GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OMGORDT DE LENDENEN VAN UW VERSTAND EN WEEST NUCHTER

Bekijk het origineel

OMGORDT DE LENDENEN VAN UW VERSTAND EN WEEST NUCHTER

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

POP. WETENSCH. SCHETSEN

II

We komen nu tot ons tweede punt: de taak van de christelijke wetenschapsman binnen de gemeenschap van Gods volk. We willen ook- hier niet een wetenschappelijke theorie trachten te ontvsdkkelen wat wetenschap eigenlijk is, noch wat, meer in. het bijzonder, christelijke wetenschap eigenlijk is").

Wij vragen nu eerst welke het vaste fundament behoort te zijn waarop de wetenschap gebouwd dient te worden. Daarbij zal dan tevens blijken wat niet haar taak is.

Wetenschap — daarover is-geen discussie — dient de werkelijkheid, de wereld zoals die in haar structuur is en/of zoals zij zich in de loop der tijden ontv/ikkelde, al de grote werken Gods te onderzoeken. Zij moet trachten daarvan rekenschap af te leggen en samenhangen en afhankelijkheden te verklaren, onderscheiden wat er te onderscheiden valt, zich verdiepen in die duizend en één problemen die zich voordoen aan de man van wetenschap. Hij zal daarbij dienen uit te gaan van zijn ervaring van de werkelijkheid, van de gegevens die deze hem versohaft. Dat spreekt wel vanzelf, want zonder die voor-wetenschappelijke ervaring en kennis van de werkelijkheid zal hij zelfs met zijn werk niet kunnen aanvangen, dat werk 'dat, naar het woord der Prediker, is het onderzoeken en naspeuren van al wat er geschiedt onder de hemel, de moeilijke bezigheid welke God de mensen heeft gegeven om zich daarmee te bekommeren.

De christenman van wetenschap kan als bondeling een werkelijkheidskennis hebben — ik bedoel een kennis van de wereld, de normen en de geschiedenis welke aan het wetenschappeüjke voorafgaat — die anders, beter en vollediger is dan die van de wereldling, eenvoudig omdat hij Gods openbaring kent en aanvaardt. Hierdoor zal hij beschikken over een kennis der waarheid welke de afvallige in ongerechtigheid ten onder houdt. Zijn inzicht kan dan ook reeds nog voordat hij aan zijn wetenschappelijk werk begint, dieper, wijder, ruimer en bovenal nuchterder, werkelijkheidsgetrouwer zijn. Hierdoor kan hij voor valse problematiek, verkeerd gestelde vraagstukken, bewaard worden. Bij voorbeeld: een gelovige die onze 16e en 17e eeuw onderzoekt zal weten dat de HERE • de reformatie werkte, hij zal de reformatoren als zwakke zondige mensen kennen die de HERE onze God geroepen heeft als Zijn dienstknechten om Zijn volk te leiden uit het diensthuis der Roomse hiërarchie. En hij zal ook weten dat de grote opbloei die daarna kwam Gods zegen was, vrucht van de werking van het levenwekkend Woord. Dat alles zal van de aanvang af reeds een historiseh-wetenschappelijk onderzoek anders kleuren en welUcht tot heel andere inzichten leiden dan in de gangbare handboeken. En evenzo kan de geschiedenis van de 18e eeuw met als einde de Franse revolutie nooit goed bearbeid worden als men niet de afval onderkent die zich openbaarde in allerlei ongeloofstheorieën en de gerede ingang die deze vonden.

