GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

AANHANGSEL.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AANHANGSEL.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat het aantal secten in het midden der 16de eeuw vrij groot geweest is, blijkt uit verschillende gegevens.

De Ned. Geloofsbelijdenis spreekt in art. 29 van „alle secten, die heden ten dage in de wereld zijn" (in de belijdenis wordt de Kerk niet slechts afgegrensd tegen de secten m Nederland, maar in de wereld!), welke , , zicli met den naam der Kerk bedekken"; Idem, , , dat men het lichaam en de gemeenschap der ware Kerk onderscheiden zal van alle secten, welke zeggen, dat zij de Kerk zijn".

Willem Verlinde, bisschop van Hoerrtiond, gaf üi 1567 een geschrift uit, dat vertaald Is door Jakob van de Velde, prior van het Augustijner klooster te Brugge en tot titel draagt „Ben claer betooch vanden oorspronck der Lutherie; Van die menichvnldicheyt der Secten" enz. „vanden Jare 1517 tot den Jare 1566".

In het plakkaat van Karel V in 1550 te Brussel gegeven wordt gesproken van „vele en diverse secten, dwallnghen en ketteryen". Nadat in dat plakkaat verboden is het lezen, bezitten, verspreiden, verzwijgen, enz. van boeken en geschriften, worden er echter maar enkele namen genoemd, n.l. als gezegd wordt: „gemaekt by Marten Luther, Joannes Ecolampadlus, Ulrlchus Zwinglius, Martinus Bucerus, Joannes Calvlnus, of andere ketters en auteurs van hun secten".

Ook de historieschrijver Pleter Bor, die in 1679 6 folianten heeft gegeven over de Nederlandse oorlogen van 1555 tot 1600, spreekt van vele secten, maar noemt ook slechts enkele namen; hij schrijft: „Also heeft men in Sassen van eenen Nlelaes Storek vernomen, die in 't Jaer 1521 en 1522 veel menschen tot hem toog. Te Wittenberg heeft een Doctor der Schrift der Augustyner Orden, noemelyk Martinus Luther, hem eerst tegen d' Aflaten gestelt, die daerna byna heel Duytsland van de Roomse kerck tot slch getogen heeft. Te Zurig in Swltserland heeft Ulrich Zwinglius hem ook tegen de Aflaten gestelt, en de Roomse kerck gelastert; dese was eerst met JLuther in allen manieren eens, maer daemaer begost hy en Doctor Andreas Carolostadlus in sommige articulen twlstig te worden met Luthero". Hij noemt dan verder Thomas Munster en Melchlor Hoffman, wederdopers, Calvijn, de Batenburgers en de Mennisten.

Gelijk reeds is gezegd heeft Lodewijk Moreri in zijn eneyclopaedie een lijst van 91 richtingen gegeven uit de 16de en het begin der 17de eeuw, afgedrukt in het Groot Algemeen Woordenboek van Davld Hoogstraten en Jan Lodewijk Schuer, 1733, waarbij echter enerzijds wel namen ontbreken, maar anderzijds namen genoemd worden, die identiek zijn of zeker niet als afzonderlijke richtingen zijn aan te merken, zodat het getal belangrijk is te reduceren.

Maar er is nog een ander geschrift, uit 1567, dat tot titel heeft: „Meer dan Tweehondert ketteryen, blas-•phemien, ende nieuwe leeringen, welcke uit de Misse syn ghecomen: Berst van Petro Bloccio Schoolmeester te Leyden in Latyn ghemaeckt, daer nae in Duytsch voor slechte menschen overghesett, op datse moghen weten dat de Paussche kerck een fonteyn is van alle ketteryen onder decksel van heyllcheyt". Het latijnse exemplaar is van 1559 en fel anti-luthers. We hebben hier dan ook niet te doen met meer dan tweehonderd afzonderlijke secten, maar daaronder zijn ook begrepen, zoals de titel zegt, allerlei leringen.

Verreweg de meeste richtingen bestaan niet meer en vele zijn slechts bij name bekend. Uit de lijst van Moreri worden hier de volgende genoemd:

