zoodanig, zoo beweert hij, het charisma van de ware leer en de rechte Schriftuitlegging. En dan verheft één bisschop, die van Rome, zich boven den_anderen en maakt zich absoluut heerscher over de gansche kerk; terecht is gezegd: „de geschiedenis van de clericaliseering, autocratie en monarchie der kerk, is de geschiedenis van de ont-rechting der leeken en de ont-rechting der, lagere geestelijkheid''^).

Hiërarchie, priester-overheersching, menschen-heerschappij in plaats van Christus-regeering. En hier in ons land, waar, om met Rutgers te spreken*), de hiërarchie zelve er wel voor gezorgd heeft, dat bij de Gereformeerden haar beginsel als het ware uitgebrand is, en dat voor hunne belijdenis en voor hunne kerkenordening, als met bloed en vuur, ter blijvende gedachtenis hun werd ingeprent: Christus alleen Hoofd en Koning, de dienaars niet anders dan dienaars van Hem, als zoodanig allen aan elkander gelijk, en de gemeente erkend als de vergadering der geloovigen — heeft hier de kerk der Reformatie de rechten van haar Koning blijvend erkend? Bittere ontgoocheling voor wie met het Woord in de hand haar geschiedenis onderzoekt: al spoedig geloof sinzinking, wereldgelijkvormigheid, overheersching der wereldlijke macht in de kerk, straks besturen in de kerk, uit belijders en bestrijders bestaande en de laatsten krijgen de overhand en deeleh de lakens uit — als het in 1834 opnieuw tot reformatie komt, dan worden zij, die de eere-des Heeren in de kerk zoeken, onbarmhartig uitgedreven, van alle kerkelijk goed beroofd, er komt politiedwang, inlegering, voor de leeraars boete of gevangenisstraf. Veel kerk — geen recht. En als dan Gods goedheid in 1886 voor de derde maal tot reformatie doet komen, herhaalt zich het spel: veel kerk, maar voor wie het Woord gehoorzaamt, in die kerk geen recht. Doch het bedroevendst is, dat in 1944 en volgende jaren, nog geen zestig jaar na de Doleantie, de zonen den ge-^ loofsstrijd van hun vaderen vergeten, en de rol overnemen van de vervolgers hunner vaderen — hoe diep zijn zij afgevallen, die het maar aanzagen, met of zonder protest: veel kerk, maar voor hen, die de. Heere getrouw maakte, geen recht;

4. dat wanneer in tijden van Woord-verlating de Geest des Heeren reformatie brengt en het Goddelijk gezag van het Woord herstelt, de Woordverlaters zich in hun eer, autoriteit of belang aangetast achten en het doen van de Schrift-gehoorzamen brandmerken als revolutie, scheurmakerij, muiterij; het stichten van tweedracht en wanorde. Men kan desnoods nog wel de „ketterijen" cadeau lirijgen, maar d e zonde wordt dan: pstand tegen het „wettig gezag". Hoe heeft Luther Rome's Schriftvervalsching en het schandelijk leven der geestelijkheid gegeeseld. Maar nóch zijn 95 stellingen, nóch zijn latere protesten en aanklachten zouden den strijd van paus en prelaten tegen hem ontketend hebben (wat bekommerden zij zich om zulke „monnikentwisten"? ) wanneer hij niet door 't aangrijpen van den fatalen aflaathandel de machtspositie en financiëele politiek van den paus en de Roomsche hiërarchie in ernstig gevaar had gebracht. Wat de breuk onherstelbaar maakte heeft Erasmus scherp gezien, toen hij in 1520 tot Frederik van Saksen sprak: Luther heeft twee zonden gedaan: ij heeft den paus aan de kroon (en wij voegen er bij: an den buidel) en de monniken aan den buik geraakt". Toen was zijn vonnis geveld. De paus zet hem aanstonds in den hoek der niets ontziende wilde beesten (drie eeuwen later wordt Ds H. de Cock door Ds Laurman genoemd een „razend ondier") nog wel onder aanhaling van teksten mt de Heilige Schrift, die de woede van de ontzinde vijanden van Gods kerk beschrijven, als hij aldus in zijn banbedreigingsbul Luther aanvalt: Sta op, o God, twist Uw twistzaak, gedenk der smaadheid, die U'van den dwaze wedervaart den ganschen dag (Ps. 74:22); vossen willen Uw 'wijngaard verderven (Hooglied 2 : 15') dien Gij Uw stedehouder Petrus en diens navolgers gegeven hebt; een everzwijn uit het woud wroet hena uit, een wild dier weidt hem af" (Ps. 80 : 14). De Cock wordt afgezet omdat hij weigert te onderschrijven, dat hij zich schuldig gemaakt heeft aan een bedrijf, dat moest leiden „tot verstoring van de orde en eendracht in de Ned. Herv. Kerk"; Gezelle Meerburg wordt afgezet omdat hij tweedracht, secten en muiterij in de kerkregeering zou begeeren aan te richten; in de Memorie van 't classicaal bestuur van Amsterdam dd. I Febr. 1886 worden dr Kuyper en zijn aanhangers oproermakers genoemd en schuldig verklaard aan verzet en aan verstoring der orde; de definitieve beslissing der algemeene synode acht hen insgelijks schuldig aan verstoring van orde en rust en aan vergrijp in de uitoefening van hun kerkelijke betrekkingen; prof. Greijdanus wordt geschorst o.a. wegens het aanrichten van scheuring en tweedracht in de kerken; prof. Schilder wordt geschorst en afgezet wegens scheurmaking, waarbij uitdrukkelijk art. 80 der K.O. wordt genoemd. Veel kerk — voor de getrouwen geen recht.

