GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Partijen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Partijen.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam., 23 Juni 1893.

Het partij wazen even de vloek. is voor alle kerkelijk

Een kerk is geen wereldsche vereeniging, maar een openbaring van het lichaam van Christus. Geheel haar verschijning in de wereld moet dus op wie buiten staat, een indruk maken, die hem onwillekeurig tot den uitroep dringt: Zie, hoe lief ze elkaar hebhen.

„Vader, dat ze allen één zijn mogen, eiijkerwijs Gij, Vader, 'm. mij en ik in U, dat ook zij in ons één zijn, opdat de wereld geloove, dat Gij mij gezonden hebt.".

Alzoo bad onze Hoogepriester.

En zijn apostel smeekte de kerk van Philippi, en in haar de kerken van alle eeuw en onder alle natie, zoo roerend en zoo aangrijpend schoon: „Indien er dan eenige vertroosting is in Christus; indien er eenige troost is der liefde; indien er eenige gemeenschap is des Geestes; indien er eenige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn, — zoo vervult mijne blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde, geen ding doende door twisting."

Doch zoo is het partijwezen niet.

Het partijwezen is uit het leven der wereld. Daar hoort het thuis. Daar kan het niet gemist worden. Om de eenvoudige reden, dat in de wereld z/^^^W^z beginselen met elkaar worstelen, om de hooge hand te erlangen.

Doch zoo is het in Christus' kerk niet.

In Christus leeft alles uit één wortel, uit één beginsel, door één heilige kracht.

Duisternis kan intreden, dat men niet allen hetzelfde ziet. Ongelegenheden en usantiën kunnen ophouden, zoodat men nog niet zuiver in de lijn van het beginsel loopen kan. Maar nooit zijn er in de kerk van Christus twee wortels, twee beginselen, twee krachten die tegen elkaar ingaan; twee lijnen die elkaar kruisen.

Of althans v/aar het zoo is, daar is het niet goed, en moet aller toeleg er op gericht, om dat kwaad uit te bannen en( te keeren.

Vandaar het gestadige streven in onze Gereformeerde kerken, om nooit elkaar te overstemmen.

• Wel was het onmogelijk om niet Ie stemmen, en kon het niet uitblijven, dat niet elke stemming eenparig was. Maar steeds gold als regel, dat de uitslag zóó moest zijn, dat na gevallen beslissing, de minderheid zich bij de meerderheid voegde, en de kerken een eenparig geluid naar buiten geven.

Geeft ge daarentegen aan het partijwezen in uw kerk voet, dan krijgt ge overwinnaars en overwonnenen. Broeders die heerschen en broeders die onderliggen. Verdrukkers en onderdrukten.

Dan kweekt ge geen liefde, raaar haat; geen jeensgezindheid, maar tv/eedracht.

En dan natuurlijk krijgt ge geheel de machinerie van het partijwezen, in uw kerk binnengehaald. Complotten bij de verkiezingen, om de meeste stemmen op de mannen zijner kauze te krijgen. Saamspanning, om niet te kiezen, wie de meest geschikten zijn, maar om uit te sluiten, wie naar uw berekening, niet in uw zin zullen stemmen.

Dan steekt men de hoofden bij elkander; staat als twee legerkampen gewapend tegenover elkaar; en dan wendt men de gewone poging van het obstructionisme aan: Een zaak die ge niet wenscht, mag niet eens in behandeling komen. Alle invloed, die zich legen uw gevoelen zou keeren, moet afgesneden. Stemmen, stemmen wordt dan de veerkracht. En, daar ge vooruit de neuzen geteld hebt, zijt ge zeker van uw zaak.

Bidden hoort er dan eigenlijk ook niet meer bij.

Althans niet om de leiding van den Heiligen Geest.

Immers die heeft niets meer te leiden. Daarvoor hebt ge door uw ostracisme bij de verkiezingen gezorgd. Classis en Synode dienen alleen om te constateeren, dat gij zooveel afgevaardigden op uw hand, en zooveel afgevaardigden tegen u hebt, en dat het eerste cijfer het laatste overtreffe.

Ge houdt dus geen Synode, maar een wereldsche vergadering, waarin ge uw kerkelijk karakter en uw kerkelijke wijze van doen aflegt, om te handelen gelijk de aandeelhouder op de vergadering van een vennootschap.

Tegen dit partijwezen in de kerk van Christus kan daarom niet ernstig genoeg gewaakt.

Het kan insluipen, maar óók slechts op één manier.

