GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1938-39 - pagina 191

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1938-39 - pagina 191

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

1153 In tijden zooals we beleven, waarin groote onzekerheden om ons heen zijn, treft ons met bijzondere scherpte het boek Prediker. In dat deel van den Bijbel wordt ons op beklemmende wijze het ijdele van al ons menschendoen voor oogen gesteld — maar altijd met de wijsheid en de vreeze Gods als een lichtschijn uit den Hoogen op den achtergrond. Ook in de verzen, die ik u voorlas, wordt tegenover alles wat er is, gewezen op een tijd, dat het anders zal zijn; maar aan het slot van al de onzekerheid komt, dat het een gave Gods is, dat we ons mogen verblijden en het goede genieten van al onzen arbeid, dat wat God doet in eeuwigheid zal zijn en wij voor Zijn aangezicht hebben te vreezen. In de tweede plaats las ik u uit het Nieuwe Testament voor de gelijkenis van den rijke, die dwaas wordt geheeten. Die man volbrengt schijnbaar wat de Prediker zegt. Nu hij gezegend is in zijn bezit en werk organiseert hij, wat hij verkregen heeft met zorg en verstand en maakt zich gereed om zich te gaan verblijden en het goede van zijn arbeid te gaan genieten. Maar hij komt er niet aan toe voor G o d s aangezicht te vreezen en te zien op G o d s doen, dat in eeuwigheid is. Daardoor is hij niet rijk in God en heeft geen voordeel van wat hij bearbeid heeft. Gods doen is, dat Hij hem van zijn goed wegneemt en zijn goed van hem. Wanneer we nu met het oog op de V. U., welke ons hier tezamen brengt, in de wereld rondzien, dan zien we zooveel onzekerheden, dat het ons angstig te moede wordt. Er is zooveel dat zou kunnep voeren tot een tijd van afbreken, van verstrooien van wegwerpen en uitroeien, zoodat we zouden gaan vragen, wat voordeel hebben wij van onzen arbeid. Maar daaraan mogen wij niet toegeven en daarbij mogen we niet blijven staan. De Heere zal ons ook van dezen arbeid het goede doen genieten, mits we ook den rijkdom, dien we in de V. U. hebben, slechts hebben in God. Laten we daarom voortgaan met te doen wat onze hand vindt om te doen „met onze macht", zooals de Prediker elders zegt, ook in het stoffelijke, nederige werk van onze busjes-actie: maar laten we bovenal dat werk en heel onze Universiteit, alles wat ze mag zijn of nog worden, aan den Heere aanbevelen in ons gebed : Hem vragen om mannen voor die Hoogeschool en wijsheid voor die mannen. Hem belijden de nietigheid en zwakheid van ons zelf, wanneer we zien op de machten die tegenover die school staan. Onze V. U. is een zaak van gebed en blijft dat. O p andere wijze heeft ze geen reden van bestaan en ook geen kans van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1938

VU-Blad | 245 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1938-39 - pagina 191

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1938

VU-Blad | 245 Pagina's