GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geschiedenis als zelfbevestiging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis als zelfbevestiging

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christelijke onthechting van religie is moeilijker dan zelfbevestiging van religie.

W. van den Bercken1

Vorig jaar verscheen van de Amerikaanse kerkhistoricus Marvin Kamps een studie over de Afscheiding en het optreden van Hendrik de Cock in het bijzonder onder de titel: 1834. Hendrik de Cock's return to the true church. Zoiets maakt nieuwsgierig. Hoe denkt men aan de andere kant van de oceaan over ‘onze’ geschiedenis? De titel maakt meteen duidelijk vanuit welke invalshoek dit boek geschreven is. Kamps voelt zich erfgenaam van de Afscheiding en geestverwant van De Cock. Diens handel en wandel en het goed recht van de Afscheiding wil hij verdedigen.

Over wie Kamps is laten boek noch internet veel los. Hij heeft gestudeerd op het seminarie van de Protestant Reformed Churches en is verbonden, mogelijk als inmiddels emeritus predikant, aan dat kerkgenootschap. De Protestant Reformed Churches in America zijn een klein kerkgenootschap van ongeveer dertig kerken en 8.000 leden. De kerk ontstond in 1924 na een conflict binnen de Christian Reformed Churches over de algemene genade. Zoals veel van de leden heeft Kamps Nederlandse wortels. Hij vertaalde al eerder werk van Abraham Kuyper.2

Inzet van Kamps is de erfenis van De Cock, want deze was de geestelijke vader van een nieuwe lichting Nederlandse reformatorische kerken in Noord-Amerika. Voor Kamps overstijgt de betekenis van 1834 die van een nationale herwaardering van de gereformeerde leer zoals die is vastgelegd in de Dordtse leerregels. Het was een terugkeer naar de grondwaarde van de Reformatie, het sola scriptura.3

Vroom geneuzel?

De lijn van Kamps betoog staat al vanaf het begin vast. De mensheid is immers verdeeld in kinderen van het licht en kinderen van de duisternis; gelovigen en ongelovigen. De predikanten, ouderlingen en gemeenten van de Afscheiding gingen het spoor van het licht, want zij hielden Gods soevereine verkiezing en verzoening door voldoening – de twee bij de buitenwacht meest suspecte dogma's van de Reformatie – hoog.4 Alle anderen gingen de weg van de duisternis. Dit zwart-wit-perspectief bepaalt Kamps beoordeling van personen en omstandigheden.

Petrus Hofstede de Groot (1803-1886) – voormalig vriend van De Cock, maar na diens keuze voor het calvinisme een van zijn scherpste criticasters – moet het vaak ontgelden. Als Kamps citeert uit De Groots brieven aan De Cock, waarin De Groot benadrukt dat het christendom niet draait om orthodoxie of dogma's, maar dat de geest van geloof, hoop en liefde, niet in humanistische, maar in christelijke zin, centraal staat, gelooft Kamps hem niet. Hij concludeert dat De Groot zijn lezers misleidde door de kerkelijke belijdenis te versmallen tot enkele puur menselijke uitspraken. Verderop wordt de hedendaagse lezer gewaarschuwd dat we – na weer een citaat uit een van De Groots brieven – ons niet moeten laten bedotten door zijn vroom geneuzel.5

Kamps zou zich kunnen verdedigen door er op te wijzen dat hij de correspondentie tussen De Cock en De Groot en een van De Groots brochures, waarin deze zich keert tegen de beschuldigen uit de hoek van de Afscheiding, integraal heeft vertaald en als bijlagen heeft opgenomen. Als hij echter die bijlagen introduceert wordt de lezer weer voor zwart-wit keuzen geplaatst: het gaat tussen Gods openbaring of een ‘gospel’ – evangelie – en ‘salvation’ – behoud – die de vromen altijd hebben afgewezen als vals en ingaand tegen Gods woord. Ook bij De Groots brochure Gedachten over de beschuldiging… krijgt de lezer de retorische vraag hoe wij De Groots karaktertekening heden ten dage moeten beoordelen. Zijn we in staat de drijfveren en de waarheid van de Reformatie te verdedigen?6