Als namelijk het ongeloof in de kerk sluipt, er postvat, er zich in zoekt meester te maken, en de kerk ondermijnt.

Zoo is het in de Synodale kerk, en juist daarom moest ook In dat Genootschap partij tegenover partij gaan staan, en was het terugdeinzen voor het partijwezen in den strijd tegen het ongeloof, in het Genootschap verloochening van de waarheid en plichtsverzuim.

Maar dat duurt dan ook niet lang.

Zulk een strijd neemt van jaar tot jaar in heftigheid toe. Het geloof mag geen kwartier geven. En als het geslagen wordt, onderv/erpt het zich niet, maar wijktj en de reformatie der kerk slaat breuke in het valsch geheel.

Ook in oaze Gereformeerde kerken zou dit partijwezen dus moeten optreden, als er onder ons een poging door hei ongeloof werd gewaagd, om de waarheid opzij te dringen, de prediking te vervalschen, en de zielen te verstrikken.

Dan geen pardon, dan voor niets teruggedeinsd, en óf de man van het ongeloof uitgeworpen óf zelf zich laten uitwerpen.

Dan is de strijd een heilige krijg, waarin al wat aan de eere Gods vasthoudt, optrekt in den naam des Heeren.

Maar wee hem, die het zaad van dit booze en zondige partijwezen in Christus' kerk uitstrooit, ook dan, als er van een strijd tegen het ongeloof geen sprake is.

De man die dit waagt en verscheurt, diens geest staat niet goed voor God.

Hij richt scheuring aan.

Een scheuring, die eerst in den boezem der kerk volbracht wordt, om straks met niet af te wenden noodzakelijkheid naar buiten op te treden.

En overmits nu het thans in de kerken aanhangig onderwerp in geen enkel stuk een deel van de Belijdenis der kerken uitmaakt, noch zelfs door de kerkenordening bepaald is, en slechts accessoire belangen raakt; en er dan ook niemand is, die zeggen zal of zeggen durft: „Zoo gij van mijn gevoelen niet zijt, zijt ge niet van Christus en dus een ongeloovige", •— kan noch mag het gerezen geschil op de wijze van het booze partijwezen behandeld, en zondigt al wie zich daarbij, ter handhaving of ter doorzetting van zijn gevoelen, tot manoeuvres leent, die aan het partijwezen ontleend zijn.

Bij zulk een geschil onderdrukt men anderer gevoelen niet. Men komt saam voor het aangezicht des Heeren, bereid en genegen om zich aan de leiding van den Heiligen Geest over te geven. Men bespreekt het onderwerp. Men tracht tot de beginselen door te dringen. Men overweegt de belangen die op het spel staan. En zonder iemand geweld aan te doen, besluit men, voor zoover men licht beeft; wat nog duister is overlatende aan latere beslissing.

Zoo deden het de apostelen en de kerken die te Jeruzalem vergaderd waren. Zoo deed men op de groote conciliën. Zoo deden het onze vaderen.

En zoo moet het ook onder ons gaan, indien althans Gods Woord ook hierbij de lamp voor onzen voet en het licht op ons pad zal zijn.

Maar weg uit Christus' kerk met al wat riekt naar het partijwezen der wereld!

Stand der quaesiie.

Bij elk geschil dat rijst is het een eerste vereischte, dat men wel wete, hoe de stand der quaestie is.

Zoo ook hier.

Velen redeneeren, ' alsof de stand der quaestie ware: Zal de Theologische School te Kampen, gelijk ze nu reilt en zeilt, alzoo !n stand blijven?

Toch staat zoo de quaestie volstrekt «ÏV/.

Of men in Kampen blijven, of naar elders verhuizen zou, heeft reeds lang vóór de Doleantie meer dan eens een onderwerp van bespreking, en zelfs van beraadslaging op de Synode, uitgemaakt.

Dat de propaedeuse onvoldoende is, en vanlieverlee worden moet, wat ze elders is, erkende een ieder, die er toe meewerkte, om tot zelfstandige gymnasiale opleiding te komen.

Dat de wijze van examineeren verandering moest ondergaan, lag in den aard der zaak.

Bij de vereeniging is dan ook feitelijk het denkbeeld van verhuizing uit Kampen, niet afgesneden.

Immers, dan moeten staan. had dit in de stipulatiën

moeten staan. Doch, zie, het staat er niet.

En evenzoo is bij de vereeniging de mogelijkheid voorzien en toegegeven, dat de propaedeuse door de kerken moetworr den losgelaten.