Uit dit alles kan blijken hoe geweldig belangrijk het Woord des Heren is ook voor alle wetenschappelijke arbeid. De Schrift openbaart maar niet een „grondmotief", een levens- en wereldbeschouwing, zij geeft niet alleen eeuwige, altijdgeldende „beginselen", o neen, zij verlicht ons pad, ook het pad, bij iedere stap die wij doen. wetenschappelijk

De heilige Schrift is helder en duidelijk. Dat maakte het ook mogelijk dat er een belijdenis kon ontstaan. Daarin werd als vrucht van de strijd tegen ketterijen en afwijkingen in de loop der geslachten vastgelegd wat het Woord openbaarde. De uitgewerkte belijdenisgeschriften, die wij hebben, zijn naar waarheid formulieren van enigheid, want hierin is vastgelegd wat zeker en ontwijfelbaar in de Schriften geopenbaard is omtrent God, de mens, iijn verlossing en de werken des Verbonds. Hierin is vastgelegd wat wij belijden als waarheid in overeenstemming met Gods Woord tesamen met alle schriftgelovigen uit alle tijden. Dat wij in die belijdenis hetzelfde behjden als al die anderen roept een gemeenschap in het leven, die prachtig weergegeven wordt in de term „gemeenschap der heiligen". Hier vinden we stichtelijke en zeer troostrijke litteratuur, en we kunnen de BERE nooit genoeg danken dat Hij aan Zijn kerk deze geschriften gegeven heeft, "die zo trouw naspreken wat er in Zijn Woord staat.

Maar hoe het ook zij, de belijdenis moge als een gave Gods nooit versmaad worden, genoeg en afdoende is ze nooit, want zij kan de Schrift zelve nooit vervangen. De Bijbel is zo rijk, zo vol lering, troost en vermaan, dat al het belijden en naspreken van mensen hem wel nooit geheel zal kunnen omvatten en uitputten.

Wij hebben dus gesproken over de zekerheden die wij bezitten, en wel van onze werkelijkheidservaring, van ons kennen van de wereld om ons heen en de geschiedenis — nogmaals, ik spreek hier niet over wetenschappelijk kennen —, vervolgens over de zekerheid die de Schrift ons biedt in wijsheid en inzicht, terwijl we tenslotte nog een enkel woord zeiden over de nooit te verachten vastheid die onze belijdenis daarbij geeft. Zekerheden zijn dit alles, zekerheden waar we nooit aan moeten tornen. We moeten er dan ook in ons wetenschappelijk denken van uitgaan, ja, we zijn daarin juist geroepen ons van de gegeven standen van zaken rekenschap af te leggen.

Het is zeker — en we doen hier een greep uit de vele zekerheden 'die we bezitten als schriftgelovigen —, het is zeker dat de muren van Jericho op de zevende dag vielen, dat God op de berg Sinaï met Mozes sprak, dat Jerobeam het volk zondigen deed, dat Zondag 1 waar is dat onze enige troost ligt in het verlossend lijden voor ons van de Here Christus, dat de Here Zijn kerk vergadert, beschermt en onderhoudt, dat de reformatie in de 16e eeuw gewerkt werd door God die Zijn volk toen bezocht ten goede, dat het ongeloof zijn vruchten droeg in de Franse revolutie, dat een ieder hier geboren is uit een vader en een moeder, dat 2X2 = 4, dat er 's nachts vele sterren aan de hemel staan, dat in de Straat Soemba de Krakatau ligt, dat Rusland een groot leger bezit, dat het in het Zuiden zonniger en warmer is dan hier even zovele zekerheden — en zo zijn er nog oneindig veel meer, net zoveel als Gods schepping groot is —, waar de mens nooit aan mag of kan tornen zonder de waarheid in ongerechtigheid ten onder te houden. Ongetwijfeld . is de zekerheid van de zaken die wij opsomden soms van geheel verschillende aard, maar het gaat er hier om dat het zekerheden zijn waar de wetenschap van uit moet gaan, welke zij slechts tot schade van zichzelf kan negeren — het zijn zekerheden omdat (jods Verbond met Noach en met Abraham vast en zeker is.