De oorspronkelijke Wederdopers; de David-Joristen (een latere doperse richting, genoemd naar David Joris); de Barrevoeters (een doperse richting, die het leven der apostelen wilde imiteren); de Mennonieten (een latere doperse richting, genoemd naar Menno Öimons, later de Doopsgezinden genoemd); de Clancularisten „of heymelyken", die een geheim-genootschap vormden; de Manifestanten, die zich vooral tégen de vorigen steld< ; n, die zij goddelozeu noemden; de Bacularissen, die alleen stokken als wapenen wilden dragen; de Batenburgers, een' op roerige richting der dopersen; de Huttisten, een doperse richting, die zich noemde naar Jakobus Hutten, een Sileziër, die in Beieren en Tirol veel aanhang wierf; zij beschouwden zich als de ware Israël, dat op Gods tijd de Kanaanieten met het zwaard zou uitroeien, hadden diepe verachting voor de Kerk en hielden er een zonderlinge uitwendige heiligheid op na; de Bloedzuigers, een doperse richting, die bij het zweren van eden de gewoonte had om - bloed te drinken; de Demoniaken of duivelsgezlnden, die geloofden aan de zaligheid der duivelen; de Antl-demoniaken, een meer luthers-georiënteerde richting, die het bestaan der duivelen loochende; de Sabbattisten, die de 7e dag onderhielden; de Gemeenschappers, die het gemeenschappelijk bezit van vrouwen voorstonden; de Wenenden, die leerden, dat men alleen met wening en geschrei tot God mag naderen; de Ambrosianen of pneumatici; verder de Soeinianen; de Libertijnen of Vrijgeesten, die een pantheïstische secte waren, wetke het bestaan van zonde en schuld loochende; de Campanisten, genoem'd naar Joh. Campanus, een duitser uit het lajid van Gullk, oorspronkelijk een lutheraan, die echter afweek en In Wittenberg optrad met zijn • leer, dat Zoon en Heilige Geest niet van-de-Vader-onderscheiden Personen zouden zijn, terwijl hij ook een afwijkend gevoelen over het avondmaal voorstond.

Sommige van die richtingen werden ook in ons land gevonden, waarbij dan nog te noemen zijn de Vlamingen, een doperse richting, reeds genoemd in: het „Protocol, Dat is, Alle handelingen des Gesprecks tot Embden in Oostvriêslant met den Wederdooperen, die hen Vlamingen noemen, gehouden, begonnen den 27 Febr. 1578, ende den 17 Mey desselven Jaers gheeindlcht". Zij hadden latei hun vergaderplaats, voorzover zij in Amsterdam woonden, in , , Het Lam", voordien een bierbrouwerij aan de westzijde van de Singel. Voorts zijn te noemen de Waterlanders, ook een doperse richting, die zich later met de Vlanüngeu verenigd heeft. In de 17de eeuw is uit de groep van de Vlamingen een andere voortgekomen onder leiding van Apostool, wijl men zich niet verenigen kon met de Ingedrongen remonstrantse gevoelens (verschillende remonstranten hebben zich na de dordtse synode bij de dopersen gevoegd); zij vergaderden later In het gebouw „de Zon" op de Singel. En dan kwamen uit de oude richting der dopersen nog kleinere groepen voort, die echter te klein waren om in grote gebouwen te vergaderen en zich tevreden stelden met particuliere woningen, waar men de samenkomsten hield. In Amsterdam waren ook de Brownisten, die een klein kerkje hebben bezeten in de Bamesteeg, welke gemeente later echter is geliquideerd.

Bovenstaande gegevens doen voldoende zien, hoe er vele , .kerken" en „kerkjes" in de tijd onzer vaderen van de 16de en het begin der 17de eeuw geweest zijn, bulten Rome en de Luthersen. Maar het feit zelfs, dat bijvoorbeeld ook vele dopersen om hun geloof het martelaarschap hebben aanvaard, heeft er de gereformeerde vaderen niet van weerhouden, desniettemin het praedicaat , , Kerk' aan hun godsdienstige richting te ontzeggen.

Hij staat in de rechte verhouding tot de HERE. Dat wil niet zeggen, dat hij zonder enige zonde is. In Psalm 143 : 2 bidt een rechtvaardige: a niet in het gericht met uw knecht, want niemand, die leeft, zal voor uw aangezicht rechtvaardig zijn.

Geen mens is zonder zonde en niemand kan daarom wegens eigen verdienste voor Gods gericht bestaan. Bij de vraag van Psalm 130 : 3 : Zo Gij, HERE, de ongerechtigheden gadeslaat, HERE, wie zal bestaan? past het onuitgesproken antwoord: iemand.

Wij verbinden aan het woord rechtvaardig dikwijls de gedachte: zonder enige zonde. En precies zo doen we in de regel met het woord heilig.

Ik stelde aan catechisanten nogal eens de vraag: Zijn er rechtvaardigen? Zijn er heiligen?

Als antwoord volgde gewoonhjk een beslist: Neen. Dat wist men wel zeker. Rechtvaardigen, heiligen zijn er niet.

De bedoeling was wel goed: Zonder zonde is niemand. ,

Maar toch was het antwoord mis. De Schrift spreekt veel van rechtvaardigen. Hier volgen enkele bewijsplaatsen :

„De HERE kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan". Ps. 1 : 6.

„De ogen des HEREN zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun geroep". Ps. 34 : 16.

„Want Gij, HERE, zult de rechtvaardige zegenen. Gij zult hem met goedgunstigheid kronen als met een rondas". Ps. 5 : 13.

„Verblijdt u in de HERE en verheugt u gij rechtvaardigen en zingt vrolijk alle gij oprechten van hart". Ps. 32 : 11.