P. DEDDENS.


1) Dit verhaal wordt gegeven door den heer H, Algra tn de „Leeuwarder Kerkbode", overgenomen door „De Reformatie", 19e jrg-. nr 6, van 11 Nov. 1938. De heer Algra vermeldt het zeggen van den V.U.-professor als feit en merkt op, dat de K.O. aan de meerdere vergaderingen niet de macht toekent, die zij, als men sommige Theologen gelooven mag, volgens de „beste canonici" behooren te hebben. Wanneer het betere deel der canonici gelijk heeft, dan zou, zegt de heer Algra, de K.O. gewijzigd moeten worden en zou ook bedoelde professor aan de V.U. gelijk krijgen. — Helaas, de professor in quaestie kreeg gelijk, doch de K.O. werd niet verandera. Maar de „interpretatie" houdt het volk wel zoet.

2) Festus Hommius, een der scribae van de Dordtsche Synode, schrijft dan ook: , , De besluiten der conciliën (synoden) moeten den kerken niet voorgehouden of opgedrongen worden als bevelen der Overheid en Perzische ordinantiën. Maar de handelingen van het gehouden concilie moeten aan alle kerken gezonden worden, opdat ze door haar, naar den regel van Gods Woord, onderzocht, en zoo ze bevonden worden daarmee overeen te stemmen, goedgekeurd, en alzoo ten laatste van goedgekeurde kerken, gewillig en eenstemmig, niet tegen haar wil en gedwongen, aangenomen worden. Want de kerken' hebben haar consciëntiën aan het oordeel van haar gedeputeerden niet verbonden noch hun volkomen macht gegeven, in haar naam al wat het zou zijn, te besluiten maar de consciëntiën blijven altijd aan het eenige Woord Gods verbonden, en wanneer zij bevinden, dat de handelingen en besluiten van de gedeputeerden hiermee overeenstemmen, dan moeten alsdan eerst de kerken ze voor bondig houden en toestaan". En verder: „het fundament van alle synodale autoriteit is de overeenkomst met Gods ordinantle en waarheid. Van welken wij eerst wel verzekerd moeten zijn, eer dat eenige synode bij ons eenige autoriteit verkrijge". En eindelijk: „Derhalve is de autoriteit der Conciliën niet zoo volstrekt en moet zoo groot niet wezen, dat wij hunne besluiten als onbedriegelijk waar zouden aannemen, zonder verder onderzoek; maar wij moeten ze eerst aan den regel van Gods Woord toetsen, en indien wij ze bevinden daarmee overeen te stemmen, ons met het gevoelen en de eenstemmigheid der kerk vereenigen; maar zoo wij ze bevinden daarvan te verschillen, zoo is het niet alleen geoorloofd, maar wij zijn n ook schuldig tegen zoodanige besluiten ons naar behooren en wettelijk te verzetten".

F. Hommius, LXX Disputationes Theologicae adversus Pontificios, 1614, Djsp. XVIII, De Conciliorum Autoritate, th. 2—4.

3) H. Koch, Cyprian und der Röraisehe Primat, Leipzig 1910, S. 67.

4) Geref. Kerkelijk Congres, De hiërarchie in haar kerkbedervend karakter, door Dr F. L. Rutgers, 1887, blz. 7, 8.

Met de gedachten, die Rutgers hier uitspreekt, moesten de gereformeerde kerkleden doordrenkt zijn; 't zou uitnemend zijn, indien de inhoud van dit referaat op de catechisatie werd onderwezen. Ware dit voorheen geschied, de kerken zouden intijds de „klamv van het beest', gelijk Rutgers de hiërarchie op 't voetspoor der vaderen noemt, hebben ontdekt, en men zou niet toegelaten hebben, dat het beest het lichaam der kerk verscheurde.

*) Het vervolg van dit artikel zal in een der volgende ummers geplaatst worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's

Kerkrecht: Veel ker en weinig recht ?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's