GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Twintig jaar Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken

Twee eeuwen protestantse leescultuur in staat van kartering.

36 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1988 startte het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlandse Protestantisme (1800-heden; hdc) te Amsterdam een meerjarig project, dat ten doel had een Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken (bnpp) samen te stellen. Het was de bedoeling dat deze bibliografie meer zou bieden dan de toenmalige Centrale Catalogus van Periodieken: dus niet alleen titels en vindplaatsen, maar ook allerlei kenmerken van ieder onderzocht periodiek. Men verwachtte zo'n 4.000 a 5.000 titels te moeten beschrijven. Als eerste tastbaar resultaat van het project verscheen in 1990 de Titellijst van de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken. De lijst bevatte ruim 4000 titels uit de periode na 1815. In 1995 volgde de Eerste proeve van de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken, waarin een kleine twintig titels volgens een vast patroon werden beschreven. Dit patroon kende 22 rubrieken:

Titel ondertitel categorie verschenen van/tot eigenaar uitgever drukker plaats van uitgave frequentie omvang formaat oplage prijzen foto's tekeningen redactie medewerkers speciale nummers bibliografische geschiedenis autopsie vindplaats literatuur.

In 1997 werd berekend dat het gehele project uiteindelijk acht delen van zo'n 1000 pagina's elk zou beslaan. Afgezien van de vraag of een dergelijke uitgave zou kunnen worden gefinancierd, leek het ook om andere redenen onwenselijkheid een hulpmiddel van deze omvang te vervaardigen. Inmiddels waren namelijk de ontwikkelingen op automatiseringsgebied zover voortgeschreden, dat een digitale uitgave een goed alternatief bood. De eventuele nadelen van een digitale publicatie - bijvoorbeeld de duurzaamheid van de aldus opgeslagen gegevens en het auteursrecht - bleken gering vergeleken bij de voordelen: grote toegankelijkheid, ruime mogelijkheden voor opslag, snelle zoekmethoden en eenvoudige kopieermogelijkheden. In 1998 werd daarom besloten de BNPP niet in boekvorm, maar op internet te aan te bieden. Op 26 april 1999 werd tijdens een klein congres over 'Anderhalve eeuw protestantse periodieke pers', naast een verslag getiteld Tien jaar BNPP,2 ook de eerste internet-versie van het BNPP-project (BNPPD)3 gepresenteerd.

Later werd het besluit van 1998 gedeeltelijk teruggenomen: naast de digitale zou men tevens beginnen aan een gedrukte versie. Dientengevolge werd op 2 november 2004 met enige feestelijkheid het eerste deel van de BNPP ten doop gehouden. Er werden daarin 400 titels beschreven. Op 10 november 2006 volgde het tweede en op 9 november 2007 het derde deel; daarmee werd een totaal van 1200 beschreven titels bereikt. De vaart zit er dus wel in bij dit project. Twintig jaar na dato is reeds veel bereikt. Dit mede dankzij de noeste arbeid van een groot aantal vrijwilligers. In de loop van de afgelopen twee decennia hebben wel zo'n zestig personen een bijdrage aan de onderneming geleverd. Namens de gebruikers wordt hun bij dezen dank gebracht voor hun naspeuringen. Dank ook aan de uitgever die alle gegevens ondergebracht in een zeer verzorgde typografie en mooi gebonden banden, voorzien van twee leeslinten.

BNPP i en ii bleven in dit tijdschrift onbesproken. De verschijning van BNPP iii vormt daarom een goede aanleiding om aan de thans verschenen delen een recensieartikel te wijden. Na een overzicht van het apparaat dat in BNPP(D) wordt gehanteerd en een beknopte opsomming van hetgeen er alzo in de drie banden te vinden is, volgt een nadere beschouwing van twee daarin beschreven periodieken: de Boekzaal (BZ) en Waarheid in Liefde (WiL).4 Daarna een oefening in het gebruik van de BNPP en de BNPPD aan het hand van het onderwerp 'kerkbladen'. Het geheel wordt afgesloten met een terugblik waarin tevens zal worden ingegaan op de vraag: gedrukt of digitaal?

Drie delen bnpp: inleiding en toegangen

Een eerste kennisneming en vergelijking van de drie delen leert dat de Eerste proeve van 1995 goed was opgezet. Van de toen gehanteerde 22 rubrieken verviel er in de loop van het proces slechts één, namelijk '21. vindplaats(en)'.5 Het bleek namelijk niet slechts onmogelijk alle permanente vindplaatsen goed in kaart te brengen, maar ook was inmiddels een digitaal systeem (http: //picarta/pica.nl) ontwikkeld, waarmee per titel alle vindplaatsen in wetenschappelijke bibliotheken konden worden nagespeurd. BNPP i is voorzien van een uitvoerige inleiding van de hand van G. Harinck. Het stuk bevat: een historische toelichting op de begrippen 'periodiek', 'Nederland' en 'Protestant'; een beschrijving van de motieven en de overwegingen die de aanleiding vormden tot het opzetten van het project; een opsomming van de in BNPP gehanteerde principes, structuur en criteria, en een overzicht van het in de afzonderlijke titelbeschrijvingen gevolgde patroon. Terecht is deze inleiding ook in Engelse vertaling opgenomen.6

De titelbeschrijvingen worden besloten door vier cumulatieve toegangen: een systematisch en een chronologisch overzicht, een inhoudsopgave7 en een register op zaken,8 personen en plaatsen. Het systematisch overzicht werd vanaf BNPP ii niet alleen verfijnd door het aanbrengen van een aantal onderverdelingen in de zes aldaar gehanteerde categorieën, maar ook door zoveel mogelijk aan aldus ingedeelde titels een nadere aanduiding toe te voegen die iets zegt over de levensbeschouwelijke dan wel politieke achtergrond, c.q. het milieu waartoe het desbetreffende periodiek behoort. Ik geef een voorbeeld: categorie V, bedoeld voor 'politiek, stand- en vakorganisatie', werd verder onderverdeeld in: 'Pol', 'Pol/partij', 'Pol/opinie' en 'Vakblad'. In het systematisch register van BNPP begint categorie V/vakblad met: 'ACöM-journaal i, 2 [cnv]'. De laatste toevoeging wil in dit geval aangeven dat het in BNPP i als no. 2 behandelde ACOM-journaal een CNV-achtergrond heeft.

