GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Dr G. C. v. Niftrik en de V.U.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Dr G. C. v. Niftrik en de V.U.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Het tijdschrift „Kerk en Theologie", waaraan allerlei Hervormde theologen meewerken, en dat eens in de drie maanden verschijnt, geeft In elk nummer een Interessante kroniek, welke verzorgd wordt door prof. Van Niftrik en dr A. F. N. Lekkerkerker.

In de kroniek, geplaatst In het nr dat enige weken geleden verscheen (3e Jrg., No. 1, 1952), schrijft prof. Van Niftrik vrij uitvoerig over dr C. J. Honig. Deze zoon van de vroegere Kamper dogmaticus was èn ereUd èn reunist van S.S.R. Gezien de houding van dr Honig inzake de gebeurtenissen binnen S.S.R., met name bhmen de afdeling Amsterdam, had G. Puchlnger tn zijn blad , , Polemics" laten weten, dat hij niet gerust was over de houding van dr Hbnig inzake de ibarthlaanse agitatie bmnen genoemde afdeling. In „Polemios" van 15 Deo. 1951 deelt Puchlnger mede, dat het „trouweloze" (de benaming is van Puchlnger zelf en, naar ik meen, terecht gebruikt tn dit verband) erelid van de afdeling Amsterdam meende te moeten heengaan in zijn hoedanigheid èn van erelid èn van reunist. Deze mededelingen worden ook verstrekt tn de kroniek waaraan prof. Van Niftrik deze merkwaardige zin toevoegt: „De heer Puchlnger constateert met enige voldoening, dat hij weer gelijk had".

Nu is dr C. J. Honig ook curator van de Vrije Universiteit. Vandaar dat Puchlnger, In rechtmatige zorg over déze curator, een duidelijke vraag stelt, ook overgenomen in de kroniek: „En tot de gehele Gereformeerde Gezindte neem ik de vrijheid als gereformeerd medelid dezer Gezindte één vraag openlijk voor te leggen: Is het gerechtvaardigd dat een figuur van de principiële ligging van dr C. J. Homg, die, naar thans openlijk bewezen Is, de Amsterdamse S.S.R.-studenten zonder enige verdediging ta het jaar van de Groen-herdenking heeft overgegeven aan het Barthiaanse penetratiefront, nog langer curator zij van de Vrije Universiteit? Stel deze typisch Groeniaanse vraag thans openlijk en alom!!"

Prof. van Niftrik vindt deze „onbeschaamdheden" daarom de moeite van hehandellng la zijn kroniek waard, omdat de V.U. in het geding is. Als deze volbloed barthiaan belangstelling gaat krijgen voor de V.U. dan. mag het wel tn de krant! Hij antwoordt op zijn eigen vraag . of de V.U. nu ook gaat meedoen met de grote schoonmaak, aldus: „Dat kan Interessant worden, nu er juist zoveel nadruk op wordt gelegd, dat de Vrije Universiteit maar niet een imiversiteit is van de Gereformeerde Kerken, maar van de Gereformeerde Gezindte, waartoe ook Hervormden kunnen behoren. In een kerkblad vaji Kerkeraad en Jeugdraad te Honselersdijk las tk de mededeling, dat er aan de V.U. 230 Hervormde studenten studeren en dat drie Hoogleraren plus één lector belijdend lidmaat der Hervormde Kerk zijn. M.a.w.: de Vrije Universiteit ook voor Hervormden acceptabel! Wij willen het gaarne geloven. Als nu dr Hbnlg er maar niet wordt uitgezet! En als we eens duidelijk horen mogen waar de grenzen van de Gereformeerde Gezindte precies liggen. Ik vrees met grote vreze, dat naar het inzicht van de leidende figuren ter Vrije Universiteit nogal een behoorlijk deel der Hervormde Kerk daar buiten zal vallen". (Vetgedrukte woord !n het origineel cursief gedrukt, Z.).

Ik laat de polemiek met prof. Van Niftrik graag over aan Puchlnger, hij heeft daarvoor een heel blad disponibel. Ik geloof, met prof. Van N., dat het verbazing kèn wekken als de V.U. voor Hervormden acceptabel is; als de V.U. metterdaad acceptabel is dan pleit dat alvast niet voor de huidige lijn van de V.U. Ook over die grenzen van de Geref. Gezindte zou Uc graag meer horen. Dat wordt wel eens tijd. Aangezien Ik vooralsnog meen, dat die „Gereformeerde Gezindte" eeen fictie is, zal ik over die grenzen wel met nader Ingelicht worden. lic deel echter met die vrees van prof. Van N. t.a.v. het inzicht van de leidende figuren van de V.U. De getallen die prof. Van N. verschafte spreken In dat opzicht een te duidelijke taal. Het opportunisme in die kringen enigermate kennende, meen ik te mogen verwachten, dat men aan die kant alles zal vermijden wat het ongenoegen met Hervormden zou kunnen opwekken.

