GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Op verstrooidenreis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op verstrooidenreis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met mijn aankomst op het vliegveld Mandai, zooals daarvan werd verteld in mijn laatste opstel onder dit hoofd, begon mijn tweede bezoek aan het eiland Celebes en de stad Makassar. Mijn eerste bezoek viel in Augustus 1947. Destijds was ik op weg naar Timor in verband met mijn bemoeienissen voor den terugkeer van Ds Goossens naar zijn arbeidsveld en in verband met het gaan verrichten van eenigen arbeid op het zendingsterrein onzer kerken op verzoek van de kerk van Zwolle en de inheemsche kerken ginds. Ik zou toen scheep gaan te Makassar samen met de (toen nog) goeroe^ (sic!!) indjil Coreh en Tanahomba, die te Makassar moesten overscheepen op de Rheijnst, welk schip hen en mij naar Soemba zou voeren. Coreh en Tanahomba hadden n.l. ten behoeve van den terugkeer van Ds Goossens een bezoek aan autoriteiten te Batavia gelsracht.

Makassar is er op vooruit gegaan in die twee jaar.

Sinds de overeenkomsten van Malino is het de hoofdstad van den Negara Indonesia Timur, die, als zelfstandige deelstaat, deel zou gaan nemen in den te I vormen Federatieven Staat Indonesia. In dien deelstaat werd vrij snel orde en rust hersteld na de aankomst van de Nederlandsche troepen in Indië. En er ontwikkelde zich daar een prachtige samenwerking ; tusschen Indonesiërs en Nederlanders. De regeerende i personen waren zoo verstandig den weg van rustige ! ontwikkeling te verkiezen boven dien van revolutionair forceeren van Indië's „vrijheid". Ik kan constateeren, dat het stadsbeeld heel wat ordelijker is dan i in 1947. In de Chineesche wijken (de haven-en handelswijken van de stad) die veel schade hadden opgeloopen van de bombardementen tijdens den oorlog met ; Japan, is puin geruimd. De Europeesche huizen zijn L „gekapoerd" (gewit, en tevens hersteld van opgeloopen schade), de wegen zijn veel verbeterd. Kortom: er heerscht rust en orde. Op de kantoren wordt men, gezien de omstandigheden, vlot geholpen. De stad is 1 en marche naar het herkrijgen van haar oude welvaart.. , . Makassar is een zeer belangrijke handelsstad en havenplaats met veel transitoverkeer, omdat het een i knooppunt is van zee-en luchtwegen, als ik me zoo uitdrukken mag. Het is een genot om in de stad te verkeeren. Het is van de havensteden de koelste plaats van den Archipel, naar de heer Pronk mij verzekerde, en ik later zelf ook door vergelijking kon vaststellen. De stad heeft breede straten, schaduwrijk door prachtige boomaanplant langs de bermen. Er is in 1949 al heel veel van de oude drukte in de haven teruggekeerd. De stad biedt een levendigen aanblik. Zij bewijst, dat het goed gaat met de boven vermelde samenwerking. Terugdenkend daaraan is het moeilijk niet alleen maar een gevoel van diepe ergernis te hebben om wat korten tijd na mijn tweede bezoek noodeloos door de Nederlanders te grabbel werd gegooid.

Wat mijn logies betreft ben ik er ook op vooruitgegaan. De eerste maal logeerde ik in een hotel (ik meen het Grand Hotel), waar ook broeder Pronk, destijds de eenige vrijgemaakte te Makassar, zijn onderdak had. Dit hotel was inderdaad „grand" (groot) als je op het aantal kamers afging. Het was ook „grand" als je de gevraagde logiesprijs in aanmerking nam. Daar weet Pronk van mee te praten, die toen ook de kosten voor mijn logies' heeft betaald, als ik

me niet vergis. Maar het was allesbehalve „grand" als je de afgepaste hoeveelheid eten op je bord zag liggen. Om van de kwaliteit nog maar niet te spreken. Niet dat dit hotel slechter was dan andere in den Archipel: a, Ue gerants hadden toen met de grootste moeilijkheden te kampen om van de menu's iets behoorUjks te maken. Wel was het hotel „grand" in aanmerking genomen de enorme lachbui waaraan ik me heb bezondigd tijdens één van de maaltijden. De goeroe's Coreh én Tanahomba waren toen juist geairriveerd. Van Maleisch had ik toen nog maar heel weinig verstand, zoodat Pronk het gesprek met de goeroe's had gaande te houden. En die vertelde toen een paar staaltjes van zeemansmaleisch aan de goeroe's. Pronk was n.l. al jaren aan het loodswezen in Indië verbonden. Ik begreep er om bovengenoemde reden niet veel van. Maar één mop snapte ik toch. Het gold de uitdrukking: „valsch gebit". In zeemansmaleisch heet dat namelijk: gigi balazer. Gigi beteekent gebit, tiet andere woord exegetiseer ik maar niet.

„Grand" was. het hotel ook gelet op het enorme standje, dat-ik te incasseeren kreeg van mijn Engelschen kamergenoot, een man, die op mijn eerste tocht naar Indië mijn medepassagier geweest was in het vliegtuig. Dat standje liep ik op, omdat ik de deur van de klamboe-kamer had open laten staan, zoodat de muskieten vrij baan hadden boven onze bedden. Toen ik uit de mandikamer weer binnenkwam was de Engelschman als een razende bezig muskieten te jagen en te dooden. Ik vond dat hij het zoo best deed, dat ik maar rustig verder ging met toilet maken. Je moet je tenslotte een houding probeeren te geven als er enkele Engelsche krachttermen op je afgevuurd worden.

De beste herinneringen aan dat hotel houd ik echter vanwege de fijne gesprekken die Pronk en ik daar hebben gehad. Pronk is een oud Indlschman. En één van de weinigen, die in dat land heel gewoon Gereformeerd gebleven is, en dus zich ook heeft vrijgemaakt. Hij heeft me veel verteld over het voorooilogsche, kerkelijke leven ginds.

Maar bij mijn tweede bezoek te Makassar hoefde ik niet weer naar Grand Hotel. Ik mocht nii logeeren bij de familie Pronk in hun eigen huis aan den Goaweg. Dat huis was een echt thuis voor de vele vrijgemaakte militairen, die inmiddels te Makassar hun „tenten" opgeslagen hadden. Niemand zal kunnen zeggen hoeveel de familie Pronk voor die jongens geweest is. Ze vonden er alles: om te beginnen de gemeenschap der heiligen in het samen gehoorzaam blijven aan Christus' wil, dat de zijnen één zijn in het ware geloof. Ze kregen er catechetisch onderwijs, op een onderhoudende en zeer leerzame wijze. Ze vonden er raad en troost in persoonlijk gesprek. Ze vonden er echtchristelijke gezelligheid, niet het minst ook door de bemoeienissen van mevrouw Pronk, voor wie, ondanks haar zwakke gestel, niets te veel was. Ik beschouw het als een groot voorrecht, dat ik zelf van al die hartelijkheid mee heb mogen genieten. Hoewel al volop in de voorbereiding voor haar terugkeer naar Holland heeft ze ook toen haar huis disponibel gesteld voor praatavonden en huisbezoeken en alles wat met mijn werk in verband stond. De militairen, die van haar gastvrijheid mochten genieten, zullen deze inmiddels reeds overleden zuster-in-Christus nooit vergeten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Op verstrooidenreis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's