Omdat cumulatieve registers met de groei van een reeks alsmaar uitdijen - het gevaar is niet denkbeeldig dat het register uiteindelijk meer plaats zal innemen dan de titelbeschrijvingen zelf -, heeft de redactie er bij de voorbereiding van BNPP iii voor gekozen om het register niet langer op te nemen, maar alleen digitaal beschikbaar te stellen.9 Raadpleging leert dat het bewuste register na drie delen al 116 pagina's telt. Zolang de BNPP-reeks nog niet is afgesloten, is digitale beschikbaarstelling daarom een ideale oplossing, die niet alleen onnodig papierverbruik, maar ook onnodig beslag op de beschikbare ruimte in boekenkasten voorkomt. Daarentegen zou het de hanteerbaarheid van het geheel wel ten goede komen als de reeks t.z.t. werd besloten met een gedrukt registerdeel. Nu reeds vergt - vooral wanneer een zaak/naam/plaats met een letter begint die achterin het alfabet voorkomt - het doorzoeken van het pdfbestand met de zoekfunctie de nodige tijd. Het oog gecombineerd met de hand werkt sneller, zeker als men ter vergelijking uitgaat van de situatie dat een gebruiker de HDC-website nog niet geopend heeft.

Drie delen BNPP: algemene beschrijving van de inhoud Zoals boven al bleek, heeft de redactie tijdens het bewerken van BNPP i-iii op onderdelen nog kleine veranderingen aangebracht. Een voorbeeld daarvan is ook de gehanteerde tijdsspanne. Aanvankelijk dacht men aan periodieken uit de jaren 1815-1995, maar zoals het chronologisch overzicht in BNPP iii laat zien, strekt de onderzoeksperiode zich op dit moment uit van 1789 tot en met 2000.10 Dat men bij de keuze van de 1200 uit deze tijd stammende periodieken het begrip 'protestants' ruim heeft opgevat, blijkt onder meer uit het feit dat naast het tweewekelijkse FOSAG Actueel (iii, no. 53) bladen als Ad Valvas (i, no. 6) en het destijds onregelmatig verschijnende Stichting Oude Groninger Kerken (iii, no. 336) zijn opgenomen. 'Tot de protestantse periodieken', aldus de Inleiding, 'worden alle uitgaven gerekend voor en/of door Nederlandse protestanten.'11 FOSAG Actueel is het blad van een organisatie die sinds 2004 als Ondernemersorganisatie schilders- en onderhouds-branche wordt aangeduid; tot de leden behoren zowel protestantse als katholieke ondernemers. Dat dit blad toch in BNPP is opgenomen, wordt verantwoord met de aanduiding 'fusieorgaan met een Protestantse component'. Iets dergelijks ('met een Protestantse component') moeten we ons waarschijnlijk ook bij de beide andere genoemde titels voorstellen. Ad Valvas, in 1953 gestart als wekelijks mededelingenblad van de Vrije Universiteit, kon men toch in 2001 (toen de beschrijving werd afgesloten) al moeilijk meer een blad 'voor Nederlandse protestanten' noemen. Gezien de toenmalige studentenpopulatie van de vu zou dat een misser zijn. Misschien dat het 'door' in formele zin in laatstgenoemd jaar nog wel van toepassing was, al krijgt men niet de indruk dat de redactie bij het plaatsen van bijdragen aan het 'protestants' enige restrictie ontleende. Toen Stichting Oude Groninger Kerken in november 1983 voor het laatst verscheen, bezat de genoemde stichting 36 kerken, waarvan verreweg de meeste eeuwenlang als protestantse kerk waren gebruikt, maar dat wil nog niet zeggen dat haar 6000 donateurs toen allen protestant waren, laat staan dat de stichting dat was. Echter, dankzij de 'prettige ruimhartigheid' van de BNPP-redactie, weet de lezer nu toch van het bestaan van deze actieve stichting, die van maart 1984 tot op het heden het prachtige kwartaalblad Groninger kerken heeft uitgegeven.12 Tot de bekoorlijkheden van BNPP reken ik verder dat daarin niet slechts bekende, maar ook volslagen onbekende periodieken zijn opgenomen. Als voorbeelden van deze uitersten noem ik: het uit 1847 daterende en thans grondig beschreven periodiek Godsdienstig weekblad en kerkelijke courant,13 dat in 1852 werd voortgezet als Kerkelijke Courant en zo tot en met 1916 bleef bestaan (ii, nos. 121 en 173), en het jeugdblad Myosotis (iii, 204), dat het wellicht nooit verder heeft gebracht dan een aankondiging in het Nieuwsblad voor den boekhandel van 1856, en dat dus met recht 'vergeet-me-nietje' mag heten.14 Dit laatste kan dan weer niet gezegd worden van de periodieken die we nu in het bijzonder zullen nalopen: de destijds overbekende tijdschriften Boekzaal en Waarheid in Liefde.

Boekzaal

Toen de minister die voorlopig belast was met 'de zaken der Hervormde en andere Eerediensten behalve den Roomsch-Katholie-ken' op 1 juli 1816 bepaalde, dat de Boekzaal vanaf die maand Boekzaal der Geleerde Wereld en Tijdschrift voor de Protestant-sche kerken in het Koningrijk der Nederlanden zou heten en dat het 'maandwerk' een uitgebreide, door hem tot in details omschreven, rubriek Kerknieuws zou bevatten, betekende dit in de eerste plaats dat het blad, dat in 1692 onder P. Rabus als Boekzaal van Europe van start was gegaan, voor de zesde keer gedeeltelijk van titel veranderde. Van december 1811 tot en met juni 1816 was het verschenen als Boekzaal der geleerde wereld of Tijdschrift voor letterkundigen.15 Inhoudelijk veranderde er niet zoveel; de Boekzaal had al sinds 1716 kerknieuws bevat. In provinciale kerkorden van de publieke kerk uit het begin van de negentiende eeuw treft men aanwijzingen voor hoe en door wie dat nieuws aangeleverd diende te worden.16 Naast de gewijzigde titel was daarom het belangrijkste verschil, dat nu niet langer de kerk, maar de overheid bepaalde hoe de berichtgeving diende te geschieden en dat niet alleen ten aanzien van het nieuws van de hervormden, maar ook ten aanzien van dat van de vroegere dissenters: remonstranten, (hersteld) evan-gelisch-luthersen en doopsgezinden.17

Dat door het besluit van de minister de aanduiding Tijdschrift voor letterkundigen verloren ging, was geen ramp. Onder Rabus was het blad op letterkundig gebied toonaangevend geweest, maar in de negentiende eeuw was er weinig meer over van die oude glorie. Potgieter had volkomen gelijk toen hij zich in 1834 aldus tot proponenten en dorpsdominees - volgens hem de vaste lezers van de Boekzaal - richtte: 'Ik zoude immers uwen smaak oneer aandoen, of uwe toekomstige of tegenwoordige gemeente moeten beklagen, zoo gij een oog in de Boekbeschouwing of het Mengelwerk van dat Tijdschrift sloegt. L'un vaut l'autre, en onze Scholen, Akademiën en Kerken, zouden verre achter staan bij die onzer naburen, zoo hunne Leeraars even stationnair waren, als het Maandschrift, dat bij De Erven Onder de Linden, jaar uit jaar in, op hetzelfde graauwe papier, met dezelfde versletene letter, en denzelfden vermakelijken inhoud, zoo in rijm als onrijm, het licht ziet'.18