De beoordeling van personen wordt haast komisch in sommige onderschriften bij de illustraties. Koning Willem i krijgt bij zijn staatsieportret het oordeel toegemeten: de aardse koning die, met de hulp van ongodvruchtige predikanten, de usurpator was van Jezus’ koninklijk ambt in de kerk.7 H.H. Donker Curtius (1778-1839) – in de tijd van de afgescheidenen voorzitter van de synode – moet het doen met: de vrome vervolger van de rechtschapenen. Met zijn handtekening en die van professor Anneus Ypey, zette de synode van 1835 de koning aan de afgescheidenen te vervolgen als criminelen. Ypey (1760-1837) geldt simpelweg als: ontrouw hoogleraar theologie in Groningen en predikant in de staatskerk.8 Ypey's collega I.J. Dermout (1777-1867) wordt neergezet als: hofprediker en ontrouw mede-auteur, die met Ypey een geperverteerde geschiedenis schreef van de gereformeerde staatskerk, waarin de loftrompet wordt gestoken over de remonstranten. Het zal geen verwondering wekken dat de bijschriften van De Cocks medestanders positiever, maar even ongenuanceerd zijn getoonzet.

Geschiedenis gaat over mensen

Kamps vooringenomenheid blijkt niet alleen uit de karakterisering van de personen, ook de omstandigheden zet hij naar zijn hand. De Nederlandse Hervormde Kerk is uiteraard afvallig en wordt consequent een ‘state church’ – staatskerk – genoemd. Met de geestelijke gezondheid van de Nederlandse natie was het slecht gesteld. Het overgrote deel van de samenleving was verdwaasd geraakt door alles wat Frans was: taal, literatuur, filosofie, muziek en andere aspecten van de Franse cultuur. Oorzaak was dat de meeste leiders van de staatskerk de principes van het reformatorische geloof hadden verlaten ten faveure van arminianisme en pelagianisme, die dominant waren geworden op de preekstoelen van de nationale kerk en achter de katheders van de nationale universiteiten.9

Veel werk maakt Kamps van de proponentsformule van 1816 en de quia/quantenus-kwestie. Hij stemt geheel in met de oordelen die voor hem door sympathisanten van de Afscheiding zijn geveld. Hun agitatie is nog geheel de zijne, want met de verandering van quia in quantenus hadden de mannen van de staatskerk heimelijk puur aardse middelen ingezet om hun onheilig doel te bereiken. Gods volk was meer dan een decennium bedrogen geweest.10 Echter ook De Cock had toen hij in 1824 predikant te Eppenhuizen werd de proponentsformule ondertekend. Kamps wil het hem vergeven. In zijn naïviteit ondertekende De Cock de nieuwe proponentsformule en trad hij aan in een afvallige, valse kerk, zonder precies te weten wat hij gedaan had.11

Kamps zegt in de inleiding zich te willen beperken tot dogmatische kwesties. Anekdotiek uit het leven van de vele mannen en vrouwen die er bij betrokken waren laat hij bewust achterwege, want die had geen blijvende betekenis.12 Anekdotiek is hier niet bedoeld in de zin van grappige of typerende voorvallen en voorbeelden, maar het alledaags handelen. Maar als geschiedschrijving niet gaat over het concrete handelen van mensen, waarover gaat het dan wel? Dan verdwijnen mensen achter meningen, structuren en abstraherende frasen, die gemakkelijk het betoog een bepaalde richting uitsturen. Kamps gebruikt zinnen als: ‘de staatskerk koos het pad van tolerantie en ruimdenkendheid omdat zij de mens wilde dienen en niet God’ of ‘De Cock was zich bewust van het pleidooi van de ontrouwe predikanten voor tolerantie, liefde en leervrijheid’.13 Een dergelijke wijze van spreken vermengd niet alleen feiten met meningen, maar maakt mensen ondergeschikt aan ideologieën en dogma's.

Geschiedenis echter gaat in essentie over mensen, die niet kopje onder moeten gaan in structuren, collectiviteiten of systemen. Individuele motieven en factoren spelen hun rol en moeten ruimte krijgen.14 Arie van Deursen merkte daar eens over op: ‘Het historisch proces wordt niet alleen gemaakt door de Luthers en de Calvijns, maar ook door de massa's die hun leiding aanvaarden of verwerpen. Die massa's zijn samengesteld uit individuele personen, mensen met een eigen gezicht en een eigen bestaan, dat geen fictie is, maar verleden werkelijkheid.’15 Of om hem puntiger te citeren: ‘Geschiedenis gaat over mensen.’16

Als geschiedenis niet over mensen gaat, nemen gemakkelijke stereotypen hun plaats in. Kamps grossiert daarin. Het ene cliché wordt op het andere gestapeld en weinigen kunnen goed doen als zij langs Kamps theologische meetlat worden gelegd. De eenvoudige, vrome conventikelbezoeker niet en evenmin de mensen van het Reveil, want zij wensten zich niet te binden aan de belijdenis en bleven in de staatskerk, waarin niet werd opgetreden tegen hen die ketterse ideeën verkondigden.17 Hun gevoelens, overwegingen en argumenten zijn bij voorbaat verdacht, zo niet fout.

