GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 113

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 113

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ren doorkomt'. Vermoedelijk zullen nog wel anderen in het "complot" betrokken zijn geweest. Dat bij deze en gene - niet bij allen - ook de vrees voor een NSBregering een rol heeft gespeeld, is niet onmogelijk. Waarom de Gereformeerde en Christelijk Gereformeerde Kerken uiteindelijk niet tot de Oecumenische Raad, maar tot het Convent van Kerken zijn toegetredeni, is niet helemaal na te gaan. Zeker konden Kuyper en Janssen dit tegenover hun achterban gemakkelijker verdedigen. Vermoedelijk zal de uitspraak over de overheidsvraag van de onder de Oecumenische Raad ressorterende Raad van Nederlandse Kerken voor practisch Christendom, eind mei 1940, hier wel van invloed geweest zijn. Veel belangrijker dan deze kwestie is echter het feit, dat het latere Convent deze weinig heldhaftige voorgeschiedenis heeft gehad. Hoewel het op de duur hieraan wel wat ontgroeid is begon deze voorgeschiedenis, voordat er één Duits soldaat üi Nederland was. Ze kan een poging genoemd worden van geïnstitutionaliseerde interkerkelijke crisisbeheersing door enkele vooraanstaande figuren van bovenaf, zonder ruggespraak met de kerkleden of hun directe vertegenwoordigers.'

Falende leiders De geschiedenis van de falende leiders tijdens de bezettingsjaren begint niet op 10 mei '40, maar al veel eerder in de dertiger jaren, zo toont met overstelpend veel feitenmateriaal Van Roon in zijn boek aan. Z'n vraagstelling was in hoeverre de houding, die men in de eerste periode van de bezetting aannam, beïnvloed was door het beeld dat men zich tussen 1933 en 1940 van de gebeurtenissen in Duitsland (zeg maar, het nationaal-socialisme) had gevormd. Speurend naar 'lijntjes' kreeg hij heel wat draden te pakken. Veelvuldig waren de contacten tussen prot-chr. Nederland voor de oorlog op kerkelijk, maar ook economisch terrein. Van Roon werpt zelfs de vraag op of in 1933 de weigering van de Geref. Synode en van het bestuur van het CNV om een uitspraak te doen over de NSB, evenals premier Colijns weigering (aan Jan Schouten) om wat tegen de NSB te doen, niet te maken had met anti-marxistische gevoelens en de moeilijke onderhandelingen met Duitsland over Nederlands economische belangen. Het beeld dat uit het boek naar voren komt is dat ook reeds in de jaren dertig er bij vele leiders - evenals in Duitsland het geval was - een grote mate van concessiebereidheid aanwezig was jegens de nazi's, die van

minder groot gevaar werden geacht dan 'links', een lijn die zich na 10 mei '40 bij velen (niet allen) doorzet.

Frits de Zwerver Maar ook andere lijntjes spoorde Ger van Roon op, die doorgetrokken werden tijdens de bezetting. De meest treffende is die van de gereformeerde predikant F. Slomp te Heemse, die later als 'Frits de Zwerver' 'n leidinggevende rol zou spelen in het laten onderduiken van mannen, die opgeroepen werden tot dwang-

Hitlers rijksbisschop Muller en zijn mannen

arbeid in Duitse industrieën (van daaruit ontwikkelde zich 'n belangrijk stuk gewapend verzet in vooral prot. chr. kringen, de K.P.). Vóór de oorlog echter was ds. Slomp al met dit werk bezig toen 'Den Haag' tewerkstelling van werklozen in Duitsland 'stimuleerde'. (De uitdrukking van Van Roon is te zwak; werklozen, die weigerden te gaan, kregen geen uitkering). Van Roon (in z'n boek): 'Dit deed bij de Gereformeerde predikant van Heemse, F. Slomp, de maat overlopen. Hij zei dit op de kerkeraad, dat dit niet kon. Hier ging het om een aanranding van de geestelijke vrijheid. Niemand zou ongeschonden terugkeren. Daarom bezocht Slomp met zijn ouderlingen de boeren en vroeg ze, een extra knecht in dienst te nemen. Dat is ook gebeurd. Ook werd er voor deze mensen extra gecollecteerd. Waar gebeurde dat in de rest van Nederland? Daar ging men dit probleem pas in de oorlogsjaren als zodanig onderkennen, maar toen kon er van bepaalde zijde op gewezen worden, dat men hierover niet zo'n trammelant moest maken; immers dat had men in de dertiger jaren ook niet gedaan.'

Verkuyl Van Roon vond trouwens lijntjes, die nog veel verder doorlopen, tot het heden toe, zoals hijzelf ook constateert in gesprek met VU-magazine. Reeds in 1934, in de eerste fase van de Kerkstrijd in Duitsland, die zou uitlopen op het concentratiekamp voor Niemöller c.s., schreef de geref. predikant van Laren, J. Verkuyl, een brief naar de voorzitter van de predikantenvereniging.

'In deze brief werd namens de predikanten van de classis Hilversum gevraagd om een hulpactie voor die Duitse predikanten en hun gezinnen, die door de Kerkstrijd in grote moeilijkheden waren gekomen. Over deze moeilijkheden had een dochter van de nieuwe voorzitter van de Reformierter Bund', toen ze in Bussum op bezoek was, verteld. Toen was het plan gerezen om als Nederlandse Gereformeerde predikanten te helpen. Een van de predikanten had zich eerst tot minister De Wilde gewend met de vraag of zo'n actie geen moeilijkheden kon geven, maar deze had na zijn collega van Buitenlandse Zaken te hebben geraadpleegd, gezegd, dat hiertegen geen enkel bezwaar bestond. Het antwoord van De Wilde werd echter te laat vernomen om het voorstel nog op de predikantenvergadering te brengen, wat oorspronkelijk de bedoeling was geweest. Nu kwam het pas in een bestuursvergadering in december aan de orde. Het werd toen voor kennisgeving aangenomen. Steunverlening kon alleen binnen de door de statuten getrokken grenzen plaatsvinden.'

'Evenwichtig' Na lezing van het manuscript oordeelde emeritus-VU-hoogleraar D. Nauta: 'Dit boek rust op een door de auteur ingesteld uitvoerig en grondig onderzoek in de bronnen welke hij met betrekking tot zijn onderwerp wist te bereiken. De resultaten heeft hij met grote ijver verwerkt en op duidelijke en evenwichtige wijze in het licht gesteld.' 'n Citaat, waarop dit zou kunnen slaan: 'Colijn hield zich, afgezien van steun aan de 'Altreformierten' buiten de Kerkstrijd. Toen begin 1937 in Duitsland plotseling nieuwe kerkelijke verkiezingen werden aangekondigd en er vanuit Duitsland, waar een herhaling gevreesd werd van de staatsinmenging bij de verkiezing van 1933, door de groep-Langenohl een beroep gedaan werd op geestverwanten in het buitenland, liet Colijn door de Zwitser R. Grob die een grote bewondering had voor het Derde Rijk, aan Duitse instanties meedelen, dat hij zijn houding tegenover Duitsland zou moeten wijzigen, als de kerk daar meer in moeilijkheden zou komen. De verkiezingen werden even plotseling afgelast, als zij aangekondigd waren. In hoeverre de mededeling van Colijn hier een rol gespeeld heeft - de Duitse regering was op bepaalde momenten bijzonder gevoelig voor buitenlandse reacties - valt moeilijk na te gaan. Het was overigens een reactie, die wel wat laat kwam. In Colijns vereenzelviging van Pfarrernotbund en antirevolutionairen in januari 1934 mogen we zeker niet een teken 7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 113

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's