Toen de Hervormde Kerk in de jaren veertig van de negentiende eeuw steeds meer zelf de touwtjes in handen kreeg en er, in samenhang daarmee, een kerkelijke pers begon te ontstaan, was het afgelopen met de bevoorrechte positie van de Boekzaal. In 1850 besloot de hervormde synode met ingang van 1851 het Godsdienstig weekblad en kerkelijke courant als officieel orgaan te gebruiken. Een heftig protest van de eigenaar van de Boekzaal, dat onder de titel Verslag van het voorgevallene eind 1850 verscheen, baatte weinig.19 De aanstelling per 1 januari 1851 van een hoofdredacteur, J.J. van Toorenenbergen, die de kleurloze berichtgeving in het niet-kerkelijke deel van de Boekzaal in confessionele richting omboog, hielp evenmin veel. Ook een poging om de trage berichtgeving van het maandblad te compenseren door het uitbrengen van een Kerkelijk nieuwsblad, dat in de tussenliggende weken uitkwam, baatte niet. Het weekblad, dat 8 januari 1857 van start ging, werd eind 1862 weer gestaakt.20 Eind 1863 viel ook voor de Boekzaal het doek. Met ingang van 1864 werd het maandblad bij een andere uitgever onder een andere redactie voortgezet als Stemmen voor waarheid en vrede. Evangelisch tijdschrift voor de Protestantsche kerken (SWV).21 Om trouwe klanten van weleer te paaien bevatte het titelblad tussen haakjes de mededeling 'Nieuwe Serie van de Boekzaal'.

Kijken we nu naar de beschrijving van de Boekzaal in BNPP i (no. 73). Als titel wordt opgegeven: Boekzaal der Geleerde Wereld of Tijdschrift voor Letterkundigen. Bij 'ondertitel' vallen drie onjuistheden op. In de eerste plaats het jaartal: volgens BNPP veranderde de ondertitel pas in 1817 in plaats van 1816. Het belang van het goede jaartal wordt meteen duidelijk als men beseft dat de ministeriële dispositie afkwam juist twee dagen voordat de eerste algemene synode van de Hervormde Kerk zou worden geopend. Nog vóór deze synode van verreweg de grootste kerk in de Noordelijke Nederlanden iets had kunnen zeggen, was haar publicatiekanaal dankzij onderhandelingen van ambtenaar J.D. Janssen met de uitgever al precies vastgelegd! Verder wordt een spelfout gemaakt: Koninkrijk, in plaats van het woord dat tot het einde van het tijdschrift in 1863 op de titel prijkte: Koningrijk. Voor het oog scheelt die ene letter weinig, maar voor het 'oog' van de zoekfunctie die bij digitaal materiaal wordt gebruikt is dit een wereld van verschil! De derde onjuistheid is, dat niet wordt aangegeven dat de tweede helft van de titel - of Tijdschrift voor Letterkundigen - na de ministeriële dispositie verviel. Nu wekt BNPP de indruk dat het blad tot en met 1863 de volle opgegeven titel heeft gevoerd.

Volgens BNPP behoort het maandblad tot de categorieën ii/iii. In BNPP i betekent dit: 'cultuur, recreatie en sociale zorg'/'kerkelijk en godsdienstig leven'.22 De beschrijver heeft zich bij de indeling bij categorie ii kennelijk laten leiden door het 'letterkundigen' in de titel en wellicht ook door de in 1812 ingevoerde rubriek 'Mengelwerk', maar gedachtig de kritiek van Potgieter en vele anderen uit die tijd is deze rubricering twijfelachtig te noemen; de klemtoon viel in de negentiende eeuw vrijwel geheel op iii. Dit laatste sluit echter niet uit dat de Boekzaal tot na 1840 via leesgezelschappen, of wellicht beter: specifieke leeskringen, kon circuleren.23 Hier blijkt hoe moeilijk het kan zijn om periodieken goed te rubriceren. Kennelijk heeft de redactie van BNPP zich later bedacht en komt de Boekzaal, die in het systematisch overzicht van BNPP i nog onder beide categorieën was opgenomen, in de volgende delen alleen nog onder iii voor. Het blad is daar onderbracht bij iii/opinie. Gezien de inhoud zou het echter beter geweest zijn als het opgenomen was onder de categorie iii/nieuwsblad,24 waaronder bijvoorbeeld ook de Kerkelijke Courant en de twee voorgangers van het pkn-blad Kerkinformatie (beide laatste beschreven in ii, nos. 175 en 176) werden opgenomen.

De rubriek 'redactie' blijft bij de Boekzaal oningevuld. Dat is conform de regel die in BNPP i wordt gehanteerd: 'Geeft namen... zoals vermeld in het colofon of de kop van het periodiek'. Gezien het feit dat de regel vanaf BNPP ii is verruimd ('Soms. zijn gegevens aan de inhoud van het blad ontleend') zou het niet vreemd zijn als in BNPPD voor de jaren 1851-1863 alsnog de naam van Van Toorenenbergen werd ingevuld; de inhoud van de Boekzaal geeft daarvoor voldoende aanwijzingen.25 Opmerkelijk is tenslotte dat ook de rubriek 'Bibliografische geschiedenis' oningevuld is gebleven; de Boekzaal verschijnt als Melchisedek: 'zonder geslachtsregister' (Hebr. 7:3). De bewerker is hier waarschijnlijk teveel afgegaan op het door hem geraadpleegde exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek, dat met 1812 aanvangt.26 Hij of zij heeft bovendien het Verslag van het voorgevallene van 1850, waarin de complete voorgeschiedenis van de Boekzaal verhaald wordt, niet opgemerkt.27 Ook wanneer men bedenkt dat de beschrijving van de Boekzaal is voorbereid in een tijd dat er niet zoveel digitale informatie over het bezit van de grote landelijke bibliotheken beschikbaar was als thans, blijft de leemte toch een vreemde omissie, die met een wat nauwgezetter toezicht van de redactie voorkomen had kunnen worden. Er waren immers ten tijde van de verschijning van BNPP i voldoende externe bronnen beschikbaar waaruit kon blijken dat de Boekzaal al eerder bestond dan 1812.28 Vreemd is eveneens dat bij 'Bibliografische geschiedenis' niet verwezen wordt naar het vervolg, de SWV, en dat terwijl dit blad bij de verschijning van BNPP i toch al wel in het eigen digitale bestand moet hebben gezeten, inclusief de ondertitel die naar de Boekzaal verwijst.29 Hetzelfde kan gezegd worden van het Kerkelijk nieuwsblad, dat op gelijke wijze toen reeds in het digitale bestand moet hebben gestaan.30