De wetenschap daarentegen is het onzekere. Hier is geen vastheid — hier zijn we in het gebied van het problematische. En is het niet zo, dat, als we menen een bepaald probleem opgelost te hebben dat er dan tientallen nieuwe problemen naar. voren komen om onderzocht te worden? Voortschrijdende wetenschap

(Zie vervolg pag. 396).

levert geen verkleining maar juist vergroting van het aantal problemen op. Maar niet daarop wilden wij nu de nadruk leggen. Wetenschap is het onzekere omdat al onze wetenschappelijke kennis slechts een historisch betrekkelijke theoretische zekerheid heeft — hier zijn we kinderen van onze tijd die met bepaalde problemen worstelen en bepaalde oplossingen geven totdat onze opvolgers zullen komen om aan te tonen dat onze probleemstellingen onjuist waren, dat onze oplossingen maar heel betrekkelijk waren en een grondige revisie noodzakelijk is, — evenals wij dat gedaan hebben ten aanzien van de problemen en oplossingen van onze voorgangers ^°). Wetenschappelijke werken zijn spoedig verouderd, onnut geworden, alleen goed voor de historicus die zich in zijn wetenschap richt op hetgeen mensen vroeger dachten en zeiden en meenden. „Het is al ijdelheid", ons wetenschappelijk werk — wie zal de man van wetenschap met al zijn inzicht en doorzicht nog gedenken indien hij gestorven is? Wat is er over van al de wijsheid van een Mozes, van een Daniël, hun studiën in de wetenschap hunner eeuw. Wat bleef er over van al de kennis die de Middeleeuwers bezaten, en van de grote geleerden der renaissance, van al dat werk van ernstige onderzoekers in de loop der eeuwen. Vergeeld en dik onder het stof en tot geen ander nut dan om problemen te bieden aan de historicus, wiens inzichten al evenzo van voorbijgaande aard zijn.

Dit alles is evenzeer waar voor christelijke als voor niet-christelijke wetenschap. Ook ons wetenschappelijk denken is feilbaar, ook wij slaan de bal vaak heel erg mis, ook ons werk is steeds voor herziening vatbaar — zoals ook wij vaak het werk van onze voorgangers soms sterk moeten herzien en soms zelfs zonder meer hun probleemstellingen als verkeerd moeten verwerpen.

Daarom, laten wij het ons allen goed realiseren: onze wetenschap en al haar resultaten is onzeker, feilbaar, geen vast fundament om op te bouwen. Onzeker zijn immers de theorie van Einstein, onze mening over de renaissance, over de economische wetmatigheden, historicale theorieën van een Toynbee, de inzichten van de moderne psychologie, onze opvattingen over de verhouding van klassicisme en romantiek, de wetenschap omtrent de praehistorische mens, over de geolpgische wording, opbouw van onze aarde, de kennis van de opbouw der atomen, ons begrip van de wijze waarop de overerving van eigenschappen van ouderpaar op kind tot stand komt, onze theorieën over de verhouding van religie en geloof tot cultuur en kunst, onze meningen over de invloed van het economisch bestel op de cultuur ach, iedere wetenschappelijke mening is een voorlopige en «ook de meest zeker schijnende en best gefundeerde theorie kan vandaag of morgen op goede gronden bestreden worden. We denken hierbij b.v. aan de gemene gratie theorieën, welke toch de schijn van vanzelfsprekendheid bezaten

Laten we daarom de wetenschap op haar plaats laten en haar vooral nooit overschatten, menende dat zij ons het richtsnoer voor ons handelen geven moet en de weg moet wijzen, dat zij. kapitein en stuurman zou zijn in het leven van Gods volk. Onze richtsnoer en vastheid vinden we niet in onze wetenschap, al zou die nog zo bloeiend zijn, neen, die vinden we in de Schrift en in het verstaan en onderkennen van de werkelijkheid om ons heen bij het licht van de Schrift. Wij moeten in de eerste plaats begeren wijs te zijn omdat we roemen kunnen dat we God kennen i"), wij moeten nuchter zijn en waken, letten pp de tekenen des tijds — dat is het gebeuren van alle dag bezien eij toetsen aan het Woord des Heren. Wij moeten ons zelf kennen en de situatie waarin wij verkeren: als er zonden onder ons zijn is dat toch niet een theorie en zich tot de HERE bekeren is toch niet zonder meer het gaan aanhangen van een andere opvatting of beschouwing.