Immers, er staat uitdrukkelijk; althans voor de Theologische opleiding.

Over dit alles en zooveel meer kan men dus redeneeren, ook verschillen van opinie, en om redenen van opportuniteit zus of zoo besluiten, maar dit alles raakt het geschil, raakt de zaak In quaestie niet.

De eigenlijke quaestie Is een heel andere.

Eisch van ons kerkelijk leven, zoo spraken de kerken zich uit, is, dat de kerken een eigen inrichting hebben.

Welke inrichting.? Waar? Hoe in elkander gezet? Dat alles bleef onbeslist.

Daarover liet men zich noch van den éénen, noch van den anderen kant uit. Dat alles raakte het beginsel niet.

Het beginsel was het eenige waarop het aankwam. Van dat beginsel stelde men de vereeniging afhankelijk. Dat beginsel is, mits in goeden zin verstaan, toen conditie van kerkverband geworden.

Maar meer is dan ook niet uitgesproken.

Slechts van drie zijden is dat beginsel nader bepaald geworden.

Het beginsel mocht namelijk niet opgevat in Roomschen zin, alsof elk aanstaand Dienaar aan die eigen inrichting moest ziyx opgeleid.

Dat was de eerste nadere bepaling.

En de tweede was, dat niet te kort zou worden gedaan aan het wetenschappelijk karakter.

En de derde, dat de kerken de zaak nader regelen zouden.

Maar meer was er dan ook niet bepaald.

Zoover ging men.

Verder niet.

Dit nu doet thans het vraagstuk rijzen, " wat met het beginsel, dat de kerken een eigen inrichting hebben, bedoeld, wat er onder te verstaan zij.

En hierop nu wordt geen eensluidend antwoord gegeven.

Wij onzerzijds, en velen met ons, verstaan hieronder, dat de kerken een eigen inrichting hebben moeten, omdat de kerken niet van de universiteit afhankelijk kunnen of mogen zijn.

Maar anderen, en daaronder zeer geachte broederen, leggen dat beginsel op heel andere wijze uit, en houden staande dat de geïnstitueerde kerk van Godswege gereepan is, om de Theologie tot haar eere te brengen en als wetenschap te beoefenen.

Volgens ons is de Theologie een wetenschap, en als zoodanig een deel van dat groot organisme, dat we de wetenschap plegen te noemen, en deswege kan de wetenschap der Theologie zoomin als eenige andere wetenschap, 'tzij van de overheid, 'tzij van de kerk uitgaan.

Elke wetenschap, en zoo ook de Theologie, Is van Godswege vrij geboren, leeft en bestaat naar ordinantiën door God zelf voor het rijk der wetenschap gegeven, en kan daarom niet „bloeien dan in vrijen bodem.

Juist daarom echter Tiebben de kerken een eigen inrichting voor de opleiding tot den Dienst des Woords noodig.

Immers de wetenschap der Theologie kan zeer ernstig afdolen. De historie toont het. Hadden nu de kerken geen eigen inrichting, dan zou de Synode der kerken wel de hoogleeraren aan zulk een universiteit kunnen censureeren, maar ze zou ze niet kunnen beletten toch te studeeren en te schrijven, en inmiddels zouden de kerken proponenten noodig hebben, en die niet anders dan van deze geoordeelde universiteit krijgen kunnen.

Daarom een eigen inrichting als veilige heidsklep.

Niet om de Theologie te beoefenen. Want zulk een eigen Inrichting is zeer goed denkbaar zonder dat ze ooit eenige bijdrage voor de Theologie levert, of haar één stap verder brengt.

Spurgeons eigen inrichting voor de Theologie gedaan. heeft niets

In Schotland ging het Immers evenzoo.'

En in Zwitserland, waar Astié, aan de eigen inrichting der kerken, veel voor de Theologie ging doen, verkocht hij de ééne ketterij na de andere, en ondermijnde de kerken, op zoo grove wijze, dat er bijna geen redden meer aan is^

Een eigen inrichting is voor de opleiding, maar is niet voor de Theologie.

En daarom zou er veel voor te zeggen zijn, om zelfs dan zulk een eigen inrichting in stand te houden, eok al kwam er niemand, om sick te laten opleiden.

Ook dan toch zou het geld, aan zulk een school besteed, nog volstrekt niet zijn wegr geworpen.

