GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Wat hebt ge daar voor een dienst?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wat hebt ge daar voor een dienst?”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het zal geschieden, wanneer uwe kinderen tot u zullen zeggen: at hebt ge daar voor dienst ? zoo zult gij zeggen: it is den Heere een paaschoffer, die voor de huizen der kinderen Israels voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde I Exod. 12 : 26, 27.

In Gods heilig Woord leest ge telkens van kinderen, die allerlei vragen doen, en ouders die allerlei antwoorden moeten over de zaken der Religie.

God de Heere schakelt de geslachten van kind op kindskind aaneen. Het is één stroom van leven, die eeuw aan eeuw door de geslach • ten heengaat, al is het dat de personen wisselen. Een man uit Groningen of Limburg, die voor dertig jaren in Amsterdam is geweest, en nu weer voor het eerst op den Dam komt, krijgt wel den indruk, alsof daar nog altoos dezelfde personen heen en weer loopen, maar toch zijn het feitelijk meest anderen. Van die er voor dertig jaar liepen zijn de meesten reeds ten grave gegaan, en onder hen die er nu loopen, zijn er heel wat, die voor dertig jaar nog niet geboren waren. En toch blijft het onder al die wisseling door de ééne bevolking van Amsterdam, met haar eigen taai-dialect, en met haar soms zonderlinge usantiën.

En zoo is het in de kerk ook.

Wie op Zuid-Beveland voor dertig jaar een dorpskerk binnentrad, zag daar die stille schare van boeren en boerinnetjes in haar eigenaardig costuum neerzitten, en keert hij nu terug, dan vindt hij in diezelfde kerk nog altoos een soortgelijke schare, zoodat het den indruk maakt, als zaten er nog altoos diezelfde mannen en vrouwen, diezelfde jongemannen en jongedochteren, met de kinderkens er bij. En toch, ge weet het, is ook dit slechts gezichtsbedrog. Want feitelijk zitten er nu misschien geen vijftig meer van wie er toen zaten. Immers de meesten gingen reeds ten grave, en die er nu zitten lagen toen nog in de wieg of waren nog niet eens in het levenslicht getreden.

En evenzoo nu ging en gaat het in heel de kerk van Christus alle eeuwen door.

Die kerk houdt nooit op. Ze leeft altoos voort. Van geslacht op geslacht blijft het aldoor de ééne zelfde kerk van Christus. Maar de personen in die kerk wisselen rusteloos. Er zijn er die gaan en er zijn er die komen, omdat het de Heere is die doodt en de Heere die levend maakt, en die in het komen en gaan der enkele personen toch altoos ons geslacht behoudt en zich een - volk heeft uitverkoren.

Daarom nu verwekte God de Heere in het geslacht der kinderen het vragen, en lei Hij aan het geslacht der ouders den plicht op, om die vragen der kinderen te beantwoorden.

Een kind is vraagziek van aard; mits, en hierop moet nadruk gelegd, het iets ziet en iets merkt dat zijn aandacht trekt.

Merkt een kind in huis en buitenshuis dus niets of zeer weinig van de Christelijke Religie, nu dan is het ook volkomen natuurlijk, dat het niet of zeer weinig er naar vraagt.

Vwidaar dat in huisgezinnen, die zonder Religie • '\ ook het kind niet aan het vragen kom! n het niets helpt of men zulk een kind dan ai op een Zondagsschool of catechisatie iets poogt in te pompen. Dat is en blijft kalk op den wand pleisteren. Het beklijft niet en gaat er niet in.

Neen, het begin van alle onderricht in de Christelijke Religie is, dat het die Religie zie; er iets van merke; er het leven van speure; en ze als een wezenlijk bestaand iets om zich waarneme.

Eerst moet de religie in uw eigen huis en leven zijn; dat het kind merkt, hoe er een geheimzinnige wereld om hem heen bestaat. Dan wekt dit vanzelf in het kind de vraagzucht. En dan rust op u de plicht, om die vraagzucht te bevredigen.

Want wel is die vraagzucht bij het kind nog lang niet altoos geestelijke honger, en vaak niets anders dan nieuwsgierigheid. Maar toch, ook zoo is deze trek in het kind een u van God geboden middel, om de kennisse zijner heiligheden van geslacht op geslacht over te planten.

Als God de lïeere niet van nature die weetzucht, die vraagzucht, die nieuwsgierigheid en die geprikkelde belangstelling in den kindergeest had ingeschapen, zou £al uw pogen om den geest van uw kind te verrijken toch niet slagen. Een kind dat geen trek heeft, kunt ge toch niets inkrijgen. Het kan wel kieskauwen, maar niet wezenlijk eten. En zoo ook is het op dit hooger terrein. Een kind dat stomp en onverschillig en onaandoenlijk is, kunt ge wel allerlei kennis opdringen, maar het gaat er niet in.

Ge merkt dat zelf wel aan het verschil tusschen uw ééne kind en het andere.

Hebt ge een jongen, die levendig uit de oogen kijkt en naar alles vraagt en in alles belang stelt, dan gaat het leeren ook driemaal zoo snel, als bij een ander kind, dat nooit recht wakker wordt, zich door alles laat afleiden en in zijn aandacht verstrooid is.

