GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

DnitSChlaild. Kerkelijke strijd in Wurtemberg. Dr. Meszner.

In de Evangelische kerk van Wurtemberg is een strijd ontstaan, en wel dingen over het kerkbestuur betreffende. Wel zijn er ook daar die zeggen: «Wat kunnen ons kerkelijke wetten deren, indien het woord Gods maar wordt verkondigd en de Sacramenten zuiver worden bediend, dan is het ons om het even of er een kerkeraad, provinciale of algemeene Synode bestaat.”

Maar daartegenover wordt terecht ingebracht, dat het lang niet onverschillig is welke kerkorden men heeft, indien een Synode bijv. mede te spreken heeft in zake de prediking van het Evangelie en wanneer zij de macht bezit catechisatieboekjes, gebedenboeken, enz. op te stellen.

Sommigen denken dat wanneer in de kerken het Evangelie niet meer verkondigd wordt, zij zich toch nog naar de bedehuizen van deze of gene secte kunnen begeven, maar velen zouden dit een ramp achten. Het Stuttg. Ev. Sontagsblatt is daarom van oordeel, dat in zekere omstandigheden de vraagstukken, die de regeering der kerk betreffen, een gewicht kunnen krijgen, dat elk lid der kerk wel zwaar op het hart mag wegen. Dit is zeker, dat een belangrijke strijd ontbrand is over het beheer van de eigendommen der plaatselijke kerken.

De Evangelische kerk heeft door koninklijke besluiten van 1851, '54 en '67 kerkeraden, «bezoeksynoden" en eene «landessynode" gekregen. Al 'deze collegies hebben zich slechts met de geestelijke belangen der gemeenten te bemoeien; de kerkeraad behoort toezicht uit te oefenen op den wandel der gemeenteleden, den predikant in zijn herderlijk ambt te steunen; hem is de zorg opgedragen voor de godsdienstoefeningen, de viering van den Zondag en voor de verpleging der armen. Door den kerkeraad worden de leden der synode van de diocese gekozen en door de leden van de »diocesensynode" worden wederom de leden van de «landessynode'' verkozen, zoodat ook de kerkeraden invloed hebben op de kerkelijke wetgeving. Daarentegen is het bestuur over de goederen der plaatselijke kerken tot hiertoe niet in de hand van kerkelijke besturen, maar van gemengde comniissiën geweest. De goe­ deren der kerken worden daarbij niet afzonderlijk bestuurd, maar met andere vermengd beheerd, zoodat het geschiedt, dat uit kerkelijke fondsen uitgaven bestreden worden, die met de keik niets uitstaande hebben. Daarover wordt veel geklaagd, vooral omdat men er op wijzen kan, dat b. v. de herstelling van eene kerk nooit wordt verschoven of nagelaten, om andere dingen tot stand te brengen; dat de kerkfondsen niet in de eerste plaats voor kerkelijke doeleinden gebruikt worden; terwijl men zelfs heeft uitgesproken, dat het te vreezen was, dat ten slotte de kerkelijke fondsen zouden verminderen of zelfs geheel verdwijnen.

In het midden gelaten of er voor deze vrees grond bestaat of niet, is het toch behoorlijk dat het beheer der goederen van de plaatselijke kerken, afzonderlijk gehouden en door zuiver kerkelijke colleges bestuurd worden. De koning, als opperste bisschop van de Evangelische kerk, deed daarom in 1878 een voorstel aan de synode, waarbij de verordeningen, die tot hiertoe van kracht waren, zouden worden opgeheven en de geschifte fondsen der kerkelijke gemeente, behoorden te worden overgegeven.

Dit voorstel werd aangenomen, maar wilde men het uitvoeren, dan moest een edict van 1821 worden veranderd. Hij liet daarom eene staatswet opstellen, die eerst in December van 1884 in de volksvertegenwoordiging van Wurtemberg behandeld werd. Het ontwerp moest de invoering van de door de synode in 1878 aangenomen wet mogelijk maken en men meende, dat het, eenigszins gewij-igd, met groote meerderheid zou worden aangenomen. Maar het was gansch anders. Wel sprak de president van het Evangelisch consistorium met warmte voor de wet, maar de heer Von Rümelin, een theoloog van de Hegelsche school, betoogde dat door de voorgestelde wet, de kerkeraden in het bestuur der goederen verplicht waren, in overeenstemming met de Evangelische belijdenis te handelen. Dat kon men niet verlangen, want hij twijfelde er aan, of deze heeren deze belijdenis wel goed ke? tden. Het einde der zaak was, dat de meerderheid der Kamer besloot, het wetsvoorstel ter zijde te leggen en der regeering te verzoeken een nieuw voorstel aanhangig te maken, waarin niet zou gelet zijn op het door de kerk aangenomen voorstel.