Immers, onverhoeds kan er aan de universiteit iets gebeuren, dat haar voor de kerken onbruikbaar maakt, en dan kon van achteren blijken, hoe uw eigen inrichting goud waard was.

Het aanvaarden van het beginsel, dat de kerken een eigen inrichting moeten hebben voor de Theologische opleiding, is alzoo geen concessie die ons is afgedwongen, maar iets, dat we, juist om de vrijheid der Theologische wetenschap, althans onder de tegenwoordige omstandigheden geheel beamen.

Onze vaderen dachten er anders over.'

Zij kozen alleen de universiteit.

Maar we geven toe: al§ ze óók een

eigen inrichting hadden gehad, zeer veel dat nu misliep, zou beter zijn geloopen.

Geheel anders daarentegen komt de zaak te staan, als men zegt: Aan de geïnstitueerde kerk is het Woord Gods toevertrouwd. De Theologie behoort tot den Dienst van het Woord. Derhalve moet de Theologie van de geïnstitueerde kerk uitgaan—

Wie zoo spreekt, schrapt o. i. de Theologie als wetenschap; verwart de ambten; en misbruikt het eigenaardig karakter der geïnstitueerde kerk.

Meer nog, wie zoo spreekt gaat tegen de stipulation der vereeniging in.

Is het toch waar, dat de geïnstitueerde kerk, als verzorgster van het Woord, zelve de geroepene is, om de Theologie te beoefenen, dan mogen de kerken ook geen vrije studie toelaten; dan mogen ze geen universiteit met een Theologische faculteit dulden; maar dan moet alleen de Theologie die van de kerk uitgaat, gelden en erkend worden; en kmi de kerk niet als haar Dienaren ordenen, wie haar Theologie miskent en als de eenig geldende verwerpt.

Pijnlijke vraag.

Op een Moderne predikantenvergadering is van Modern-Synodale zijde de vraag aan de orde gesteld, of een Sociaal-democraat lid van de Nederlandsche Hervormde kerk kan zijn.

Bijna lacht ge bij die vraag?

Van de Synodale kerk Mn en zs alles lid. alles lid zijn,

Ge moogt belijden of niet belijden wat ge wilt, loochenen of aannemen wat u gevalt, phantaseeren naar hartelust, en ook leven naar welgevallen, en nooii werkt de tucht.

De tucht is er alleen om geloovigen af te snijden, die op hun belijdenis staan, en van geen schipperen of plooien willen weten; — en dan een enkel maal voor een predikant, die zich verloopt in zedeloos leven.

Maar op het punt van overtuiging, van belijdenis, van beginselen, is het een genootschap van ieder wat wils, een mengelmoes zonder weerga, een potsierlijk allegaartje.

Ge loochent de Schrift, ge loochent den Christus, ge loochent dat er een God is, ge vloekt dat een ander er van ijst, ge drinkt als een tempelier, ge geeft u over aan alle denkbare zedeloosheid, en toch zal deze kerk u nooit te na komen.

Ga maar de ledenlijsten na, en vraag of niet de groote menigte van hen die op allerlei wijs ergernis geven, en als sujetten van min goed gehalte zelfs bij de politie bekend staan, allen schier zonder uitzondering tot deze Synodale kerk behooren.

Keur of schifting is er eenvoudig niet.

Het eenige schaap dat gemerkt is met een zwarte verfstreep op de witte wol is de arrne Doleerende.

Dat is de zondenbok.

Daarop giet een ieder de fiool van zijn toorn uit.

Dat is het wild, waarop men jacht maakt.

Maar overigens, neen dan mag er geen keur zijn.

Zoo hebben de Modernen het juist gewild, uit zucht naar zelfbehoud. Anders waren ze zelf het kind van de rekening geworden. Hen had men moeten stuiten, als men zich waarlijk als kerk gevoeld had.

Maar dat mocht niet.

Een proces tegen een Moderne werd af-' gewezen, en de Ethischcn deden steeds mede om dezen valschen toestand te bevestigen.

Alle beslissing moest aan het geweten ook van den op dit punt govirttenlooze overgelaten.

Maar zie, nu zullen deze heeren den regel der Synode, dat „in de kerk nagist al wat gistin het openbare leven, "eens gaan breken.

De noire. sociaal-democraat wordt nu de bHe

Hij zal nu geen lid mogen blijven. Niet omdat hij atheïst is, want dat zijn duizenden en tienduizenden voorname heeren onder de hooge standen evenzoo.

Neen maar omdat hij de grondslagen der maatschappij aantast, en een averechtsche zedelijkheid invoert.