Waarheid in Liefde

Waarheid in Liefde (WiL), het tijdschrift dat van 1837 tot en met 1872 als orgaan van de zgn. 'Groninger richting' verscheen, wordt in BNPP ii (no. 352) beschreven. Al dadelijk springt het belang van de rubriek 'ondertitel' in het oog. In 1837 is dat bij WiL voluit: een godgeleerd tijdschrift voor beschaafde christenen. Onder medewerking van een Godgeleerd gezelschap, tot zinspreuk hebbende: 'Gods woord is de Waarheid'; uitgegeven door [volgt redactie]. Met ingang van 1857 - niet 1856, zoals BNPP vermeldt! - wordt de ondertitel veranderd. Hij luidt nu: Godgeleerd tijdschrift voor beschaafde christenen. Nieuwe reeks, bijzonder gewijd aan de opbouwing der evangelisch-catholieke kerk der toekomst. Onder medewerking van een Godgeleerd gezelschap, uitgegeven door [volgt redactie]. In 1862 vindt nogmaals een verandering plaats: Een godgeleerd tijdschrift voor beschaafde christenen, naar de behoefte dezer dagen. Onder medewerking van verschillende geleerden in Nederland, uitgegeven door [volgt redactie]. In het kort verschijnt zo de geschiedenis van de Groninger godgeleerden. Ze starten als een club theologen die beschaving hoog in het vaandel heeft. Bij hun strijd voor volksopvoeding kruisen ze het pad van de afgescheidenen, Groen van Prinsterer c.s., J.H. Scholten en de zich emanciperende rooms-katholieken. Al strijdend ontdekken ze waar ze voor staan: niet voor een bepaalde leer, maar voor de 'evangelisch-catholieke kerk der toekomst', die plaats zal bieden aan alle Nederlanders. De doorbraak van het modernisme eind jaren vijftig doet die droom verdampen. Vandaar nogmaals een wijziging van de ondertitel, die tevens duidelijk maakt dat het Groninger Godgeleerd gezelschap (ggg) het niet meer alleen redt. Er worden andere medewerkers aangetrokken en tevens andere uitgevers gezocht. In plaats van de vertrouwde Oomkens te Groningen komt nu een Gronings-Haagse uitgeverscombinatie: P. Noordhoff en M.J. Visser.

In de rubriek 'categorie' wordt WiL aangeduid met 'iii/opinie', d.w.z.: 'Kerkelijk en godsdienstig leven/opinieblad'. De aanduiding 'opinie' is correct in zoverre WiL in de periode 1837-1862 uitsluitend de mening van de leden van het ggg bood. Daar dient echter wel een specificatie voorgevoegd te worden: 'iii/wetenschap/ opinie', waarbij 'wetenschap' staat voor 'theologische. lectuur'. Zoals de ondertitel aangeeft - en uit alle artikelen blijkt - is WiL een populair-wetenschappelijk theologisch tijdschrift geweest. Door deze uitvoering, onder meer blijkend uit het ontbreken van Hebreeuws, Grieks en veelal ook Latijn, verschilde het tijdschrift van de meer wetenschappelijke Godgeleerde Bijdragen (GB), die niet voor leken bedoeld waren.31 Een echt opinieblad was WiL trouwens ook niet: zaken als politiek, onderwijs en diakonaat/ armenzorg komen niet, of slechts indirect, aan de orde. BNPP heeft in dit geval de rubriek 'eigenaar' oningevuld gelaten. Hier wreekt zich het feit dat de bewerker tot driemaal toe een deel van de ondertitel - namelijk: Onder medewerking van..., uitgegeven door [volgt redactie] - niet heeft opgenomen. Op grond van het weggelatene kan men namelijk reeds vermoeden dat het ggg eigenaar van het tijdschrift is geweest. Nog duidelijker spreekt het contract dat op 16 februari 1856 met Oomkens werd aangegaan. De uitgever gaf het gezelschap onder meer 'ƒ1200 honorarium en voor de werkelijk gewone leden elk één exemplaar gratis[,] tot 15 exemplaren hoogstens'. Wanneer men afgaat op de notulen van het ggg moet het gezelschap ook in september 1872 nog eigenaar zijn geweest.32 Het doornemen van notulen behoort niet tot de taak van een bibliograaf; ik noem dit gegeven hier slechts om het belang van het volledig overnemen van een titel te onderstrepen. Zoals in de rubriek 'frequentie' blijkt, verscheen WiL vele jaren als kwartaalblad; per 1866 werd het echter een maandblad. Achter zo'n nuchter gegeven in de BNPP steekt een hele ontwikkeling. De toenemende spanningen binnen de kerk en de brochurestrijd die dientengevolge ontbrandde, waren te heftig om nog via een kwartaalblad gevolgd en gepareerd te worden. Toen in 1862 een nieuw team aantrad, was al besloten dat men niet langer in de recensierubriek zou bespreken wat het vorige jaar was verschenen, maar 'terstond het allernieuwste';33 nu zette men de volgende stap. Hier is een vergelijking mogelijk met de het beleid van Boekzaal, die in 1857 ertoe overging om naast het maandblad een weekblad te laten verschijnen.

Bij de rubriek 'oplage' tekent de Inleiding terecht aan: 'een zeer interessant onderdeel., maar dan rijst [vanwege het dikwijls ontbreken van directe gegevens in het onderzochte periodiek] de vraag, waar het werkterrein van de bibliograaf eindigt en dat van de onderzoeker begint'.34 In dit geval wordt bij 'oplage' door BNPP verwezen naar het aantal intekenaren dat in WiL 1837 vermeld zou zijn: 896. Hier moet een vergissing in het spel zijn; immers wie de twee lijsten van intekenaren optelt, komt niet hoger uit dan 341 personen en instanties.35 Weliswaar tekenden bepaalde boekhandelaren voor meerdere exemplaren in, maar dit brengt het aantal beslist niet op bijna 900. Zelf schatten de Groningers het aantal abonnees in 1843 op ruim 400; dat lijkt realistischer.36 Laatstgenoemd getal komt ook overeen met het aantal abonnees op het maandblad De Gids, dat eveneens in 1837 van start ging.