Er is geen wetenschap die ons leren kan _b.v. dat er kerkverval is, dat reformatie noodzakelijk is, dat een bepaalde kerk een valse kerk is — daartoe hebben we ons onder de tucht van Gods Woord te plaatsen: „Weest niet onverstandig maar poogt te verstaan wat de wil des Heren is", zo staat er 'geschreven i"). Hier is niet allereerst de eis gesteld dat wij ingewikkelde boeken zouden lezen bf theorieën zouden bouwen, — al kan het voor de man van wetenschap . er wel eens mee samengaan.

Als- wij menen dat wij, als v/ij in wijsheid en inzicht in de situatie van de dag en wat de wil Gods is willen toenemen, betere theorieën moeten bouwen, een breder terrein aan wetenschappelijk onderzoek moeten onderwerpen en dat wij het van onze activiteit op dit gebied in de eerste plaats moeten verwachten, zullen wij verkeerd uitkomen — het einde' is dat wij stenen voor brood ontvangen en dat wij steeds minder weten, steeds minder zekerheden hebben. Want wij. heb'ben dan ons heil en onze zekerheid gezocht in het onzekere, de wetenschap.

Dit geldt voor alle wetenschappelijk onderzoek en alle theorie. Ook voor de theologie. Een kennen van de Schrift, een gelovig verstaan van Gods Woord is de basis van iedere goede theologie, evenals van iedere andere goede wetenschap. Want als wij menen dat de zaken andersom liggen en dat wij de Schriften pas kunnen verstaan indien onze theologie goed is, bedriegen wij onszelf en draaien wij de zaken om: het zekere willen wij dan funderen in het onzekere, het onzekere wordt dan de toetssteen voor het zekere, menselijke wijsheid en inzicht moet dan licht verschaffen in zaken waarin God de mens helder en duidehjk gezegd heeft hoe het is en wat Hij eist.

Ik hoef hier niet voor onderschatting der wetenschap te waarschuwen — als er een gevaar is dat onder ons thans niet dreigt is het wel dit! — Want het theoretiseren en het wetenschappelijk redeneren is ons vlees en bloed geworden, zo, dat wij het soms nauwelijks meer merken als we daar mee bezig zijn — dat we werken met theorieën inplaats van met zekerheden, dat we over abstracties praten inplaats over werkelijk concrete zaken. En hoe zou het ook anders kunnen na zoveel jaren dat vooral onder de , , intelligentia" de wetenschap al te zeer de toon aangaf, dat men zo groot vertrouwen had in de wetenschap dat daarin alle wijsheid gezocht werd.

Indien u nog mocht menen van niet, laat ons dan luisteren naar het volgende citaat uit een van de eerste „Reformaties" uit het jaar 1920: „Het kan niet worden geloochend dat mede tengevolge van de triomphen der wetenschap de horizont der openbaring tot veel breder diepte is verwijd Ik wijs erop dat de natuurwetenschap ons meer licht •geeft in de geschiedenis van de schepping, dat de kennistheoretische wijsbegeerte ons materiaal geeft tot dieper inzicht in het wezen des geloofs en de ontdekkingen der psychologie ons kunnen helpen het begrip inspiratie beter te benaderen." En dan volgt die zo voor het leven der kerk levensgevaarlijke stelling: , , De kerk is geroepen hare belijdenis in overeenstemming met die wetenschap te ontwikkelen". Hier, zo ergens, kan men zien wat ik bedoel met „het onzekere het zekere laten funderen" ^'').

Als wij zo de wetenschap laten heersen en die indragen in het volle leven der practijk, dan zal dat verwoestende gevolgen hebben. Immers, inplaats van de zekerheden van de Schrift en de daarmee beschouwde werkelijkheid geeft men de mensen de theoretische onzekerheden, problemen en opvattingen, stenen inplaats van brood. En zo zal men in het leven der gemeente, van Gods volk veel twisten verwekken. Want als de wetenschappelijke twistvragen buiten de academie komen waar ze thuishoren, dan is op hen het Woord van toepassing „wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen, gij weet immers dat ze twisten teweegbrengen men moet geen woordenstrijd voeren die tot niets nut is, ja verderf brengt aan wie er naar horen" ^^). Want door de wetenschap zonder meer in te doen gaan in het practische leven worden de academische kwesties levenskwesties en de professorale strijd een werkelijke strijd.