Zoolang dan ook de kinderen onzer vaderen in huis en daarbuiten merkten dat er «Christelijke Religie" was; en telkens door die »Christelijke Religie" hun aandacht vóélden trekken; hebben onze kinderen in Nederland evenals oudtijds de kinderen onder Israël gedurig de vraag van Exod. 12:26 herhaald: ader, wat hebt ge daar voor een dienst?

De Religie leefde destijds; heel het leven was er vai» vervuld; en het kind zag, dat vader en moeder die Religie niet maar aanhielden, maar er hartstocht voor hadden.

Dat warme, dat bezielde, dat hartstochtelijke van de Religie der ouders prikkelde dan hun weetzucht. En omdat de ouders tevens de kunst van antwoorden verstonden, ging de kennisse der waarheid, ook zonder veel hulp van Zondagsschool of catechisatie, zoo schitterend van het ééne geslacht op het andere over.

En zoo was en zoo bleef het, zoolang de gloed der vervolging nog nawerkte en de heugenis der martelaren nog niet was ondergegaan. En toen was land en kerk gezegend.

Maar sinds verflauwde dat.

De plaats die vader en moeder aan de «Christelijke Religie" in het leven binnen-en buitenshuis gaven, kromp in. Het kind merkte er al minder van. En bovenal het speurde aan vader J n moeder bij hun dienst in die Religie zoo haast niets meer van die oorspronkelijke warmte, van dien hartstocht, van die heilige geestdrift.

Het wierd mat en dof.

En natuurlijk toen prikkelde zulk een Religie de kinderen ook veel minder. Hun vragen ging minder vlot en er sprak minder belangstelling uit.

En vooral toen de kinderen merken gingen, dat vader en moeder dat vragen niet eens prettig, eer lastig vonden; en vooral dat vader en moeder soms zelf niet wisten wat ze antwoorden moesten ; toen is dat vragen van het kind al meer verstomd; is er over de Religie in huis al minder verhandeld; en heeft men de ontstane leemte wel moeten aanvullen door allerlei onderwijs aan de jeugd, niet uit het leven van vader en moeder, maar van vreemden die het om loon of uit liefde gaven.

Ge moogt dus, zoo ge ook zelf kinderen van God ontvingt, over uw verplichting ten deze wel eens tot inkeer komen, en uzelven voor Gods heilig aangezicht afvragen, of ge wel waarlijk het goddelijk bevel nakomt: »Als uw kind u zal vragenj: Wat is deze Religie? , zoo zult gij antwoorden."

Nooit nïoogt ge dus deze vraagzucht in uw kind botweg afsnijden. Veeleer zoudt ge wel doen met uw God te danken, zoo ge merken moogt, dat er zulk een vraagzucht naar de heilige dingen in uw kind wakker wordt; en het dan aanmoedigen en prikkelen. g z k m

Ja, als uw kind nooit naar iets vraagt, zou het nog zoo kwaad niet zijn, zoo ge tot uzelven inkeerdet en u afvroegt, of de Christelijke Religie in uw huis misschien te dof, te mat en te dood was, om de aandacht van uw kind te kunnen prikkelen. Want immers als uw spreken er over zonder vuur in het oog en zonder hartstocht in uw toon gaat, hoe wilt ge dan ooit uw kinderen bezielen?

Maar dan komt het moeielijkste nog, want dan moet ge antwoorden.

En wat is nu zoo d'kwijls het geval? Helaas, dan Vleet vader of moeder niet te antwoorden, en vinden ze dat vragen van hun kind daarom zoo lastig, omdat het hun eigen gemis aan kennis ten toon stelt.

Nu zijn er, aan dat punt toegekomen, twee-' erlei. soort van ouders: hooghartig en ganschelijk traag de één, en ootmoedig en daarom volijverig de ander.

Zulk een vader of moeder die hoog van hart en traag van geest zijn, zeggen dan tot hun jongen, dat hij met zijn vragen niet zoo lastig mag < zijn; dat hij er mee uit moet scheiden; en dat hij het dan maar vragen moet aan den meester.

In plaats van zich zelf te bestraflen over hun schuldige onkennis, werpen ze de schuld op het lastige vragen van hun kind. En het gevolg is, dat ze niets onderzoeken; tot op hun ouden dag even dom lilijvêïi; en dat straks hun kind hun boven het hoofd groeit. Vreemde liefde wrocht dan vaak, wat plichtverzaking der ouders aan de kinderen onthield.

Maar, God zij lof, er zijn ook nog andere ouders.

Ouders, die door het vragen van hun kind tot nadenken en zelfbeschaming zijn gebracht, en zich voor God over hun domheid in de heilige dingen hsbben verootmoedigd.

Die ouders hebben dan eerlijkweg aan hun ''ind gezegd: »Lieve jongen, vader weet het niet; maar vader zal er naar onderzoeken, en het je dan zeggen!"

En zoo wierd dan door het vragen van het kind het hart der ouders week gemaakt. Die moesten kunnen antwoorden, gingen zelven vragen. En het einde was, dat er kennisse der waarheid in zulk een gezin binnentoog ; dat iekendheid met de Christelijke Religie liefde voor die Religie wekte en dat er eerlang bij ouders én bij kroost, als die Religie ter sprake kwam, iets van een heilige vonk in het oog fonkelde.

Hartstocht heeft dus de matheid en de dofheid van weleer vervangen.

En van zulk een gezin kan dan weer een zegen uitgaan tot in het derde en vierde geslacht, van wie den God der vaderen dienen.

KuYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Wat hebt ge daar voor een dienst?”

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's