Naar schatting liep dat aantal gedurende het eerste decennium op van zo'n 200 tot 400.37 Het belangrijkste exemplaar dat bij WiL voor autopsie is gebruikt, is een per jaargang ingebonden exemplaar. Wie echter, zoals schrijver dezes, een exemplaar in losse afleveringen tot zijn beschikking heeft, treft op omslagen en in bijgebonden bladzijden allerlei nadere gegevens. Zo bevatte WiL 1837 iv een fondslijst van Oomkens waarin het tijdschrift bij intekening voor ƒ8 per jaar werd aangeboden. Aflevering 1847 i bevatte een bijgebonden Berigt waarin Oomkens meedeelde dat a. de prijs voor het komende jaar ƒ2 per kwartaal zou zijn; b. complete sets van de jaargangen 1837-1846 op één na waren uitverkocht, maar dat hij door bijdrukken van dertien exemplaren van 1837 i en ii nog eens dertien complete sets meer kon leveren; c. dat er een afzonderlijk register op de jaargangen 1837-1846 werd samengesteld tegen een nader vast te stellen prijs. Wie dat wilde kon via een strook onderaan het Berigt op het gewenste intekenen. Volgens de laatste pagina van 1849 iv kostte de inmiddels verschenen Inhoud, die 520 bladzijden telde, ƒ4,20. Op de omslag van 1870 iv, waarin de laatste drie afleveringen van genoemd jaar bijeengenaaid konden worden, vermeldden de nieuwe uitgevers nog steeds de prijs die al in 1837 gold: ƒ8; alleen was het niet meer mogelijk afzonderlijke (thans maandelijkse) afleveringen te verkrijgen. In BNPP staat in de rubriek 'prijzen' thans alleen een momentopname (1858) vermeld. Had de beschrijver een ongebonden exemplaar in handen gehad, dan had hij over meer prijsgegevens kunnen beschikken. Het bijgebonden Berigt van 1847 maakt bovendien aannemelijk dat WiL een oplage had van 500 exemplaren. Het belang van de gegevens die aan dergelijk bijgebonden materiaal ontleend kunnen worden, pleit er voor om - zo mogelijk - bij een titelbeschrijving niet van het dichtstbijzijnde uit te gaan, maar van een ongebonden exemplaar.

De grootste misser bij de beschrijving van WiL treft men in de rubriek 'medewerkers'. De Leeswijzer van BNPP legt uit: deze rubriek vermeldt 'de namen van hen, die als medewerker worden genoemd in het colofon of de kop van de periodiek met begin en einddata van het medewerkerschap'.38 BNPP grondt zich echter alleen op de medewerkerslijsten die vanaf 1862 in WiL voorkomen. Vergeten wordt, dat blijkens de volledige ondertitel vanaf 1837 alle GGG-leden in principe als medewerkend lid golden. Dit betekent dat de lijst van medewerkers op zijn minst met 43 namen dient te worden aangevuld, dan wel gecorrigeerd. Het betreft hier de namen van hen die vóór 1862 gewoon, dan wel corresponderend lid zijn geweest en bovendien in WiL hebben gepubliceerd.39 Telt men ook de leden mee die niet in het tijdschrift publiceerden, zoals bijvoorbeeld M.A. Amshoff, dan komt het aantal medewerkers nog iets hoger uit.

De rubriek 'speciale nummers' vermeldt volgens de Leeswijzer 'jubileumnummers, themanummers en andere bijzondere nummers'. In het geval van WiL is deze rubriek niet ingevuld. Toch zou ik er voor pleiten dit wel te doen.40 Voor de lezers en voor degenen die zich later abonneerden verscheen namelijk tweemaal de boven al aangeduide Inhoud, één voor de jaren 1837-1846 en één voor het daaropvolgende decennium. Daarin waren opgenomen: een chronologisch overzicht van de gepubliceerde verhandelingen; een alfabetisch overzicht van alle auteurs, met hun artikelen; een dito overzicht van alle gerecenseerde geschriften; een breed uitgewerkt overzicht van de inhoud van alle geplaatste stukken, zowel op zaken als personen alfabetisch ontsloten; een overzicht van de belangrijkste besproken bijbelplaatsen.41 Indien degene die WiL beschreef de opsomming van auteursnamen in beide Inhouden tot zich had laten doordringen, had hij/zij wellicht de omissie bij 'medewerkers' ontdekt.

Ik citeer nogmaals de Inleiding van BNPP i: 'De beschrijver wordt steeds gesteld voor situaties, waarin hij zelf beslissingen moet nemen. Het is deze werkelijkheid vol voetangels en klemmen die de uitdaging vormt voor de ware bibliograaf,.'.42 Bij het nauwkeurig doornemen van de beide volgende delen krijgt men de indruk dat de medewerkers aan BNPP zich steeds meer bewust zijn geworden van de gevaren die het pad van een titelbeschrijver bedreigen.

Kerkbladen

Naar men mag aannemen zal er na drie delen BNPP, met 1200 beschreven titels, al iets zichtbaar worden van de geschiedenis van de protestantse leescultuur van de beide laatste eeuwen. We nemen de proef met kerkbladen.

Kerkbladen zijn, aldus de 'categoriewijzer' van BNPP iii, 'bladen waarin de kerk - meestal één of meer plaatselijke gemeenten, classis of provincie - zich tot (al) haar leden wendt'.43 Het chronologische overzicht van BNPP iii maakt duidelijk dat we in dit geval met een betrekkelijk jong verschijnsel hebben te maken. Het oudste kerkblad dat in het overzicht wordt vermeld, is de Zeeuw-sche kerkbode van 1887 (ii, no. 382). De ondertitel - 'weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken' - en de naam van de eerste redacteur - P.J.W. Klaarhamer - maken een ingewijde meteen duidelijk dat we hier te doen hebben met een product van de Doleantie van 1886. Het was deze beweging die een forse stoot gaf aan het ontstaan van een rijke kerkbladencultuur in Nederland. Naast de Zeeuwsche ontstonden in datzelfde jaar de Amsterdamsche, de Friesche en de Geldersche kerkbode44; in 1888 volgde de Groninger (i, no. 182) en in 1889 de Zuidhollandsche kerkbode (ii, no. 400)45; alle droegen ze duidelijk het merkteken van A. Kuyper en zijn volgelingen.

De kerkbladen zijn waarschijnlijk begonnen als locale kerkboden en wel in de grote steden van de Randstad; ze vervingen daar het wekelijkse zgn. 'preekbeurtenbriefje', dat meestal naast de hervormde ook beurten van andere protestantse gemeenten opnam. Voorzover ik kan nagaan dateert de eerste poging tot uitgave van een kerkbode uit 1872. A. Kuyper, die de massaliteit van zijn stadskerk wilde doorbreken, lanceerde in dat jaar een proefnummer van het Gemeenteblad van de Nederduitsche hervormde gemeente te Amsterdam. Uitgever was H. de Hoogh, die - zoals ook uit het cumulatieve register van BNPPD blijkt - meerdere orthodox-protestantse periodieken uitgaf en drukte, waaronder Kuypers dagblad De Standaard.46 Het kerkbodeplan mislukte, maar werd eind 1879 met succes hervat. Het Predikbeurtenblad voor de Protestantsche Gemeenten te Amsterdam kostte, mede dankzij een ruim advertentieaanbod, ƒ1 per jaar, oftewel 2 cent per nummer.47 Waar het preekbeurtenbriefje tot dusver maar 2100 afnemers had gehad, won het blad, dat veel meer nieuws bevatte, meteen in het eerste jaar al 7800 abonnees. Een nooit eerder vertoond middel van gemeenteopbouw was geboren. Hervormd Den Haag volgde in 1886 en hervormd Utrecht in 1888.48 Snelle en goedkope 'klantenbinding' werd bittere noodzaak, omdat de dolerenden niet stilzaten. De kerkboden van de jaren tachtig vormen slechts het begin van een heel leger titels bij hervormden, gereformeerden (in alle soorten en maten), lutheranen, doopsgezinden, enz. Er werd blijkbaar steeds meer waarde gehecht aan het samenbinden van gemeenteleden. Opvallend is bijvoorbeeld dat in 1887 ook De Zondagsbode in doopsgezinde en verwante christelijke gemeenten (ii, no. 394)49 van start ging, die in 1894 werd voortgezet als De Zondagsbode: Doopsgezind Weekblad, waaruit op 21 juni 1942 het Doopsgezind Weekblad (DW)5° werd geboren, dat slechts één nummer opleverde, omdat de bezetter ingreep. Via de Noodbrug van 1945/46 (iii, no. 232) werd het blad in 1946 vervolgd als Algemeen Doopsgezind Weekblad (i, no. 10); als zodanig zou het tot eind 2005 bestaan. Al die tijd was het een belangrijk bindmiddel in de doopsgezinde gemeenschap, zoals ook blijkt uit het aantal abonnementen. Bij verschijning werd het ADW aan alle 27.000 doopsgezinden toegezonden; in 1955 waren er 17.000 abon-nees.51