ken Dit besluit heeft vele leden der Evangehsche kerk gesmart; dat de leden van eene volksvertegenwoordiging zich opwierpen, als de mannen die te beslissen hebben wat de Evangelische kerk van hare dienaars verlangen mag of niet, is stuitend; niet minder dat zij niet wilden gedoogen, dat de Evangelische kerk van hare dienaars de belofte afvraagt, dat zij getrouw zullen blijven aan de belijdenis der kerk.

Aan de andere zijde moet ook gezegd, dat vele lieden, die in oprechtheid aan de Evang. kerk gehecht zijn, er zich in verheugd hebben, dat de zaak aldus geloopen is. Zij meenden dat de geloovigen zeer blijde mochten zijn, dat de wet van 1878 niet in werking kon treden.

Hoe deze strijd verder gevoerd is, hopen wij in een volgend nummer mee te deelen.

De hoogleeraar' Meszner, redacteur van de Neue Evangelische'Kirchenzeiting, is den'17 den November van dit jaar te Berlijn overleden. Hij werd in 1824 geboren; in 1844 begon hij zijn theologische studiën te Halle, onder de vaderlijke leiding van de professoren Tholuck en Muller, tot welke hij in zeer vriendschappelijke verhouding stond, evenals later tot de hoogleeraren Neander en Nitsch, onder wier leiding hij nog eenigen tijd te Berlijn gestudeerd heeft. Doordat hij zich als student zeer onderscheidde, liet de minister Erckhorn hem nog 3 jaren voortstudeeren. Te Göttingen gaf hij een werkj uit over de leer der apostelen, na volbrachten studietijd werd hij door Dr. Hoffmann te Berlijn geroepen. In deze stad heeft hij het meeste gearbeid; in 1857 werd de vergadering der Evangelische Alliantie gehouden, die aanleiding gaf tot het stichten van een nieuw blad, de Neue Evang. Kirchenz, Dr. Hoffmann was daarvan de ziel, maar het voeren van de pen werd hoofdzakelijk aan Meszner toevertrouwd, van welke taak hij zich met veel talent 28 jaren lang heeft gekweten. Dit blad ontrolde de vaan van de positieve Unie; de betrekkelijk goede verstandhouding tusschen de voorstanders van de Unie en de Luthersche kerken in de geünieerde kerk, is voor een groot deel de vrucht van Meszners streven.

In 1870 ontving Meszner den hoogleeraarstitel ; de Universiteit va.n Weenen maakte hem in 1878 tot Doctor H. C. Zijne gaven van verstand en hart worden zeer geroemd. Eene hartziekte was de middellijke oorzaak van zijn dood.

De Neue Evang. Kirchenz. zs\ door é& néood van haren redacteur ook weldra van het wereldtooneel verdwijnen. Er zal echter een nieuw blad verschijnen, en wel met Januari 1887, onder den titel van Deutsche Evang. Kirchenz. Als redacteur van dit nieuwe blad zal niemand minder optreden dan de bekende hofprediker Stöcker, de man van de Jodenquaestie, het hoofd van de Christelijk-sociale partij en van de stadszending van Berlijn.

De oprichting van het nieuwe blad heeft voornamelijk ten doel te strijden^voor de onafhankelijkheid van de Evangehsche kerk. Dat dit nieuwe blad in zijn streven moge slagen, is onze innige wensch, terwijl wij hopen en verwachten, dat Stöcker zijn invloedrijke stem verheffen zal tegen het voornemen om den bisschopstitel weder in de Evangelische kerk in te voeren.

Frankrijk. Een verhaal dat te wantrouwen is. De toestand der Parijsche Gereformeerde Kerk.

Men doet goed met de verslagen, die van Evangelisatiën in het buitenland gegeven worden met oordeel des onderscheids te lezen. Als een staaltje van overdrevene, misschien onware berichten, die in de wereld gezonden worden aangaande overwinningen, die door de prediking van het Evangelie behaald worden, geven wij het volgende.

