GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aangenomen en toegestemd dat de Synodale organisatie verrot, vermolmd en vergiftigd is, vraagt men, zoo zeggen de heeren Feiinga en Franssen, wat den Christen, wat het kind van God hiertegenover te doen zij; en ze antwoorden: Er is drieërlei weg.Die der stihitters.

«Stilzitten” zeggen enkele stemmen, »en met nederige schuldbelijdenis het hoofd buigen onder deze oor deelen, die om onze zonden over ons gebracht zijn, met de stille verzuchting in de binnenkamer, of de Heere zijn volk mocht bevrijden”

Afgezien nog van het feit door de ervaring geleerd dat men zich aan alles gewent en het al erlichtst aan de zonde dat alzoo die stille verzuchting spoedig haar ernst inboet en die nederige schuldbelijdenis haar oprechtheid, — moet hiertegen worden opgemerkt; ten eerste, dat men niet onderscheidt tusschen lijden en zonde, — dat voorzeker een oordeel des lijdens met stille onderwerping en verootmoediging moet gedragen; maar dat een heilig God nimmer een vrijbrief tveelmin een lastbrief) tot vootvsondigcn geven kan.

Ten tweede dat bij een oordeel tot zonde een oordeel van verharding is, dat (als bij Pharao en Judas) tot een oordeel van on vermijdelij ken ondergang voert Ten derde, dat, indien de zonde waarlijk een lijden is geworden door Gods ontdekkende genade, het onmogelijk is l), juist om Gods genade, dat men in zulke zonde ook maar zou kunnen blijven leven. ^ Ten vierde, dat juist tot «afkeerige kinderen'' de roepstem komt: Keert weder" (fer 3:22; in gelijken geest ook Rom 6 : i - 23) en dus de Heere geenszins in zulks gevallen tot stilzitten maant. Integendeel zegt Gods Woord met nadruk (Jesaja 55 = 7): De goddelooze verlate zijnen weg" ja, naar Jes. i : 10 en 17 wordt tot hen, die nog heren moeten goed te doen, al vast gezegd: tLaat aj van kwaad te doen." Ten vijfde, dat men zich hier ook niet achter 's menschen onmacht ten goede kan verbergen; dewijl ook geen sprake is van »»«« macht, maar van's Heeren gebod, en Hij aan Zijn roepstem de belofte verbindt: en Ik zal uwe afkeeringen genezen” (fer. 3 : 22, vig. 3 : 14).

Zoodat tegenover' dezen eisch van schuldbelijdend voortzondigen (hetzij door daden hetzij door nalatigheid) het ernstig woord des Heeren moet gesteld uit Jesaja 58 : 5, 6: Zou het aiilk een vasten zijn, dat de Heere verkiezen zou, dat de mens^h zijne ziel een dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme gelijk eene bieze, en eenen zak en asch onder zich spreide? Zoudt gij dat een vasten heeten, en eenen dag den Heere aange; naam ? Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: at gij losmaakt de knoopen der goddeloosheid? ”

»Ja, maar als ik zelf nu maar niet meezondig, " hooren ze tegenwerpen, en ze antwoorden :

«Neen, men kan niet buiten deze zonden der Nederlandsche Hervormde kerk blijven: Rondom ons wordt de naam des Heeren gelasterd en den zielen doodelijk vergif voor geestelijk voedsel geboden, en indien er zijn, die hiertegen strijden ea getuigen en aan de gereglementeerde zonden dezer Kerk durven ongehoorzaam zijn, is Kerkelijke veroordeeling (blijkens theorie en ervaring beide) het onvermijdelijk einde.

Moet nu niet ieder lid der Ned. Herv. Kerk, ófwaar hij met deze zonden in aanraking komt — zich er tegen verzetten, óf — de Kaïnsvraag tot de zijne maken: »Ben ik mijns broeders hoeder? " Ea zelfs al • genaakt hem dit kwaad niet tastbaar in den engsten eigen kring, mag hij dan (waar hij al deze zaken weet als onloochenbare feiten) aangaande honderden, ja duizenden, met hem in één Kerkgenootschap verbon den, die hij 'iet ten verderve leiden of geleid worden, de vraag van het Sanhedrin op de lippen nemen : „W: it gaat ons dat aan? Gij moogt toezien”?