Het systematische overzicht van BNPP iii somt onder 'iii/kerk-blad' bijna honderd titels op. Daarmee is het veld nog lang niet beschreven. Al in 1936 slaakte de gereformeerde hoogleraar V. Hepp de verzuchting: 'Waar het geslacht der kerkboden vermenigvuldigt als der konijnen...'.52 Nadien zouden er nog vele nieuwe titels bijkomen. Wel kan echter nu reeds vastgesteld worden dat zonder deze massa goedkoop, thans dikwijls door verzuring aangetast, papier het (eerder ongekende!) massale kerkelijk leven van de eeuw na Kuypers eerste poging (grofweg: de jaren 1870-1970) onmogelijk zou zijn geweest.

BNPP of BNPPD: gedrukt of digitaal?

Zoals ook bij andere nog lopende series wel zal gebeuren, staat de BNPP-staf in deze jaren steeds opnieuw voor de vraag: moeten we nog drukken of moeten we uitsluitend digitaal verder gaan; kort gezegd: BNPP of BNPPD?53 In het bovenstaande werden reeds enkele argumenten geboden die er voor pleiten om BNPP en BNPPD voorlopig naast elkaar te laten bestaan. Een van de belangrijkste argumenten voor dit laatste was het geringe vermogen van een digitale zoekfunctie om spelfouten op te vangen. Wie via BNPPD in het register op zaken, enz. van BNPP 1-111 naar alle plaatsen met Koningrijk zoekt, zal daarom moeten bedenken dat hij/zij ook Koninkrijk moet intypen om aldus gemaakte spelfouten te ontdekken. Daar staat tegenover dat het digitaal zoeken naar bepaalde trefwoorden altijd vele malen sneller gaat dan met het oog. Tot de voordelen van BNPPD behoort verder dat onderzoekers die iets naders willen weten van een bepaalde persoon of periodiek, maar niet van het bestaan van BNPP(D) weten of daar op enig moment niet aan denken, via een zoekmachine als Google alsnog bij BNPPD terecht komen.54

Een bezwaar van BNPPD is evenwel de slechte toegankelijkheid van het geheel. We nemen nogmaals het voorbeeld Koningrijk. Wie eenmaal in het register de vier titels met dit trefwoord heeft gevonden, moet óf de nummers ervan noteren zodat hij verder kan zoeken in BNPP 1-111, óf de beginwoorden van de vier betreffende titels noteren en dan verder zoeken onder respectievelijk: Berigten aangaande... (11, no. 7155), Berigten omtrent...(11, no. 21), Tijdschrift voor...(11, no. 294 en no. 317). Wie vervolgens in BNPP 11 via de nummers op zoek gaat, ontdekt niet alleen dat de eerste twee treffers in feite op één titel slaan, maar ook dat de beide volgende nummers ondertitels betreffen. Wie nu in BNPPD onder 'B' gaat zoeken, vindt in de titellijst wél Berigten aangaande..., maar géén Berigten omtrent. . Evenzo worden in BNPPD vele Tijdschrift(en) voor. vermeld, maar vindt geen doorverwijzing plaats naar de hoofdtitels De protestant en SWV. Dan hebben we het dus nog niets eens over het feit dat een onderzoeker die het register van BNPPD naloopt met Koningrijk dan wel Koninkrijk nooit bij de Boekzaal (1, no. 73) uitkomt, omdat deze lange ondertitel van het bewuste maandwerk niet in het register blijkt opgenomen te zijn.

Om goed en snel toegankelijk te zijn zou een opzet van BNPPD in de vorm van picarta nodig zijn. Wie daar het trefwoord 'koningrijk' intypt, krijgt meteen 1558 titels voorgeschoteld.56 Wellicht dat een samenwerking tussen picarta en BNPPD gezocht zou kunnen worden. BNPPD zou de rubriek 'titelgegevens' van picarta beslist verrijken. Ik vrees echter dat deze samenwerking de droom is van een digibeet. Vandaar dat ik het voorlopig maar houd bij drie delen BNPP achter mij op de plank, direct onder handbereik naast een aantal biografische woordenboeken. Ze besparen ook een massa papier. Wie immers bibliografisch onderzoek doet voor een bepaalde studie, zal zijn digitaal gevonden gegevens eerst uit moeten printen alvorens hij ze weer kan overnemen in het eigen tekstverwerkingsprogramma.57 Steeds van het ene scherm naar het andere klikken is immers ook geen oplossing en kopiëren evenmin.58

Voorlopig luidt dus mijn advies: gedrukt en digitaal, oftewel: BNPP en BNPPD!