In de Netv-York Itidependeitt van 16 Dec. '86; wordt medegedeeld dat de hoogleeraar Bertrand in N.-Amerika is, om gelden te verzamelen voor «de inwendige zending" in Frankrijk. Om dit te bevorderen werd in de Independen een artikel gedrukt, onder den titel van «Het gunstig tijdstip in Frankrijk", waarin het volgende voorkomt.

Een agent van de Inwendige Zending en van het Comité Central, die in een district van een der provinciën arbeidde, zag op zekeren avond veertien boeren op banken vlak naast hem zitten. Den volgenden avond hield dezelfde spreker een voordracht in een dorp dat acht mijlen verder lag, en daar waren zij weder met hun veertienen. Voor de derde maal waren dezelfde lieden in andere plaatsen, die steeds dieper het land inlagen, onder zijn gehoor. Ten slotte meende de prediker hun te moeten vragen of zij wel verstonden, wat zij hoorden. Hun woordvoerder antwoordde : »Den eersten avond begrepen wij er niets van, evenmin als bij den tweeden, maar voor de derde maal u hoerende, meenden enkelen van ons, toen wij naar huis keerden, iets te kunnen mededeelen, van hetgeen u hadt gesproken. Toen wij u' voor de vijfde maal gehoord hadden, was ons alles helder geworden." Daarna gaf hij den indruk weder, dien zij van het gehoorde hadden ontvangen. Het waren allen bijenhouders, en toen zij eenmaal tot Christus waren bekeerd, offerden allen datgene, wat de bijen hun opbrachten, aan den dienst des Heeren. En zoo geschiedde het weldra, dat ieder van aie 14 mannen in zijn eigen gehucht een kleine kapel liet bouwen en de opbrengst van hunne bijenkorven gaven voor de prediking van het Woord des levens, dat «zoeter is dan honig, ja dan honigzeem.

Welken indruk dit verhaal op de Amerikanen gemaakt heeft weten wij niet.-D& Independent heeft het opgenomen zonder er critiek op uit te oefenen.

Maar het komt ons wel wat verdacht voor, dat veertien landbouwers eene kerk tot vijf malen toe gezamenlijk gaan bezoeken, en dit in plaatsen die tot 25 kilometer van hunne huizen verwijderd waren; dat deze veertien allen bekeerd vs^erden en dat zij veertien kerkjes bouwden, en dat alle veertien hun honiggewin gaven voor de komst van Gods koninkrijk. Daarbij komt dat wij van die wonderdadige werking van Gods Geest, waardoor veertien menschen precies dezelfde dingen gaan doen, niets in de Fransche Protestantsche bladen gelezen hebben. Ons dunkt de bekeering van een veertien boeren te gelijk en het stichten van even zoovele kerkjes, zou daarin wel vermeld zijn, als er iets van aan was.

Het kerkelijfc-fleven in Frankrijks hoofdstad is kwijnende en vergissen wij ons niet, dan is dat het geval in de meeste plaatsen waar de Fransche Gereformeerde kerken gevonden worden.

Den 28sten Februari 1864 was de kerk, /' Oratoire genaamd, de hoofdkerk der Gereformeerden, overvuld met menschen. De prediker, die het woord voerde tot de schare, begon met te zeggen: »Ik ben uw leeraar niei langer", en het antwoord dat de verzamelde menigte op deze woorden gaf bestond hierin, dat er een algemeen geween ontstond. Toen de prediker heenging, had eene indrukwekkende manifestatie plaats, en werd bovendien een protest gezonden naar het consistorium van Parijs, dat door 5000 lieden geteekend was. De liberale partij eischte daarbij, dat haar leeraar Athanaze Coquerel, fils, zou gehandhaafd worden. Zij toonde dat dit protest niet geteekend werd in een oogenblik van opwinding, want van dat oogenblik af hebben de Parijsche liberale Pro-' testanten groote offers gebracht, om er voor te zorgen dat de afgezette predikanten toch zouden blijven voortgaan met prediken. Voor zoover men het kan nagaan, heeft men in Parijs voor de liberale zaak twee millioen francs geofferd in 23 jaren tijds.