Wie van de kinderen Gods zittende in de kerk en luisterende naar de woorden: , , Wij geloven met het hart en belijden met de mond..'...." zou niet weten

wat dat „geloven" is. Een goed catechisant zou zelfs duidelijk en direct het antwoord kunnen formuleren met het antwoord op vraag 21 van de H.C. Maar leg deze vraag eens voor aan christelijke philosophen en theologen. Dan zal al spoedig een zeggen: wat het

geloof werkelijk is weten we eigenlijk nog niet, daarover moeten we nog heel lang en diep studeren en discussiëren. Het zou echter van weinig wijsheid getuigen als we dan tegen die catechisant van zo pas zeiden: maar jongeman, wat geloof is weten we nog lang niet — voor wie kies jij, voor de opvatting van A. of die van B. ? Want dan zouden twisten en haarkloverijen ontstaan die de gemeente niet bouwen, maar slechts de bestaande zekerheden en het echte geloof zouden ondermijnen — „ach, we weten toch nog niet eens wat geloof is". Hoe verwoestend het schuiven van theologie en haar oplossingen achter de belijdenis en het indragen van theologische twistvragen in het gemeenteleven is hebben we overigens allen nog maar enkele jaren geleden aan den lijve gevoeld. Laten we erdoor geleerd zijn.

En laten we in deze vooral ook scherp toezien op onszelf. Het wetenschapsideaal — een christelijk wetenschapsideaal natuurlijk dat de christelijke schriftgetrouwe wetenschap no. 1 zet — het christelijk wetenschapsideaal zeg ik, heeft ook ons maar al te veel in zijn greep gehad en deze zuurdesem is nog lang niet uitgezuiverd. Vaak zonder dat we er erg in hebben. Een reden te meer om zich er ernstig mee bezig te houden.

Want, is het niet zo, dat wij ook in het practische leven vaak onze eigen schemata hanteerden naar eigen, soms niet meer dan vermeend schriftuurlijke theorieën •— en de problemen die daaruit dan voortkwamen poogden we dan uit de Schrift op te lossen. W; ij stelden veel te vaak vragen aan de Schrift inplaats van de Schrift aan ons vragen te laten stellen. Wij stel­ den soms dilemma's die de Schrift helemaal niet kent — en vergaten daarbij dan de dilemma's die de Schrift wel kent onder ogen te zien. Onze levenshouding was en is vaak zo vertheoretiseerd dat we van de meest gewone er> alledaagse moeilijkheden en vragen ingewikkelde theoretische problemen gingen maken.

Zo b.v. ten aanzien van het z.g.n. filmprobleem. Wij wilden het moeilijke probleem oplossen hoe de verhouding was van de christelijke levensbeschouwing in het algemeen tot de nieuwe mogelijkheid die de techniek ontsloten had, de fihn, wij spraken daarbij van de film op zichzelf, haalden er cultuurtheorieën, levensbeschouwingen en wat al niet bij en stelden in één woord het probleem wetenschappelijk, algemeen en theoretisch. En daarbij vergaten we maar al te vaak de vraag te beantwoorden hoe dat eenvoudige gemeentelid daar nu moet staan tegenover die bioscoop bij hem op de hoek. Ja we wisten zelfs soms geen weg met die vraag omdat we eerst het algemene probleem opgelost wilden hebben om daaruit dan, uit de schriftuurlijke theorie, ook het schriftuurlijk antwoord te reduceren. En als soms iemand bij het bespreken van dergelijke kwesties met een eenvoudig schriftwoord komt, is ons dat vaak niet genoeg en moet er nog een betoog bij komen — en dat betoog heeft met zijn argumenten soms meer vat op ons dan zo'n schriftwoord. Wij laten ons overtuigen door de argumenten, niet door de Schrift alleen™).


