GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met meer dan drie.

In de middeleeuwen bezocht eens een geleerde uit Italië, Dominico geheeten, het graafschap Kleef. Het land en de menschen bevielen hem , echter niet bijzonder. Aan wien dat nu lag laten we daar. Onze geleerde had geen lust daar lang te blijven, ook niet al werd hij door den graaf aan het hof genoodigd en zeer heusch ontvangen.

Toen zij aan tafel zaten met •yele andere gasten, vroeg de landsheer aan Dotainico, hoe 't hem in het Kleefsche beviel.

»Niet best", was 't antwoord; »het land is redelijk, maar de menschen zijn voor 't meerendeel onwetend, rechte botmuilen. Ik geloof niet dat ik eï meer dan drie wijze menschen zou weten te vinden."

De graaf was zoo wijs niet boos te worden over dit onbeleefde antwoord. Hij zweeg stil, doch vroeg na een poos: »Houdt gij de Grieken ook voor wijze menschen? " »De Grieken? Welzeker", antwoordde de geleerde. Socrates eti Plato en Aristoteles waren Grieken en hoe wijs waren zij niet!" „En hoeveel menschen denkt gij wel, dat in het oude Griekenland woonden? " vroeg de graaf.

»HoeveeI? Misschien een half millioen."

»Nu., " sprak de vorst, »dan kan ik nog tevreden zijn. Mijn land telt nog niet half zoo veel inwoners, en als gij er dan nog drie wijzen in vindt, staan we juist gelijk met die schrandere Grieken. Want zij hadden er immers maar zeven.''' Wat keek Dominico op zijn neus! Den volgenden dag reeds verliet hij Kleef en kwam er nooit weer.

Vele jaren zijn voorbijgegaan sedert den dag, waarop een boer zich op weg bevond naar een ver verwijderde marktplaats.

Het was bijna avond geworden, toen zijn zaken eindelijk waren afgeloopen en hij, met een groote som geld in twee zakken geborgen, zich gereed maakte om naar zijn woning terug te keeren.

»Zijt gij niet bevreesd om zoo laat in den avond op zulk een eenzamen weg te rijden? " vroeg hem een vriend. »Gij hebt zooveel geld bij u en het is zulk een donkere avond. Gij deedt beter hier te overnachten."

»Neen, ik dank u, " antwoordde de boer. »Ik word van avond tehuis verwacht en mijn huisgenooten zouden zeer ongerust zijn, als ik niet kwam. God zal mij bewaren. Onder zijne hoede ben ik even veilig in de duisternis als bij het daglicht, zooals gij weet."

De avond was waarlijk donker, doch hij had een zeer goed jDaard. Hij reed dus zonder vrees en in snellen draf voort en bereikte veilig en wel zijn woning.

Jaren verliepen er, en de boer was een grijsaard geworden. Op zekeren dag werd hij aangesproken door een vreemdeling, die hem vroeg of hij hem even kon spreken.

»Zeker, " antwoordde de boer.

»Kunt ge u nog een bijzonder donkeren avond herinneren, vele jaren geleden, toen gij van de markt naar huis gingt met een groote som gelds bij u? '' vroeg de vreemdeling.

»Ja, ik herinner het mij zeer goed, " was het antwoord.

»Zaagt gij dien avond niets over den weg gespannen? " »Neen, " zeide de boer, »wat bedoelt gij? " Toen verhaalde de vreemdeling hem, dat op dien avond hij met verscheidene andere woeste mannen, wetende dat de boer waarschijnlijk een groote som geld bij zich zou hebben, besloten om hem te berooven. Op een eenzaam gedeelte spanden zij een ijzerdraad dwars over den weg, op een af­ L stand van den grond, juist hoog genoeg, om hem de keel af te snijden. De weg was op die plaats nog al effen en daar zij dachten, dat hij wel in vollen draf zou rijden, hoopten w zij, dat het ijzerdraad hem zou wonden of hem tenminste van het paard zou doen vallen.

Zij besloten om hem alsdan te plunderen en aan den kant van den weg te laten liggen.

De man verhaalde, hoe hij en zijn metgezellen loerden en wachtten achter een heg en beschreef de spanning waarin «ij verkeerden, toen zij het verwijderde geluid van den hoefslag van het paard hoorden en hoe het geluid al nader en nader kwam, totdat de snelle draf duidelijk werd vernomen. Toen tot hun verwondering, juist als zij dachten, hem dood of gewond op den weg te zien vallen, bukte de boer eenvoudig en reed onder het ijzerdraad door, zonder het aan te raken. Zeer snel was hij uit hun gezicht. Zij waren te zeer verwonderd, dan dat zij er aan dachten om^hem na te zetten.

Gij kunt u de verbazing van den boer voorstellen, toen hij de geschiedenis van den man vernam. Na een oogenblik stilte zeide hij: »Ik herinner mij nu zeer goed den rit van dien avond. Ik geloof dat ik slechts eenmaal ophield, omdat ik plotseling een eeer hevige pijn in mijn voet kreeg. Zelfs nu kan ik mij nog die plotselinge pijn voorstellen en kan mij zeer goed voor den geest halen, hoe ik stilhield om mijn hand aan mijn voet te brengen. Nu zie ik dat de Heere mij die pijn gaf, en weet ik, dat Hij dit deed om mijn leven te redden. Ik zal Hem lofzingen en zijn Naam prijzen!" Dit voorval is slechts één uit de menigvuldige bewijzen, ons door onzen Hemelschen Vader gegeven van de betrouwbaarheid zijner beloften.

»Hij zal zijn engelen gebiên, Dat ze u op weg bevrijden; Gij zult hen in gevaren zien Voor uw behoudnis strijden."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's