En welke resultaten hebben zij verkregen? Er zijn voor V Oratoire vijf liberale ouderlingen verkozen, terwijl men in diezelfde parochie een hulpprediker heeft. Geen schitterende uitkomst. Deze hulpprediker is niemand anders dan een hoogleeraar met groote redenaarsgaven, doch de groote menigte schijnt niet meer gediend te zijn van het liberalisme. Men wil nog wel eens naar de stembus gaan, maar over het algemeen is de gang naar de kerk te zwaar geworden. Zij, die vroeger naar het welsprekend woord van Coquerel gingen luisteren, zijn nu öf onverschilligen of vrijdenkers geworden, óf zij gaan inzien, dat de niensch toch niet enkel bij ontkenningen leven kan. De liberale partij zou dan ook in Parijs geen enkele overwinning bij de stembus kunnen behalen, indien de Gereformeerde gemeente van Parijs door de regeering niet in parochiën ware gesplitst, waardoor de liberalisten in de parochie van de Oratoire in de meerderheid gekomen zijn.

Jammer genoeg, is hierbij nog te zeggen, dat [ook de meeste Evangelische predikanten, die zich zelven voor orthodoxen uitgeven, ook geen groot gehoor rondom hunne kansels weten te vergaderen. Er zijn kerken en mannen, die gezocht worden, maar over het algemeen is het kerkbezoek middelmatig te noemen. «Zeker zullen de eerwaardige mannen, welke op de kansels voorgaan, gekleed in een toga en met een preektoon gemeenplaatsen voordragen, nooit de menschen van dezen tijd bekeeren”.

Zoo spreekt een inzender in de Eglise Libre. > Het Fransche volk heeft behoefte aan profeten en niet aan predikers, " zoo wordt er aan toegevoegd. Wij zijn van hetzelfde gevoelen, indien het maar profeten zijn, die het volk tot de wet en het getuigenis terugroepen. Men heeft de paden der vaderen verlaten, doch men bemerkt het nauwelijks; de Fransche Evangelische predikanten houden zich voor goed orthodoxen, schoon zij over hetalgemeen door en door ethisch zijn. Daarom is het geen wonder, dat de kerken ledig worden; het Evangelie van Gods vrije genade wordt niet gepredikt, en dit gemis is niet te vergoeden door eene officieuse synodale organisatie.

Engeland. De toestand der Engelse he Episcopale kerk in Engeland en Amerika.

Wanneer een prediker in Engeland de noodzakelijkheid van geloof en bekeering verkondigt en wijst op den Eenigen Naam door welken wij zalig moeten worden, dan wordt hij gerekend te behooren tot de low-Church, d, i. de lage kerk. Wanneer een leeraar zwijgt over het dreigend gevaar, waarin de onboetvaardige zondaar zich bevindt, en niet gewaagt van het plaatsvervangend lijden van Christus, dan wordt hij broad (ruim) genoemd. Als een ander voorganger middeleeuwsclie ceremoniën in zijne kerk brengt, en leerstellingen verkondigt, die de reformatoren met alle macht hebben bestreden, dan wordt hij gerekend te behooren tot de high-Churh (hooge kerk). Uit deze benamingen kan men opmaken hoe het onvervalschte Evangelie in Engeland door de groote menigte geëerd wordt. Wel is een lage kerk een heerlijke, wel zouden we eigenlijk een hooge kerk een gruwel voor God moeten noemen, maar met deze namen hebben de Engelschen willen te kennen geven, welke richting in de kerk hoog, en welke laag staat aangeschreven.

Welke schoone verwachtingen had men een vijftigtal jaren geleden van het optreden der z. g. Evangelische partij in Engeland. Maar in alle stilte, en toch met groote behendigheid, werden de zaadkorrels gestrooid, die de kerk moesten romaniseeren Toen men dien toeleg. Welke van de imiversfiteit van Oxford uitging, begon op te merken, werd het Protestantsche volk geërgerd en toonde het zich verontwaardigd over de verraderlijke wijze van'handelen, welke de opkomende Ritualisten volgden. Toen zeide zelfs J. H. Newman, de man die het meest geijverd heeft om de Episcopaalsche kerk Roomsch te maken, en die ten slotte tot de Roomsche kerk overging, tot de Engelsche geestelijkheid: «Wanneer gij u zelve als priesters betoont, dan zal de natie u uitwerpen." Hij voorzag niet welk een succes de beweging hebben zou, waarin hij zelf zulk een groote rol spelen ging.