Wordt de Nederlandse samenleving – op de afgescheidenen na – met zwart krijt getekend, van het leven van de erfgenamen van de nederige vromen van de Afscheiding die in de Verenigde Staten belandden, wordt een volkomen romantisch en idyllisch portret geschilderd, waarbij geluk en gereformeerd synoniemen lijken te zijn geworden.18 Aan de historiciteit van deze schets wordt geen woord vuil gemaakt. Zo wordt het wel erg gemakkelijk zwart tegenover wit te plaatsen.

Oratio pro domo

Wat zich wreekt is dat Kamps zijn geschiedenis met oogkleppen op heeft geschreven. Hij gebruikt een zeer beperkte selectie uit de bestaande literatuur, vrijwel alleen uit geestverwante kring, die bovendien grotendeels verouderd is. Kamps doel was blijkbaar niet een afgewogen en zo betrouwbaar mogelijk historisch betoog te produceren. Vermomd als historisch verhaal, wilde hij zijn dogmatisch ei kwijt. Dat kan alleen maar leiden tot onkritische, dienstbare geschiedschrijving, een oratio pro domo. In eigen kring is Kamps boek dan ook hogelijk geprezen.19 Wes Bredenhof, bijvoorbeeld, predikant in the Providence Canadian Reformed Church, Hamilton, Ontario, noemt het een meesterwerk van reformatorische kerkgeschiedenis.20 Dit oordeel is om verschillende redenen betreurenswaardig. Ten eerste zal bij lezers de gedachte postvatten dat Kamps een doorwrocht historisch werkstuk heeft afgeleverd, wat niet het geval is. Ten tweede suggereert Bredenhof dat er verschillende soorten geschiedschrijving zijn en dat elke religieuze of ideologisch bloedgroep zijn eigen geschiedenis schept en schrijft. Uit deze hoek verwacht men niet zo'n postmoderne geschiedopvatting. Ten derde merkt Bredenhof op dat er in het Engels over de Afscheiding nauwelijks literatuur beschikbaar is. Dan is het spijtig dan Engelstalige lezers het moeten doen met dit eenzijdige boek.

Mag een historicus – zoals Kamps voortdurend doet – dan niet oordelen, standpunten innemen, hypothesen opstellen en conclusies trekken? Uiteraard, maar alleen na een afgewogen betoog, waarin voors en tegens aan bod komen en de historische actoren hun eigenwaarde behouden. Er speelt hier nog iets anders. Wie op zich neemt een historisch verantwoord boek over de Afscheiding te schrijven neemt nu eenmaal een zware last op zich, want hij of zij ontkomt er niet aan zich door een redelijk hoge rijstebrijberg van bestaande literatuur en bronnenuitgaven te worstelen. Daarbij behoort het zich bezinnen op de stand van zaken in het onderzoek. En waar voor- en tegenstanders zo scherp tegenover elkaar stonden, zoals bij de Afscheiding, kan reflectie over methodologische vragen niet ontbreken. Kortom: voor men kan gaan oordelen is een historisch verantwoorde reconstructie noodzakelijk. Begrijpen gaat voor oordelen. De Engelse auteur, dichter en essayist Dorothy Sayers (1893-1957) maakte eens in haar essay ‘Why work?’ de prozaïsche – nauwelijks te vertalen – opmerking: ‘The only Christian work is good work well done […] the worker's first duty is to serve the work’.21 Welke edele en/of christelijk motieven een historicus ook mogen drijven, het geschiedkundige handwerk komt altijd eerst.

Is er dan niets prijzenswaardig te vermelden over Kamps boek? Zeker wel. In de eerste plaats staat het hem te prijzen dat hij de moeite heeft genomen bronnen beschikbaar te stellen voor Engelstalige lezers. Ten tweede heeft Kamps de moed de negentiende- eeuwse strijd om het dogma centraal te stellen. Zoiets is tegenwoordig niet erg in de mode. In zijn ijver echter het gelijk van de afgescheidenen en hun erfgenamen aan te tonen, zocht hij alleen naar zelfbevestiging. En dat levert nooit goede geschiedschrijving op.


