GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Den herinneriiig'sfeest.

III. {Slot)

NÒg niet lang bevonden de Waldenzen zich in hun bergvesting, of een Fransch leger rukte aan om hen te verdrijven, doch 't werd afgeslagen, en zelfs konden de Waldenzen, door 4e goede hand Gods, zich voeden met het koren, dat was blijven staan, toen de landlieden, wegens de komst der Franschen, den £)0gst niet binnen konden halen. Na den winter echter begon de krijg op nieuw. Wel boden de Waldenzen aan, zich te onderwerpen aan hun hertog, mits zij hun land en hun vrijheid terugkregen, doch dit baatte niet. Balsille werd op nieuw door een sterk leger omsingeld. De arme Waldenzen, van allen kant benauwd, trokken naar een nog hooger punt, en versterkten dat zoo goed mogelijk.

Nu bood de Fransche bevelhebber hun vrijen aftocht en veel geld aan, als zij 't wilden opgeven. Doch de Waldenzen antwoordden: De koning van^Frankrijk is onze heer niet, en wij zullen tot het laatste toe volhouden op de erve onzer vaderen.

Twee weken lang werd nu ^e vesting hevig beschoten. Nacht en dag werd gevochten.

Op den i4den dag gebruikten de Waldenzen 's morgens het Heilig Avondmaal, 's Avonds was er bres geschoten in hun vesting, en den volgenden dag zou waarschijnlijk storm worden geloopen en alles neergesabeld.

Doch als de nood op 't hoogst is, is vaak de redding nabij, en »grooter dan de Helper is de nood niet." Dat betoonde de Heere ook nu. Een Waldenzisch kapitein ging op verspieden uit en ontdekte een pad, waarlangs men in den nacht onbemerkt kon aftrekken, 't Was een vreeslijk waagstuk. Op bloote voeten, nu eens glijdend, dan kruipend, straks weer zich aan boomen vastklemmend, gingen de zwervers voort langs diepe afgronden. En de Heere beschikte een dikken mist, die hen verborg voor den vijand. Toen die 'smorgens de rotsen beklom, zag hij woedend van spijt, hoe de vogel uit den strik ontkomen was.

• Maar waar moesten de gejaagde, voortgedreven lieden blijven ? Ze wisten het niet. Doch zie. Daar komen ze bij het dorp Ruas. Zij nemen het in en ... hooren, hoe de oorlog tusschen Prins Willem van Oranje en Lodewijk XIV" is uitgebroken. Nu was er hoop, en ziet, reeds een dag daarna komen twee afgezanten van den hertog tot hen. Hij had zich los gemaakt van den Franschen dwingeland, en van nu aan hield de ver\ro!ging op. »Gij hebt slechts één God en één vorst, " sprak Amadeüs. »Wij zijn

vijanden geweest; maar worden vrienden. Anderen bewerkten uw ongeluk. Maar zoo gij voor mij uw leven waagt, zal ik het doen voor u, en mijn laatste brood met u deelen."

Dit was een uitkomst, zoo heerlijk, dat allen die 't hoorden en de Waldenzen zelf allereerst, den naam des Heeren verheerlijkten, die zoo wonderlijk en te juister tijd zijn volk had uitgered. De gevangen Waldenzen werden vrij gelaten, de geroofde kinderen teruggegeven, huizen en landen weer voor de rechte eigenaars opengesteld. Hun harten vloeiden over van dank aan God en aan hun vorst. Trouw hielpen zij den hertog in den oorlog, die nu volgde tegen de Franschen. De dappere Arnaud, die door onzen Prins Willem III reeds kolonel was gemaakt, streed wakker tegen de Franschen, en ontving zelfs van zijn vorst een eeredegen en sjerp, tot bewijs van hoogachting.

De Waldenzen kregen nu vrijheid, om onge hinderd naar hun geloof te leven. En schoon de paus er zich met alle macht tegen verzette — het bleef alzoo. Voortaan konden de zwervelingen rustig leven en hun vrienden in andere landen bleven hen steunen. De roemrijke terugtocht was 't begin van een nieuw leven. Wel hadden zij nog geen volle vrijheid, doch alles was toch geheel anders en, Gode zij dank, beter geworden dan vroeger.

Dat zijn de dingen, die nu ': cï Jacht worden. Zeker daar is allc'H-Jeh voor, èn daar ginds èn onflerüns.

En zijn er nu nog Waldenzen ? vraagt gij.

Zeker, vrienden, 't Zijn juist de afstammelingen der vrome en dappere mannen, van welke ik u verhaald heb, die dezer dagen feest vieren. Zij leven nog op de oude, dierbare plaatsen; maar arbeiden ook óm het Evangelie, waarvoor zij geleden en gestreden hebben, te brengen aan heel hun vaderland Italië.

Vroeger mochten zij dit niet. Maar sinds 1848 en vooral sinds Italië één groot rijk is, bestaat er vrijheid ook voor de Protestanten, om kerken te bouwen en te prediken, even goed als voor de Roomsche kerk, die vroeger alleen heerschte. De Waldenzen hebben dan ook buiten hun dalen reeds meer dan 40 gemeenten gesticht en hebben bovendien 38 stations, d. w. z. plaatsen, waar wel het Evangelie wordt verkondigd; maar nog geen kerk is. Niemand kan hen meer vervolgen of hun beletten te arbeiden. Dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen.

Nog altijd worden de Waldenzen trouw gesteund ook door hulp uit ons land. Ook in hun vaderland heeft de Heere hun bij de menschen »genade en eere'' gegeven. Onlangs zei de koning van Italië tot hun president: »Wij behóoren tot hetzelfde geslacht", en ook met dit hun tweede eeuwfeest heeft de koning hun hartelijk geluk gewenscht, en hun een aanzienlijke som gelds geschonken.

Welk een ommekeer bij vroeger! Het feest begint den lóden Augustus, den dag waarop de Waldenzen uittrokken. Dan wordt een gedenkteeken ingewijd. Verder zijn er gedenkdagen van 26 Augustus tot 4 September. Er worden vreugdevuren in al de dalen ontstoken; aan den voet der Balsille-rots wordt een school gesticht. Op den Sibaud, waar de Waldenzen zwoeren te overwinnen of te sterven, wordt een hoogte van ongehouwen steen opgericht, en eindelijk zal een sWaldenzenhuis" worden ingewijd ten dienste van velerlei noodige dingen. Uit verschillende landen, ook uit het onze, gaan er mannen heen, om den Waldenzen, ouden vrienden van ons volk, op hun feest heil te wenschen, en met hen God te loven en te danken.

Dit mogen ook wij doen, al gaan we er niet heen. Ook ons volk is dikwijls wonderlijk bevrijd en onze prinsen hebben ook »voor Godes woord gepresen hun edel bloet gewaegt." Nog leven in ons land vele afstammelingen van hen, die door Rome vervolgd, hier een veilige schuilplaats vonden. Zoo heeft ons de Heere gezegend en tot een zegen gesteld. En met de VValdenzen mogen we roemen in zijn wonderraacht en eindelooze trouw.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's