Hij ziet het nu. Er is in de Engelsche kerk een Roomsche strooming gekomen, er heerscht een priesterlijke school in, welke beweert de Nationale kerk te zijn, en verzekert dat de Protestariten in de Staatskerk, een nauwelijks meetellende secte vormen. Ys moge veel overdre-. vens in deze bewering liggen, maar te ontkennen is het niet dat de meerderheid van de predikanten der Episcopale kerk Ritualisten zijn. Het kan niet tegengesproken worden|, dat het aantal gemeenten vermeerdert, waar deze Romaniseerende partij haar in allen deele mis heeft. Daar wordt van Christus gesproken, als ware hij evenzeer op het altaar tegenwoordig, gelijk hij het op het kruis van Golgotha geweest is; deze hebben «altaar-handleidingen, " welke spreken van een offerande, die de dienstdoende geestelijke aanbiedt; daar worden catechisatieboekjes gebruikt, die leeren, dat er geen vereeniging met Christus bestaan kan, dan door tusschenkomst van een priester en waarin andere Roomsche leeringen worden gepredikt, die niet alleen strijdig zijn met Gods Woord, maar ook met de formulieren der Engelsche kerk, terwijl de kerk niet gebonden wordt aan de Schrift, maar omgekeerd de Schrift aan de kerk. Het meest betreurenswaardige in dezen toestand is, dat vele Evangelische predikers zwijgen over de Roomsche strooming, die door de kerk gaat, dat de raad van de Ritualisten, van niet in den Bijbel te lezen, maar al te zeer gehoor vindt; dat de pers niet meer, gelijk vroeger een fleren Engelschen toon aanslaat tegen de hand over hand toenemende popery (paapsche praktijken) ; dat «de biecht" wordt afgedwongen ; dat kerkelijke vertooningen, ceremoniën en nieuwe symbolische kleederen worden vermenigvuldigd, en dat kloosters en zusterschappen, waarin priesters de eerste rol spelen, als paddestoelen uit den grond opkomen, onder de schaduw der parochiale kerken.

Nog het meest jammerlijke, waarover een schrijver in The Christian klaagt, is het feit, dat de vrije kerken van Engeland lijden, door dat in veler harten de nieuwe theologie, gelijk men aldaar de school noemt, die veel overeenkomt met onze ethische, ingang gevonden heeft. Wanneer die geest de overhand krijgen mocht, zouden de Dissenters in plaats van als het bederfwerend zout te zijn, het proces van ontbinding in de Staatskerk slechts verhaasten. Wanneer het zuivere Woord Gods van den kandelaar genomen wordt, is dit steeds in het voordeel van Rome.

Maar niet alleen in Engeland is te wijzen op droeve kerkelijke toestanden, ook in Amerika is verachtering op te merken. Daarvan kan de Convention getuigen, die in Chicago twee maanden geleden gehouden werd. In deze vergadering van de Amerikaansche j^piscopale kerk, die om de drie jaren samenkomt, werd voorgesteld dat de naam van «Protestantsche Episcopale kerk", zou veranderd worden in •s> de Amerikaansche Katholieke kerk.^'' Wij willen er niet op wijzen, dat het. eene dwaasheid is, dat deze kerk zich de Amerikaansche kerk wil laten noemen, schoon er zeven andere kerkgenootschappen in Amerika gevonden worden, die meer leden en aanhangers tellen dan de Episcopaalsche kerk van Amerika. Het kan toch zijn, dat eene kerk nationaal is, en haar ledental toch gering genoemd worden moet. Maar het is een bedenkelijk teeken, dat bij de discussie over het voorstel van verandering van naam, men de benaming van «Protestantsche" kerk wilde wegwerpen. De man die tegen het Protestantsche leerstuk van «de rechtvaardiging door het geloof" te velde trok, werd met groote toejuiching begroet. Het is droevig maar waar, dat een derde der predikanten en een derde deel der gemeenteleden stemden voor een motie, die ten doel had het licht der' reformatie voor duisternis te verklaren.

Te verwonderen is deze neiging, vooral bij de gemeenteleden, niet. Wanneer een geslacht den Bijbel niet meer leest; wanneer het de lessen der historie niet meer kent; wanneer het in genotzucht verzinkt; wanneer men het zicht-en tastbare gaat zoeken; dan is het te begrijpen dat men zich vinden kan in eene ultra-ritualische kerk, en dat men luistert naar eene schare priesters, die de zorg voor de eeuwige zaligheid op zich willen nemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1887

De Heraut | 4 Pagina's