En buiten dit alles is voor ambtsdragers in de Ned. Herv. Kerk de zaak dubbel bezwarend. Zij kunnen zelfs niet in schijn buiten de zonden der Ned. Herv. kerken blijven. Telkens dwingt het genootschapsleven tot dulden of deelen dezer ongerechtigheden.

1)Vgl.Rom. 6 : 1-18; Phil. 2 : 12, 13; en vooral Phil. I : 6.

Is dit niet zoo ?

Wat is er tegen in te brengen?

o, Dat toch de schellen van de oogen vielen, en men ophield zichzelf te paaien en andere met vrome phrasen te misleiden !

2°. Die der reageerenden.

Beter — met meer hoop op bereiken van het doel, met minder afstomping der conscientie, en ook wer keüjk niet zonder dien zegen gebleven, dien Gods genade zelfs aan gebrekkige pogingen om Zijn wil te doen, wil geven — is dasrom een tweede weg, die jarenlang, vooral sinds de invoering der Kiescolleges, is bewandeld.

Aan den zegen op hun strijd is het te danken, dat hon derden Kerkeraden weer zijn bezet met belijders van den Christus naar de Schrift, en in meerdere of mindere mate protest iiebben ingediend, ja zelfs verzet hebben gebo den aan de ontkerstenende werking van zondige reglementaire bepalingen en toestanden i) Aan den zegen op hun stri|d en gebed is het te danken, dat de groote meerderheid der jongere predikanten weder de waarheden des Bijbels (deels zelfs in den zuiverst weergegeven vorm der Gereformeerde Belijdenis) predikte en onderwees; dat de voornaamste Gemeenten steeds meer aan het ongeloof ontvielen; dat inrichtingen van barmhartigheid weder geregeerd en onderwezen werden naar Gods Woord; dat den ongeloovigen zelfs de lust tot beoefening der Godgeleerdheid verging, waar de Gemeenten steeds meer toonden geloovige bedie ning van Wojrd en Sacramenten te begeeren; dat de beteekenis en de heiligheid der Bondszegelen weder eenigszins begon verstaan te worden; dat steeds kloe ker — zelfs in Classicale Vergaderingen en Kerke ijke Besturen — de zonden der Kerk werden veroordeeld en bestreden, dat zelfs weer hier en daar pogingen werden gedaan tot wederoprichting der Kerkelijke tucht; en dat in honderden binnenkamers de schuld der Kerk werd beleden en Gods genade voor haar werd gezocht.

En zij bleken vaak gezegende bidders en machtige worstelaars, en menigen zegen schonk hun Gods genade en schitterend scheen .hun succes. Wat was dan hun weg ?

Zij zochten de zonde te stuiten door lijdelijk verzet en geleidelijken strijd. Voor de goddeloosheid wijken, of die zwijgend dulden, daarvan kon geen sprake zijn; ongelijk en schade lijden, — dat was iets anders! Van jaar menigte van quaestiën, processen, conilicten ; vandaar als Synodale reactie aanhoudende stelselmatige verslechtering der Reglementen, die hun strijd mogelijk lieten; totdat 15 Januari 1886 met de wijziging van Art. 40 Regl. op het Godsdienstonderwijs (na de voorafgaande doodelijke, wijzigingen van Art 38 op 15 Jan. 1879 en t. Jan. 1880) geen plichtsbetrachting in den weg van lijdelijk verzet en blijven in den kring der Reglementen meer mogelijk bleef Intusschen streden zij met trouwe volharding; viel er een, terstond nam een ander de ledige plaats in en zette den strijd voort; en gelijk Narses' legerbenden eens de Gothen uit Itaüè letterlijk verdrongen, —verdrongen ook zij telkens nieuwe vijanden uit Kerkeraden en Kerkelijke Besturen en wisten tot zelfs in de Alg. Synode verscheidene van hunne geestverwanten te brengen. Zoo voortgaande zou men het personeel der Besturen verbeteren, en dan, na velerlei mislukte poging, zoodra men meerderheid was, de ergerlijke Artikelen door Christelijke vervangen, de lastering van den Christus langs reglementairen weg dooden en zoo geheel de volkskerk der Nederlanden weder onder de belijdenis der vaderen voeren. 2)

Toch gaat ook dit niet meer. Eertijds goed, snijdt het thans geen hout meer.