Dr. J. Vree is oud-universitair docent kerkgeschiedenis van de Vrije Universiteit Amsterdam.
1 N.a.v. Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken i-m, o. red. v. G. Harinck, R. Huizenga, P. Moleveld en H. Seijlhouwer, Amstelveen (EON Pers) 2004-2007. isbn 90 77 246 05 3 / 978 90 77246 13 9 / 978 90 77 246 20 7; 365, 462 en 353 pp.; € 49, € 54 en € 40. Bij BNPP ii maakte ook W. Berkelaar deel uit van de redactie. Nadere gegevens over de aanschaf en de verzendkosten van de delen zijn te vinden op http: //www.hdc.vu.nl.
2 Tevens vond toen de presentatie plaats van de katholieke pendant van de BNPP: Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken. Onder eindred. van Otto S. Lankhorst, i (Dag- en weekbladpers), Nijmegen 1999. Zie ook de recensie van Tien jaar BNPP en BKNP i in: DNK 55, 74-75. Tot op heden werd de BKNP-reeks niet voortgezet.
3 De digitale versie van BNPP wordt door mij verder als BNPPD aangeduid; adres: http://www.hdc.vu.nl/bnpp. Op de BNPPD- site staan de aanvankelijk ingevoerde titels in HTML-formaat en de latere in PDf-formaat. Het is [aldus een mededeling van het hdc] de bedoeling dat uiteindelijk alle titels als PDF-bestand op de site zullen worden geplaatst. Dit laatste heeft voor de gebruiker het voordeel dat (via de optie 'kolom selecteren' in de werkbalk) stukken tekst gemakkelijk (via de opties knippen en plakken; Ctrl-C en Ctrl-V) in het eigen document kunnen worden geplaatst. Ook het downloaden van bestanden op de eigen computer is daarmee gemakkelijker geworden.
4 De keuze is niet toevallig: WiL was mij als tijdschrift van de Groninger godgeleerden reeds lang bekend; van BZ raadpleegde ik vele jaargangen voor de studie: 'Overschot op de Nederlandse kandidatenmarkt: een bron van overzeese predikanten, hulppredikers, enz. (1829-1872)', in: DNK 66 (juli 2007), 17-52.
5 Dit m.i.v. BNPP ii.
6 BNPP i, 7-21 en 23-36 (Engelse vertaling).
7 Dit m.i.v. BNPP ii.
8 De 'zaken' m.i.v. BNPP ii.
9 Het digitale register is toegankelijk via de homepage van het hdc (zie n. 1) alsook via de speciale BNPPD-pa-gina (zie n. 3).
10 BNPP i, 17; iii, 319, 337.
11 BNPP i, 17.
12 Laatstgenoemd blad staat als nog te beschrijven op Titellijst BNPPD.
13 Ten onrechte wordt op iii, 165 bij Kerkelijke Courant vermeld: 'vv Godsdienstig weekblad en Kerkelijke Courant', alsof het hier twee titels zou betreffen.
14 Myosotis is de Latijnse naam voor het vergeet-me-nietje.
15 De titel dateert, zoals ook is aangeduid in het Verslag van okt. 1850 (zie n.19), van dec. 1811 en niet, zoals in BNPP wordt vermeld, van 1812.
16 Zie bijv. Utrechts Sy-nodaal-Handboekje (...), Utrecht 1803, 28v.; Wetboek en kerken-orde (...) voor de Herformde[!] kerk in Vriesland (...), Franeker 1806, 67.
17 De dispositie van 1 juli 1816 o.m. bij: C. Hooijer, Kerkelijke Wetten voor de hervormden in het Koningrijk der Nederlanden, Zaltbommel 1846, 268-271; aldaar ook latere disposities aangaande de Boekzaal.
18 Citaat bij: Kees Thomassen, 'Potgieter, de schrik van schrijvers en zetters', in: Nieuw Letterkundig Magazijn. (...) 21 (2003), 37-40, m.n. 38.
19 In het ex. ubvu 05539.- is dit Verslag van het voorgevallene tusschen de (...) Synode der Hervormde Kerk (...) en het maandwerk: Boekzaal (...), d.d. 31 okt. 1850, gebonden achter de aflevering van okt. 1850.
20 Kerkelijk nieuwsblad behoorende bij de Boekzaal der Geleerde Wereld en Tijdschrift voor de Pro-testantsche kerken in het Koningrijk der Nederlanden 1857-1862. Zie daarover: het door J.J. van Toorenen-bergen als 'Hoofd-Redak-teur' ondertekende 'Berigt' in: Boekzaal (BZ) 1856 II, 601-604 en het 'Berigt' in BZ 1862 II, 758.
21 De rubriek 'ondertitel ' in BNPP (II, no. 317) wekt - ten onrechte! - de indruk dat de ondertitel Evangelisch (...) kerken pas in 1878 is ingegaan; in BNPPD is dit verbeterd.
22 In de volgende delen zijn de categorieën in bepaalde gevallen licht gewijzigd. In BNPP II betekent categorie II: 'cultuur en recreatie'; in BNPP III staat categorie II voor: 'cultuur, recreatie en jeugdbladen'.
23 In 1841 circuleerde de BZ te Wehe-Zuurdijk langs negen dorpsnotabelen (m/v); IJ. Botke, Boer en heer; 'de Groninger boer' 1760-1960, Assen 2002, 324, 602 (n. 337). Zie voor dergelijke specifieke kringen rond de BZ in de jaren '20: P.Th.F.M. Boekholt, J. van der Kooi, Spiegel van Groningen. Over de schoolmeesterrapporten van 1828, Assen 1996, 96.
24 Pas onder J.J. van Toor-enenbergen begon het blad aan een carrière als opinieblad.
25 Zie naast BZ 1856 II, 604, 0. a. ook 'De Redaktie aan de lezers'; BZ 1852 II, 647-650 (waar als 'ijverige medewerker' vóór Van Toorenenber-gen J.A.M. Mensinga wordt genoemd), en BZ 1853 I, 70-79.
26 kb 460 J 21; het exemplaar kb 460 J 20 begint volgens PICARTA eerder.
27 Een andere mogelijkheid is dat in het gebruikte KB-ex. dit Verslag niet voorkomt.
28 Van de recente bronnen noem ik: de afkortingenlijst in Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme 1, Kampen 1978, 17, en M.J. Aalders, 'De moeilijke start van de Kerkelijke courant 1847-1852', in: DNK 40 (mei 1994), 1-21, m.n. 3. Na BNPP I verscheen: Inger Leemans, Viktoria Franke, ' De Boekzaal der geleerde wereld: spin of vlieg in eigen netwerk?', in: Hans Bots, Sophie Levie (red.), Perio- op gelijke wijze toen reeds in het digitale bestand moet hebben gestaan.30 dieken en hun kringen. (.), Nijmegen 2006, 107-124.
29 Vgl. Titellijst BNPP, 162 en de beschrijving van BSWV in: BNPP ii, no. 317. Bij de laatstgenoemde beschrijving is trouwens onder 'bibliografische geschiedenis' een merkwaardige vergissing gemaakt. SWV wordt vermeld als voorzetting van twee tijdschriften: 'Boekzaal der geleerde wereld en Tijdschrift voor de Protestant-sche kerken in het Koningrijk der Nederlanden'; BNPP ii, 269, kol. 1 .
