GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een sheerstelsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een sheerstelsel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uitspraak van den Meppelschen Kantonrechter, waarbij de Gereformeerden, die zich aan de Synodale besturen onttrekken, tot betaling van hoofdelijken omslag werden veroordeeJd, eischt nadere bespreking.

De Synodalen houden er, gelijk men weet, sedert 1886 het volgend rechtssysteem op na:

De Nederlandsch-Hervormdc kerk is sinds i8i6 een genootschap. Die zich aan het gezag van de bestuurders van een genootschap onttrekt, houdt vanzelf op liü van dat genootschap te zijn. Hij verliest al djne kerkelijke (d. w. z. genootEChaps) rechten en betrekkingen. In één woord: hij gaat er uitl Dat systeem werkte uitnemend. Men behoefde niet de tucht uit te oefenen, 't geen een groot voordeel was, omdat het voor lieden, die steeds alles in de kerk toegelaten hebben, oiimogelijk is tucht uit te oefenen tegen Gereformeerde broeders, zonder bij ieder woord zichzelvèn in het aangezicht te slaan. Bovendien ontweek men door dit systeem allerlei moeilijkheden van anderen aard; te veel om hier op te noemen.

Dat Synodale systeem werd door de rechterlijke macht overal aangenomen.

Onzerzijds werd wel beweerd, dat niemand de kerk had verlaten of wiide verlaten, doch haar wilde reformeeren. Voorts dat geen kerkelijk college bevoegd is in strijd met de uitdrukkelijke verklaring üer leden te constatceren, dat deze leden de kerk verlaten hebben; dat in allen gevalle over die vraag de eindbeslissing aan den burgerlijken, geenszins aan den kerkelijken rechter toekomt.

Maar al die beiveringen baatten niets.

De Hooge Raad ging zeifs nog verder.

Daar stonden vier bestuurders als eischers tegenover een college, welks wettigheid dooi niemand kon worden — of thans nog wordt volgehouden. D'e vier bestuurders waren niet afgezet; zelfs niet geschorst. Maar de Hooge Raad nam als bewezen aan dat die vier heeren meegingen met» de reformatie'', en alleen op dien grond verklaarde hij, „dat zij getoond hebben geen leden meer te zijn van de Nederl. Herv. kerk, en dus ook niet meer leden kunnen zijn der Commissie". Alleen op die wijze werd het mogelijk, dat de Amstèrdamsche Beheerscommissie haar proces verloor.

Een Christen moet ook onrecht weten te verduren. Alzoo gaven de „Gereformeerden" af wat zij overtuigd zijn hun in eigendom toe te behooren. Zij vorderden ook hun eigendom niet op, doch stichtten eigen kerk en lokaal.

Maar nu kwamen de Synodalen in verlegenheid. Zij ontvingen wel de gebouwen, maar op vele plaatsen wilde de kerkgaande gemeente niets met hen te maken hebben.

Het gevolg daarvan was, dat op sommige plaatsen, n.l. op die waar het kerkgebouw door de gemeente zelve moet onderhouden worden, er niet genoeg geld meer in ksts kwam.

Wat doen zij nu? Op die plaatsen waar geldgebrek is passen zij een ander systeem toe! Ddar redeneeren zij aldus: „De Gereformeerden beweren, dat zij leden der kerk zijn en blijven; daaraan hechten zij veel.

Welnu! dat is een mooi ding voor onze beurs. Wij kunnen hen gerust in onzen hoofdelijken omslag aanslaan, want zij willen im­