„De vloek des HEREN is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen". Spr. 3 : 33.

Die rechtvaardigen zijn geen mensen-zonder-zonde, maar mensen, die door Gods genade in de rechte verhouding staan tot de HERE.

Terwijl de goddelozen zich van de HERE afwenden, vertrouwen op wagenen en paarden, zich verheffen tegen God en Zijn Gezalfde, nemen de rechtrvaardigen de toevlucht tot Gods genade. Ze vrezen voor Gods toorn en belijden hun zonden met een gebroken hart en verslagen geest. Ze geloven, dat er bij de HERE vergeving is en pleiten op Gods beloften. Het zijn mensen, die naar de woorden van Psalm 33 de HERE vrezen, op zijn goedertierenheid hopen (v. 18), de HERE verbeiden. Hem hun schild en hulp noemen (v. 20). Hun hart verblijdt zich in. 4e HERE en ze vertrouwen op de naam zijner heiligheid (v. 21).

Ze hebben nog veel gebreken en zwakheden, die nog —-tegen hun wil — in hen overbleven. Ze hebben in'niets te roemen dan in Gods genade.

Maar hun hart is in oprechtheid op de HERE gericht.

Ze kennen de HERE in al hun wegen. Ze hebben lust de HERE te vrezen. Ze struikelen en vallen en hebben dagelijks tegen de zonde te strijden. Maar hun • levensrichting is anders dan die van de goddelozen. Leest maa-^ eens Psalm 1, waar de tegenstelling duidelijk uitkonit. - •» - u*. .., . ..: .„

We kunnen hun levenshouding als volgt samenvatten : Ze geloven in de HERE. Daardoor onderscheiden ze zich van de ongelovigen' of goddelozen.

Daarom schrijft Habakuk: De rechtvaardige zal door het geloof leven.

Door z'n geloof, dat is door z'n vasthouden aan de HERE, door z'n vertrouwen op Gods beloften, door in z'n aanvechtingen zich aan de HERE vast te klemmen, door alleen maar op Hem te vertrouwen en van Hem alles te verwachten.

Geloven is: tegen hoop, op hoop, tegen de schijn der dingen in, tegen alle menselijke verwachting, toch op de HERE steunen.

Het woord geloof is de vertaling van een Hebreeuws woord, waarvan de grondbetekenis is: vastheid, zekerheid, onwrikbaarheid, onbeweeglijkheid.

Men noemt het geloof nogal eens een waagstuk. Maar dat is het niet. Wie wat waagt is onzeker van de uitkomst. Wie een lot uit de loterij neemt, weet niet, of hij een prijs zal krijgen. Maar wie gelooft in de genade Gods, in Jezus Christus geopenbaard, begaat geen waagstuk, maar mag zeker weten, dat hij niet beschaamd uitkomt.

Het zou vreselijk zijn, als het anders was. Want er hangt van het geloof ontzaggelijk veel af. Door het geloof zal de rechtvaardige immers leven.

„Dat aan dat geloof alles hangt, zegt onze tekst met bijzondere klaarheid. Door zijn geloof toch zal de rechtvaardige , , leven": n dat woord wordt hier gelijk elders (Amos 5 : 4, 14) het heil, dat aan de dienst des HEREN verbonden is, samengevat". (Prof. J. Ridderbos in de K.V.).

Leven is in deze en dergelijke teksten niet slechts: bestaan. Ook de onrechtvaardiger^ of goddelozen bestaan immers. Ze zijn springlevend. Maar toch missen ze het leven in de echte, volle zin van het woord.

De rechtvaardigen zullen leven: het goed hebben, gered zijn van de zondemacht, het heil bezitten, de HERE mee hebben. God vóór zich hebben.

Wij zeggen van mensieni die een naar bestaan hebben: Ze hebben geeii leven.

Welnu, de goddelozen hebben geen leven. Zij kennen de HERE niet en de HERE kent hen niet.

Maar de rechtvaardigen leven. De zegen des HE­ REN is over hun bestaan. Ze hebben het leven buiten zich zelf in Jezus Christus. Hij is het leven. Joh. 14. En wie in Hem gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven. Joh. 11 : 25.

De rechtvaardige zal door het geloof leven. Die volgorde moeten we niet omkeren. Er zijn mensen, die willen eerst het leven in zichzelf constateren en dan geloven. Alsof de Schrift zeide: Leeft en gij zult geloven.

Er staat: Gelooft en gij zult leven. Door het geloof zal de rechtvaardige leven. Door het geloof heeft hij vergeving der zonden, vrede met God, alle schatten van het Koninkrijk der hemelen. Maar daarbij ontvangt hij ook alles wat voor het leven op aarde nodig is.

„Verblijdt u in de HERE en verheugt u gij rechtvaardigen, en zingt vroUjk, alle gij oprechten van hart". Ps. 32 : 11.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

AANHANGSEL.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's