30 Titellijst, 87. Dat de verwijzingen in de ondertitels van SWV en Kerkelijk nieuwsblad niet zijn opgemerkt, kan samenhangen met het feit dat BNPPD niet als geheel, maar slechts per letter van het alfabet doorzoekbaar is.
31 De GB (1827-1870) kregen in BNPP i, 181 de categorie-aanduiding 'lil' mee; beter zou zijn: 'ill/we-tenschap', zoals gebeurd is in het systematisch overzicht van BNPP iii; WiL staat echter in laatstgenoemd overzicht nog steeds onder ''iii/opinie'.
32 Op laatstgenoemd tijdstip besloot het ggg vanwege afnemende belangstelling voor WiL de uitgave ervan te beëindigen; Notulen GGG 18 maart 1856, 27 juni 1871 en 17 sept. 1872; UB Groningen.
33 WiL 1862 i, 'Voorberigt', (v).
34 BNPP i, 19.
35 Lijsten ingebonden voorafgaand aan WiL 1837 iii en 1837 iv; ex. privébezit J. Vree. In het in BNPP ii opgegeven autopsie-ex. voor de jaren 1837-1864 (UBVU CT.00236.-) komen deze lijsten niet voor.
36 Vgl. J. Vree, De Groninger godgeleerden. De oorsprongen en de eerste periode van hun optreden (1820-1843), Kampen 1984, 19ov.
37 Remieg Aerts, 'De Gids en zijn publiek. Een compositieportret', in: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis JNBG) i (1994), 107-129, m.n.i24v.
38 BNPP 11, 8-ii.
39 P. Hofstede de Groot (1837-1872), J.F. van Oordt J.Wz. (1837-1851), L.G. Pareau (1837-1864), 1. Busch Keizer (1837-1869), U.P. Goudschaal (18371853), J. Sonius Swaagman (1837-1856), J.J. Swiers (1837-1862), J.J. Metzlar (1837-1847), A. Verwijs (1837-1840), W. Verweij (1838-1841), H.N. van Teu-tem (1838-1869), J. Meijer (1838-1846), A. Rutgers van der Loeff (1838-1846), G.W. Sannes (1838-1856), J.L. Witkop (1838-1853), C. Boon (1839-1852), S.K. Thoden van Velzen (1840-1872), L. Schukking (1841-1853), D.A. de Groot (1841-1872), S. Coolhaas van der Woude (184i-1864), C.H. van Herwerden C.Hz. (1842-1872), W. Muurling (1842-1863), J.A. Coenen (1842), L.C. Meijer (1843), S.A.J. de Ruever Groneman (1843-1856), W.C. van der Zwaag (1845-1850), F.J.J.A. Junius (1845-1865), J.H. Scholten (1846), L.S.P. Me- ijboom (1846-1854), C.W. van der Pot (1846-1849), J.J. Liernur (1847), J.C. Diehl Fz. (1847), E.J. Diest Lorgion (1847-1865), A.T. Reitsma (1848-1872), J.G. de Hoop Scheffer (1849), J. Tideman (1850-1872), J. Douwes (185i-187i), B. Doorenbos (185i), J. Maris-sen van Loon (1853-1855), J.B.F. Heerspink (18551856), H. Uden Masman (1857), C.Ph. Hofstede de Groot (1857-1864), L. van Cleeff (1859-1869). De namen zijn opgesomd per jaar van de eerste publicatie, waarbij binnen dat jaar de volgorde van toetreding tot het gezelschap is aangehouden.
40 Wellicht kan in de omschrijving van de rubriek 'speciale nummers' ook het trefwoord 'registerdeel' worden opgenomen.
41 Inhoud (...) 1837-1846, van het godgeleerd tijdschrift, Waarheid in Liefde, in uitvoerige registers. Als overzigt ingerigt, ook ten dienste van hen, die deze jaargangen niet bezitten, Groningen 1849; Inhoud (...) 1847-1856 (...), Groningen 1860. Het ex. UBVü CT.00236.- bevat beide banden.
42 G. Harinck in BNPP i, 21.
43 BNPP iii, 12; BNPP ii, 12 biedt een iets uitgebreider definitie. Bij de oudere organen wordt meestal het woord 'kerkbode' gebruikt; Kuyper sprak echter al van Gemeenteblad.
44 Alle drie in BNPPD vermeld, met een gedeeltelijke beschrijving van de Friesche Kerkbode: weekblad voor de Nederduitsch gereformeerde kerken in Friesland.
45 In het overzicht (BNPP iii, 323) ten onrechte als Zuidhollandse gespeld.
46 Het Gemeenteblad van 1872 wordt niet vermeld in BNPPD. Het origineel berust in het archief van de Hervormde gemeente Amsterdam; GA Amsterdam. Een fotocopie in UBVU (xT.05112.-).
47 Deze titel wordt niet vermeld in BNPPD. De gegevens zijn ontleend aan Jules Prast, Durf den strijd. Het antirevolutionaire dagblad De Standaard 1872-1887. Doctoraalscriptie geschiedenis VU, 1988. Het Amster-damsch zondagsblad van 1888 (i, no. 18) is wel door de Doleantie uitgelokt, maar geen kerkbode.
48 's Gravenhaagsche kerkbode: predikbeurtenblad (...) en Utrechtsch predikbeurtenblad. De laatstgenoemde titel wordt niet vermeld in BNPPD.
49 Een verbeterde beschrijving in BNPPD.
50 Deze titel wordt niet vermeld in BNPPD, maar wel aan het slot van BNPP i, no. 10.
51 Bibliografische gegevens over het DW en het ADW in: Alle Hoekema, 'Dierbaar ADW: adieu', ADW 60, no. 51/52 (24 dec. 2005), 8.
52 Dit gebeurde tijdens de Generale Synode Amsterdam 1936; de precieze vindplaats van het citaat kan ik op dit moment niet achterhalen.
53 Zie het themanummer 'Het boek in beweging: De boekcultuur in een digitaliserende wereld; JNBG 14 (2007), en de discussie over het voorstel van de directeur Research & Development van de Koninklijke Bibliotheek om doubletten uit de beide laatste eeuwen te versnijden tot losse blaadjes teneinde ze goedkoper te kunnen digitaliseren; NRC Handelsblad 22, 27 nov., 4 dec. 2007.
54 Wel dient bedacht te worden dat de kans op een snelle treffer recht evenredig is met het aantal ingevoerde karakteristieke trefwoorden. Zo leidden de gecombineerde trefwoorden 'nederlandsche stoomdrukkerij de hoogh' bij Google op 1 dec. 2007 dadelijk naar het register van BNPPD; voor 'hofstede de groot, p.' en vooral 'jansen, j.' is die kans veel geringer.
55 De meest voor de hand liggende verwijzing '11 21' is niet opgenomen!
56 Stand 28 nov. 2007.
57 Vooral als het een uitgebreid onderzoek betreft, naar bijvoorbeeld 100 kerkbladen, loopt dit al snel 'in de papieren'. Later worden die weggegooid, want ze alfabetisch opbergen in een ordner om ze later opnieuw te raadplegen is ook geen elegante oplossing.
58 Kopiëren uit HTML-formaat brengt dikwijls de nodige 'digitale franje' mee naar de nieuwe tekst. Als eenmaal alle titels als pdfbestand worden aangeboden, vervalt dit bezwaar. Vgl. n. 3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2008

DNK | 52 Pagina's

Twintig jaar Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2008

DNK | 52 Pagina's