11) Wij vragen ons immers af wat de schriftuurlijke vooronderstellingen en normen voor het wetenschappelijk werken zijA. Een prolegomena van de wetenschap zelve was niet onze opzet. We laten dus de vragen die in verband onder ons op dit moment in discussie zijn — als b.v. de verhouding van de Schrift openbaringen de „phaenomenologische" kennis der werkelijkheid, de quaestie van het „grondmotief", de verhouding van d© verschillende wetenschappen ten opzichte van elkaar etc. — nu dus rusten, al menen wij wel dat de hier gegeven richtlijn voor de wetenschappelijke practijk te dien aanzien wel degelijk consequenties heeft.

1=) Ter voorkoming- van misverstand het volgende. In het geheel van wat algemeen als wetenschap wordt aangeduid willen we tweeërlei onderscheiden. Ten eerste de s, ctiviteit die speurt naar nog onbekende feiten en kennisbronnen, en ten tweede de wetenschap — o.i. In eigenlijke zin — die poogt relaties te onderzoeken, samenhangen te verklaren, zich theoretisch rekenschap te geven v£m de — wellicht door de zo juist bedoelde activiteit ontdekte en zo bekende — , , feiten".

Eerstgenoemde activiteit „ontsluit" onze ervaring, vergroot het gebied onzer kennis, poogt, ev. door middel van instrumenten, nieuwe werkelijkheidsgebieden binnen ons gezichtsveld te brengen (als b.v. microscopische planten en dieren, sterren etc), om zo ook door waarnemingen te kunnen verrichten (b.v. t.a.v. de voortplanting van eencelligen, het meten van lichtsnelheid etc). Als b.v. een wetenschappelijke expeditie naar een bepaald terrein In Afrika gaat, kan die terugkomen met een geweldige hoeveelheid materiaal — meteriologische waarnemingen, kennis van planten en dieren, ethnografica etc. —, dat dan niet alleen , , gecatalogiseerd" moet worden maar gegevens geeft en daarmee problemen stelt aan talloze takken van wetenschap. Het hoeft geen betoog dat een dergl. onderzoek niet in het wilde weg geschiedt, maar veeleer bepaald is door kwesties en probleemstellingen: in de wetenschappelijke activiteit zijn de twee onderscheiden activiteiten nauw aan elkaar verbonden.

Voor ons is van belang op te merken dat de op ontsluiting onzer ervaringshorizon gerichte activiteit zekerheden kaja bieden — b.v. dat er plankton bestaat, dat de lichtsnelheid zus en zo groot is, dat de „Donatio Constantini" een vervalsing was, dat er dat of dat toen en toen geschiedde — maar dat zijn dan ook niet wetenschappelijke zekerheden in de eigenlijke zin van het woord, maar, zoals wij het boven noemden, zekerheden van onze werkelijkheidservaring. Overigens is het zelfs in de wetenschap zaaJc een zekere reserve tegen de zo ontdekte „feiten" te hebben — vergissen is menselijk!

In ons betoog hebben wij echter meer het oog op de theoretische activiteit die de problemen, die het gegeven In de werkelijkheid aan de man van wetenschap stelt, tracht op te lossen.

lö) Jer. 9 : 24. 1-) .Ef. 5 : 17.

IS) Zie „De Reformatie", Jubileumnummer, October 1950. Vergelijk hiermee b.v. de uitspraak van een Neo- Kantiaan als Goedewaagen: „das Kunsterleben das religiose Erleben hat gar keinen Sinn, wofem nicht die Psychologie des künstlerischen imd rellgiösen Erlebens ausgesagt hat, was dieses Erlebnis eigentlich ist", geelt, bij Dr H. Paber, De geschiedenis als theologisch probleem, 1933, pag. 45.

19) 2 Tim. 23 : 14. Verg. ook Col. 2 : 8.

20) T.a.v. de film zou men b.v. 1 Joh. 1 : 15 e.v. aan kunnen halen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

OMGORDT DE LENDENEN VAN UW VERSTAND EN WEEST NUCHTER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's