Ei zoo.

En die zedelijkheid zou autonoom zijn. Niet van eenige belijdenis afhankelijk. Maar om wat reden deugt dan uw autonome zedelijkheid, o. Moderne, wel, en die van 'den Sociaal-democraat niet?

Laat ons hopen, dat de predikantenvereeniging der Modernen tot het inzicht kome, dat de uitsluiting van den Sociaal-democraat dan alleen te rechtvaardigen ware, zoo deze heeren eerst zickzelven uitsloten.

01 liever nog, mocht ze inzien, waartoe hun onhoudbaar stelsel van autonome zedelijkheid nu reeds bij hun geestelijke zonen in de Sociaal-democratie leidt.

Smaadschrift.

Ook onzerzijds een enkel woord over het booze smaadschrift, dat tegen Neerbosch uitkwam.

Critiek is natuurlijk gezond en nuttig, en ook de Christenen mochten op philanthropisch gebied wel met iets meer critiek te werk gaan, en ernstiger critiek ook op eikanderen uitoefenen.

Maar in het thans uitgekomen geschrift spreekt niet de geest van critiek, die poogt te genezen, te zuiveren en te behouden, maar omgekeerd een geest van haat en nijd, die er op uit is om te vernietigen, te krenken en te verderven.

Het is, hier uit persoonlijke gekrenktheid, een zelfde geest van smadende bitterheid, als waarmee de redactie van het Handels-Had uit politieke bitterheid onlangs den o«d-minister Lobman aanvjel.'

Zucht en lust om tong en pen te misbruiken, om te wonden en in die wonde snerpend gif te druppelen.

Met genoegen vernamen we dan ook eerst, dat de schoonzoon van den heer Van 't Lindenhout de zaak voor den rechter zou brengen.

Want dit moet erkend, de heeren Van Houten es. toonden althans moed bij hun haat te bezitten, en heel anders dan de redactie van het Handelsblad noemden ae man en paard.

Nu echter de schoonzoon niet schijnt te handelen, achten we het te meer noodzakelijk, dat de heer Van 't Lindenhout zelf de zaak voor den rechter brenge.

Niet alsof wij Christenen, niet verdragen, dulden en lijden kunnen, maar omdat het hier een algemeen vaderlandsch belang geldt; het belang, dat de booze geest der lihellatici i) die dusver ten onzent onbekend was, niet ook onder ons insluipe.

Voor wat de zaak zelve aangaat, spreekt het wel vanzelf, dat er ook op Neerbosch wel een en ander zal zijn, dat bij nauwkeurig onderzoek gegronde reden voor klacht oplevert.

Waar duizend en meer weezen saam moeten verzorgd worden, heeft men met een groot kinderdorp te doen, en kan Van 't Lindenhout niet alles zelf overzien. Hij moet veel overlaten. De Christelijke liefde is niet altoos eenvoudig, ea rooft door haar eindelooze bezoeken op Neerbosch veel kostbaren tijd, dien Van 't Lindenhout aan de weezen moest kunnen wijden. En ook het reizen heel het land door, geeft merkelijke absentiën.

Nu is er nooit een stichting van dien aard geweest, waar niet allerlei misbruik insloop, en het zou dus wel een wonder zijn, als ook Neerbosch niet meê zijn zwakke steen had.

Welnu, allicht dat op een en ander thans meer de aandacht zal vallen, en zoo ten slotte uit dit smaadschrift, doordien het tot zelfonderzoek dwingt, nog bate kome.

Onzerzijds zijn we altoos tegen die groote stichtingen geweest. Met name weezenverpleging in zoo groote stichtingen heeft in ons altoos een tegenstander gevonden. En nu heeft Van 't Lindenhout dit kwaad zeker zeer getemperd, én door vestiging op het platteland, én door geheel den aard zijner inrichting, maar toch verzoend met de groote stichtingen heeft ook hij ons niet.

Wij blijven aan verzorging in het gezin, of althans aan verzorging in kleinere stichtingen, over onderscheidene deelen van het land verspreid, verre de voorkeur geven.

Maar ook al mogen we deze overtuiging niet varen laten, dit verontschuldigt daarom in het minst niet de boosheid en smaadzucht, die thans losbrak. Een sraaadzucht, die daarin vooral sterk zich zelf verraadt, dat de heer Van Deth, Transvaalsch consul-generaal te Brussel, die niets met Neerbosch te maken heeft, het bijna nog bitterder dan de heer Van 't Lindenhout moet ontgelden.