1 W. van den Bercken, Tegen de religieuze behaaglijkheid. Een onvroom pleidooi voor het christendom, Baarn 2001, 10.

2 Enkele recensies noemen hem (emeritus) predikant in de Protestant Reformed Curches, maar op de website van deze kerken – www. prca.org – wordt zijn naam niet vermeld, ook niet onder de emeriti. Kamps vertaalde A. Kuyper, Dat de genade particulier is, Amsterdam 1886 onder de titel: Kuyper, Particular grace: a defense of God's sovereignty in salvation. Translated from the Dutch by Marvin Kamps, Grandville 2001.

3 M. Kamps, 1834. Hendrik de Cock's return to the true church, Jenison 2014, vi-xv.

4 Kamps 1834, 237.

5 Kamps 1834, 51: ‘De Groot misled his readers by reducing the church's confession to some merely human statements’ en 104: ‘Do not be deceived by De Groot's pious prattle’.

6 Kamps 1834, 268: ‘For us today the questions arise: Do we value highly the Bible's witness? Do we reverence God's revelation? May the church today tolerate a “gospel” and a “salvation” that the saints of past rejected as evil and contrary tot God's word?’ en 370: ‘How do we respond to these characterizations in our day? Are we able to defend the cause of the thruth and the Reformation?’

7 Kamps 1834, 42.

8 Kamps 1834, 194.

9 Kamps, 1834, 5: ‘Dutch society in large measure was infatuated with everthing French – the language, literature, philosophy, music, and other aspects of its culture.’

10 Kamps, 1834, 18: ‘They (J.C. Rullmann en A. Janse) were aggrieved, even so many years later, because the men of the state church had stealthly employed carnal measures to gain their unholy objective. God's people had been deceived for over a decade.’

11 Kamps, 1834, 21: ‘De Cock naively sighed the new Formula of Subscription and took up his office in an apostate, false church, without knowing what he had actually done.’

12 Kamps, 1834, xvi, ‘I will limit myself to the doctrinal issues of that reformation. There are many ancdotical aspects of the lives of the men and woman involved in this history that I will not relate because they are not of lasting significance.’

13 Kamps, 1834, 67: ‘The state church chose this path of tolaration and broadmindedness because it wished to serve man, not God’ en 171: ‘De Cock was well aware of the unfaithfull preachers’ plea for toleration, love, and doctrinal freedom.’

14 Hier speelt de discussie over methodologisch collectivisme en individualisme. Zie daarvoor: C. Lorenz, De constructie van het verleden, Amsterdam 1990 (tweede druk) 175-196. Hij concludeert dat beide perspectieven elkaar nodig hebben en aanvullen.

15 A. van Deursen, ‘De communicatie met het verleden’, in: idem, De geest is meer dan het lichaam, opstellen over geschiedenis en cultuur, Amsterdam 2010, 136-141, 140.

16 A. van Deursen, Een dorp in de polder. Graft in de zeventiende eeuw, Amsterdam 1994, 311.

17 Kamps, 1834, 23: ‘Neither Bilderdijk, the father of the Reveil, nor Da Costa, his disciple, was willing to honor the binding character of the creeds as grounds for discipline against those who preached heresy in the state church’ en 29: ‘One thing that these pious people lacked was insight into their calling to labor for restauration of the church.’

18 Kamps, 1834, xiii-xv.

19 Zie bijvoorbeeld de webpagina van Kamps uitgeverij de Reformed Free Publishing Association: http://rfpa. org/products/1834-hendrik- de-cock-s-return-tothe- true-church en die van de Covenant Protestant Reformed Church: http:// www.cprf.co.uk/bookstore/ 1834decock.htmlhek. VgJqr63skdU, waar een aantal recensies beschikbaar is. Geraadpleegd op 23-9-2015.

20 Zie: https://yinkahdinay. wordpress.com/2014/04/30/ book-review-1834, geraadpleegd op 23-9-2015.

21 Dorothy L. Sayers, Why work?: an address delivered at Eastbourne, April 23rd, 1942, London [1942]. Geraadpleegd op 24-9-2015 op de website: http://www. faith-at-work.net/docs/whywork.pdf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

DNK | 94 Pagina's

Geschiedenis als zelfbevestiging

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

DNK | 94 Pagina's