Toch is óók dit de rechte weg niet; Mi lange tegenkanting moeten zij het toestemmen. Zekere teekenen wezen reeds sinds lang er op. Ter eener zijde was ondei vele predikanten, hoe ook vaak verdeeld en uiteenloopend, zekere «esprit de corps" tegenover de op Bijbelsche gronden niet langer figurant blijvende ouderlingen, die vaak het modernisme deed steunen om aan het presbyterianisme te ontkomen, of ook zekere misplaatste noffelijkheid en piëteit, die het aangenomen stelsel vaak op de bedenkelijkste wijze deed verzaken, en ongeloovigen handhaven op de wederrechtelijk ingenomen p: aatsen Ten tweede bleek onder de jongere «orthodoxen" een bedenkelijk afglijden op ongeloofspaden door de Gemeenten niet steeds op de recite wijze, maar wèl m^x onmiskenbaar recht, bestreden en gevreesd Voorts, bleken de be kleeders der besturen vaak veel minder veroveraars dan verwonnelingen, en bleek in de «Besturen' wereld een atmosfeer te heerschen, die de meeste dappere ver overaars omzette in gedweeë verdedigers of schroomval lige tusschenraanneö; en, waar dezen (en door hen de geheele Besturen) op slot van rekening bij conflicten van eenigszins ernstig voorkomen, in den Reglementen bundel verstrikt, vóór de ongeloovigen tegen de broe ders partij kozen, en dat met meerder ijver nog dan de «'«geloovige Besturen, omdat het hun natuurlijk meer gewetenszaak en beginselquaestie moest zijn 3), — daar waren zij, die consequent den strijd wilden voortzetten, vóór en na ten deele vóór 1886, en in grooteu getale in i886 en Ï8S7, verplicht ontslag te nemen uit de Besturen en op andere wijze van strijdvoeren be dacht te zijn, wilden zij niet deelnemen (zij 't ook met tegenstemmen en »q q.") aan vonnissen, die — naar de letter der Reglementen soms te verdedigen — klaarblijkelijk onrechtvaardig waren, wanneer men acht gaf op den eisch der H. Schrift, en zoo solidair zijn met wat huns inziens was een Kerkrechterlijke moord ten bate van ongeloovigen aan Gods getrouwe kin deren ter oorzake hunner getrouwheid gepleegd.

Blijft dus alleen 3°. De weg van breuke.

In die dagen gingen velen de oogen open voor wat voorheen werkelijk niet was gezien (vandaar, dat de Heere een tijdlang zegen had gegeven; al moet ook in dien voorspoed scherp onderscheiden tusschen «zegen" en «succes"). Zij zagen niet slechts in de daden en bepalingen der «Besturen" afwijkingen van het ge bod Gods, maar in het bestaan zelf van deze Besturen lag huns erachtens reeds zonde. En wie dit inzag, kon natuurlijk op de oude wijze den strijd niet meer voeren, al had het ook den schijn van schuldigen afval, schennige ontrouw, of schandelijke traagheid Zagen zij juist, dan moest met geheel ''de Bestuursorgnnisatie gebroken, omdat geheel deze inrichting der vaderlandsche Kerken h. i. een zonde is voor God, en noodwendig tot velerlei zonde aanleiding geven moet.

Dit alles is schoon, omdat het waar is. En de ziel vermagert, het geloof kwijnt, der conscientie wordt geweld aangedaan, en de liefde wordt gekrenkt, waar men om traktement of positie of promotie nochtans, met wegwerping van eigen karakter, den wand kalkt of dien oppleisteren wil.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's