Daarom achten we het plicht en roeping in zulk een oogenblik, om het duidelijk u^ te spreken, dat wij in den smaad, onzen broeder aangedaan, onszelven gesmaad weten.

De liefde mag zich niet verloochenen.

Waar men onzen broeder te lijf vliegt, moeten we naast hem gaan staan.

Niet om nu met zeker fanatisme uit te roepen: „Neerbosch is heilig en op Neerbosch is geen vlekje"; maar om den heer Van 't Lindenhout als onzen broeder te toonen, dat we hem niet in den steek laten.

Ook voor hem geldt het: Juste hahetur donec probatur contrarius. D. i. Hij gelde voor onschuldig tot zijn schuld bewezen is.

Maar juist daarom mag hij de zaak niet laten zitten.

Hij moet een oordeel uitlokken.

's Heeren Loo.

Van Ds. Van Schelven te Dieren ontvingen we het verzoek, om over 's Heeren Loo dit korte stukje te plaatsen.

Ziehier een kind der ellende, uit een van Amsterdam's slobben naar »'s Heeren Loo" gebracht. De ongelukkige, een meisje van elf jaren, tast voortdurend met hare handjes om zich heen, waar het in de zaal of in den speeltuin rondwaggelt. Het arme schaap is blind geboren. Gij hebt diep medelijden met haar en wilt haar een kleine versnapering aanbieden; gij roept haar bij haren naam, maar wat ge ook doet om hare opmerkzaamheid gaande te maken, het is alles te vergeefs — de kleine is stokdoof. Uw pogen haar een enkel woord te ontlokken is vruchteloos, want zij is stom. Ach, kan men zich iets ellendiger voorstellen dan dit blindgeboren, doofstom idiotenmeisje? Toch plooit zich nu en dan een glimlach om dat sprakelooze mondje. Het is dan, als ge haar hoofdje tegen uw borst drukt of haar op eenige andere wijze zoekt te doen ervaren, dat gij haar lief hebt. Slechts de liefde vermag in deze akelige duisternis een enkel lichtstraaltje te werpen. O liefde, wat zijt ge een wondere, goddelijke macht I

Ds. J. C. SCHELVEN,

Voorz. Dieren.

F. KORTLANG J.EZN.

Directeur. Ermelo.

NB, Wij herinneren belangstellenden aan de bijeenkomst in de open lucht, die het bestuur van »'s Heeren Loo" op 23 Aug. e.k. denkt te organiseeren. Alle vrienden en vriendinnen van den arbeid onder de idioten zijn hartelijk welkom.

Welnu, aan dit verzoek is hiermee voldaan.

Intusschen zij hierbij opgemerkt, dat we aan zulke verzoeken voortaan niet 7neer voldoen mogen, en het dan ook niet doen zullen.

De reden is deze.

Als we aan ééne van de vele vereenigingen toestaan, op zulk een wijs gratis te adverteeren, en dat nog wel in onze lea­ ders, eischt billijkheid, dat we dat ook gunnen aan de overige. V n

En waar zouden wij dan blijven? k n

Als iedere vereeniging"" en elk belang w s ons blad op die wijs met allerlei berichten b vullen kwam, die toch nooit een andere at strekking hebben, dan om de aandacht op zulk een stichting te vestigen en er geld voor los te krijgen.

Onze ruimte is daarvoor te eng.

Ons blad is geen vulblad, dat niet weet, hoe het aan stof kome, maar een blad gewijd aan de verdediging en verspreiding der Gereformeerde beginselen op theologisch, stichtelijk en kerkelijk gebied.

Gunne men ons dus, ons aan die taak te houden.

Iets wat in het minst niet gezegd wordt om 's Heeren Loo af te vallen.

Integendeel 's Heeren Loo heeft onze hartelijke sympathie. Het idiotisme is een vreeslijke bezoeking. Die te lenigen een Godgevaliig werk. Vooral daar deze idioten het zelden werden door eigen schuld.

Hoe rijker daarom de vrucht zij, die 's Heeren Loo werkt, hoe inniger we ons verblijden zullen.

Alleen men verge van een blad als de Heraut niet wat het niet kan geven.

Het is nu eenmaal geen aanplakzuil voor allerlei stichtingen en vereenigïngen.

KiJypER.

i) Schrijvers van smaadschriften, vooral in den laatsten tijd van Romes bloei.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juni 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Partijen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juni 1893

De Heraut | 4 Pagina's