Dat prof. Van N. bij voorbaat de leidende figuren in V.U.nkrtng wU waarschuwen voorzichtig te zijn, blijkt, dunkt me, uit zijn kroniek met onduidelijk. Nadat de

hooggeleerde kroniek-schrijver zich even heeft beziggehouden met ds S. J. Popma, die constateerde, dat er in Gereformeerde (lees: synodocratische, Z.) kringen bereidheid bestond tot incidentele samenwerking met Hervormden, merkt hij op — en dat vormt tevens het slot van dit deel van zijn kroniek —: „Moeten we nu ook érg blij zijn, dat de Vrije Universiteit „Incidenteel" met Hervormden samenwerkt: drie Hervormde hoogleraren en één lector ?

Het zal interessant zijn in de komende jaren waar te nemen hoe de Vrije Universiteit zich ontwikkelt. Zij wordt steeds groter; er komen nieuwe faculteiten bij; het aantal studenten neemt toe. Daardoor komt de Vrije Universiteit voor problemen te staan, die zij vroeger zo niet heeft gekend. Gezien het daar toenemend aantal Hervormde studenten, heeft ook de Hervormde Kerk belang bij de gang van zaken aldaar. En daarom interesseert het ons wat er terecht zal komen van de „typisch Groeniaanse" alarmkreet van de heer Puchinger. Daarom interesseren ons de verdere lotgevallen van dr C. J. Honig als curator der Vrije Universiteit".

Misschien zal niet iedereen hier direct een duidelijke dreiging beluisteren aan het adres van curatoren der V.U. Naar het mij voorkomt is de tendenz ineens doorzichtig als men het laatste citaat nog eens herleest aan de hand van déze vraag, die prof. Van N. in hetzelfde onderdeel van zijn kroniek stelt: „Kan men er zich nu nog langer over verbazen, dat Hervormden, die hun Kerk niet (in het origineel cursief gedrukt, Z.) als orgaoalsatorlsch dak boven hun „modaliteit", maar als Kerk ernstig nemen, tegen zulk een incidentele samenwerking de allergrootste bezwaren hebben? " Hier laat prof. Van N. aan duidelijkheid niets te wensen over. Nog wat meer Hervormde studenten aan de V.U., nog wat meer hoogleraren en het wordt tijd een dikke , .vinger in de pap" te eisen.

Vandaar, dat het waarlijk geen kwestie is van ziekelijke belangstelling interesse te tonen t.a.v. de lotgevallen van curator-Honig. Want wie de dingen maar wil zien zoals ze zijn, kan zonder moeite constateren, dat de actie- Thijs Booy onbekommerd voortgaat, welk feit gevolgen móet hebben ook ten aanzien van de V.U. en het curatorium daarvan. Wie gedurende een aantsd jaren met aandacht , , Polemics" heeft gelezen zal niet al te veel moeite hebben met de beoordeling van deze curator.

Ik ben nooit leerling van de V.U. geweest, en wens dus niet de pretentie te voeren met alle mogelijke V.U.zaken volledig op de hoogte te zijn. Het gaat er mij trouwens niet om zelfs maar een lijst van bezwaren tegen de V.U. samen te stellen. Er zijn er echter onder ons, die vanwege hun grote waardering voor de hoogleraren Dooyeweerd en VoUenhoven moeilijk een afkeurend woord t.a.v. de V.U. kunnen horen.

Men kan zulke belangstellenden toch vragen: „Gelooft U ook niet, dat het doorwerken van de Thijs Booy-actle in gebonden kringen gevolgen moet hebben voor de V.U., zowel t.a.v. curatorium en hoogleraren van de V.U., als t.a.v. de studenten-bevolklng van die universiteit? "

Het zal niet baten op te merken: „Men poogt toch een dam op te wcjpen tegen de activiteit van Thijs Booy CS.? " Een symposium als van prof. dr S. U. Zuidema c.s.: „Gereformeerden, waarom? " en allerlei artikelen in het blad „Waarheid en Eenheid" blijven onvruchtbaar; men laat immers „1944" buiten beschouwing of verzet zich er tegen? Van die kant hoeft men derhalve In deze aangelegenheid geen effectieve steun te verwachten.

Het lijkt me dan ook te liggen in de lijn der huidige ontwückeling, te verwachten dat men vooralsnog geen termen aanwezig zal achten om dr C. J. Honig ongeschikt te verklaren als curator der V.U. Anders gezegd: steeds meer van het goede van dr Abr. Kuyper gaat behoren tot de serie „overwonnen standpunten". Het zal goed zijn — ook al is de V.U. een inrichting waar het merendeel der leerlingen behoort tot de mondige leden der kerk, althans kan behoren —• niet slechts te spreken van „Bedum" en , , Hardegarljp", maar ook van , , V.U.-Amsterdam". Ook ai is het spijtig genoeg, dat we de opscherping onzer waakzaamlieid moeten danken aan prof. dr G. C. van Niftrik! De dank voor deze •—• overigens allerminst bedoelde — medewerking zij hem gaarne gegund.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Dr G. C. v. Niftrik en de V.U.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's