') Naar het schijnt hebben onze artikelen over het «Ambt der geloovigen" den indruk op sommigen gemaakt, als waren ze geschreven ter bestrijding van een eii ander door Dr, Van Ronkel over dit onderwerp in het midden gebracht. Mogen we hiertegen opmerken, dat hier dför ons van verre zelfs niet aan gedacht is? Onze artikelen waren uitvloeisel van het verlangen naar een uiteenzetting van dit onderwerp, dat op de Synode te Utrecht in Juni des vorigen jaars geuit wierd. Overigens zullen we met niemand liever dan met Dr. Van Ronkel in gedachtenwisseling tre den, zoo over theologische als kerkrechtelijke vraagstukken. Maar eer we daaraan toekomen, zal het goed en billijk zijn af te wachten, tot Dr. Van Ronkel weer eicAzel/ - wordt, en de geest van bitterhei tegen de Doleantie, die thans nog zijn ziel verstrikt houdt, uit hem zij geworpen. mers niet verklaren, dat zij geen leden onzer kerk zijn! Dat is heel aardig. Wij hebben eerst hunne kerken genomen, zeggende dat zij ophielden leden van de kerk te zijn, en nu zullen zij ons die kerken ook helpen onderhouden; maar dan zullen wij betoogen dat zij niet ophielden leden van de kerk te zijn"! Die redeneering is inderdaad aardig. Maar zij is tevens ongehoord schaamteloos.

Tot dusver evenwel lukte dit plannetje niet. De kantonrechter te Zwolle hield zich aan het eerste systeem en wees de Synodalen af.

Maar in Meppel waren zij gelukkiger.

Daar vonden zij een advocaat Nijsingh en een kantonrechter Nijsingh, die, zoowaar! zich met dit tweede systeem der Synodalen vereenigden, , De kantonrechter overwoog o. a.: „dat de leden van een zedelijk lichaam, die beoogen de hervorming van dat lichaam, door verandering van de hoofdbeginselen, waarop dit berust, willen verrichten een daad van verbetering of wederopbouw en dus daardoor 7tiet toonen den wil zich van dit lichaam af te scheiden."

Dus juist wat steeds onzerzijds beweerd werd (behalve dat wij niet van zedelijk hchaam, maar van kerk plegen te spreken.) Verder overwoog hij „dat hiertegen niet gelden kan het oordcel van de besturen der Nederlandsche Hervormde kerk... als niet berustende op eene bevoegdheid hun bij de betrekkelijke reglementen verleend."

Dus wederom juist datgene wat dezerzijds was betoogd.

Afscheiding zou echter wel kunnen blijken, zegt de kantonrechter, indien „de leden een ander lichaam vestigen op grondslagen, geheel gekant tegen die van het lichaam waartoe zij behoorden" of „openlijk daartoe toetreden". Maar deden zij dat?

De Hooge Raad, toen het gold de Beheerscommissie te Amsterdam haar wettige bevoegdheid te ontnemen, overwoog, dat zulk lid worden > van een ander kerkgenootschap" bleek uit het »lid zijn van de '^•ié^xduitsche Gereformeerde kerk te Amsterdam (dolecrende), welke kerk heeft eene eigene organisatie en geheel staat buiten het Synodaal verband der Nederlandsche Hervormde kerk."

Nu had de gedaagde te Meppel verklaard, dat hij precies in dezelfde positie verkeerde als die Commissieleden te Amsterdam ; dat in zijne oogen de door de Synode afgezette ouderling en diaken, „zijn blijven deel uitmaken van den kerkeraad der '^& A^xduitsche Gereformeerde gemeente te Meppel (doleerende); dat hij steeds openlijk en duidelijk getoond heeft als wettigen kerkeraad te erkennen den Kerkeraad der Nederd. Geref. gemeente te Meppel (doleerende); dat hij zich in de door dien kerkeraad bepaalde godsdienstoefeningen liet vinden, zich aan zijn opzicht en tucht onderwierp, deel nam aan door hem uitgeschreven stemmingen, .... en evenmin als die kerkeraad met de Synodale kerkbesturen te maken te willen hebben, toonende alzoo openlijk en duidelijk tot de Nederduitsche Gereformeerde gemeente te Meppel te behooren", al welke feiten hij aanbood door getuigen te bewijzen.

Hield nu de kantonrechter zich aan dit oordeel van den Hoogcn Raad?

Onze lezers weten, hoe eenstemmig alle rechtscolleges het arrest naschrijven, dat de Hooge Raad in 1846 wees, waarbij werd overwogen dat het Hervormd genootscriap als zede-ijk lichaam het Algemeen Reglement heeft aangenomen.

Het hielp niets, of al onzerzijds er op gewezen werd, dat er in 1816 zulk een lichaam niet bestond en dus ook geen reiglement kon aannemen. Men liet ons praten; men leverde geen betoog voor eigen stelling; men hield zich aan „het bekende arrest", waarin evenwel niet een enkele bewijsgrond te vinden is.

Zóó deed men, zoolang het gold de „Gereformeerden" onschadelijk te maken, en hun hun goed te ontnemen.

Maar toen het gold van die zelfde Gereformeerden, steeds als „afgescheidenen" behandeld, geld te hejff-en, toen herkreeg de rechter zijn onafhankelijkheid! Toen, juist toen, vond men een kantonrechter, die den moed had zich aan eene uitspraak vanden Hoogen Raad, nog wel aan eene uitspraak in revisie, niet te storen. De heer Nijsingh ontkende dat de handelingen door den gedaagde verricht voldoende waren om te bewijzen, dat er te Meppel bestond eene doleerende kerk, als zelfstandig lichaam, maar overwoog, dat de weerbarstige ouderling en diaken „met hunne volgelingen eene partij vormden die zich de doleerende noemde."

Wij maken geene aanmerking op de houding van dezen kantonrechter; wij willen integendeel aannemen, dat, als hij in den Hoogen Raad gezeten had, hij ook dtór het eerste „Synodale stelsel" zou hebben bestreden, en dus daar gepoogd zou hebben de „Gereformeerden" in het gelijk te stellen. Al is o. i. zijn vonnis, ook van het daarin aangenomen standpunt onhoudbaar, op gronden die wij hier nu niet te behandelen hebben, toch zijn er enkele onjuistheden minder in, dan in de uitspraken der meeste rechterlijke colleges.

Ook maken wij ons geenszins bezorgd over de gevolgen van die uitspraak. Wij blijven allen die de reformatie volgen ten ernstigste aanraden, OM, OB DIE PLAATSEN WAAR REEDS TOT DE REFORMATIE IS OVER-GEGAAN. GEEN HOOFDELIJKEN OMSLAG TE BETALEN; OOK NIET TE MEPPEL; EN ZICH LIEVER TE WENDEN TOT DE JURIDISCHE COMMISSIE VAN ADVIES, die wel de noodige maatregelen zal weten te nemen, om zelfs redenceringen als van den Meppelschen kantonrechter onschadelijk te maken. Het betreft hier eene zaak van groot belang, en het is zeer wenscheüjk, dat men in deze zaak eenstemmig handele.

Nog eens: van den kantonrechter zeggen wij niets; eerst op den duur zal kunnen blijken, of hier partijdigheid in het spe! is of niet.

Maar wat te zeggen van een kerkgenootschap, dat, als het op handhaven van de hiërarchie en het bezit der goederen aankomt, ons, op ^rond dat ivij ons afgescheiden hebben, rechteloos verklaart; ieder, die binnen zijn macht of onder zijn invloed komt, verjaagt; het brood ontneemt; zelfs zijn recht op de weduwenfondsen der predikanten betwist; maar dat, als het op het onderhouden der ons ontnomen kerken aankomt, ons wil laten betalen, op grond dat wij ons niet afgescheiden hebben l Hebben dan zij, die in het genootschap blijven, niets meer dat zweemt naar een geweten.' Geen schaamtegevoel zelfs ? Hoort men geen enkele stem van verontwaardiging.' Is de Mammon alles?

Of weten de menschen niet, wat er gebeurt.? Wordt het hun zooveel moge'ijk verzwegen? * Wij willen het laatste maar aannemen, doch doen dat alleen op grond van i Cor. 13:7.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Een sheerstelsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's