GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEM TROUWE GETUIGE.

XVIII. (Slot).

GETROUW TOT IN DEN DOOD.

Doch had Lupetino nog op den Raad van Venetië gehoopt, ook dat zou hem ontnomen worden.

Zijn laatste verhoor was afgeloopen. Aan het einde daarvan nu, toen Baldo meende, dat hij wel heen kon gaan, stond de opperste staatsprocureur, die in naam der regeering sprak, op, en zei:

Ik heb u nog iets te doen hooren." En met verwondering en heiligen toorn hoorde de getuige des Heeren het aan, dat hem het besluit werd voorgelezen, waarvan we vroeger spraken, dat de Eaad van Venetië hem aan de inquisitie overgaf."

Dat had Baldo niet kunnen vermoeden. Dat hij nogtans standvastig bleef en van wankelen noch bezwijken wist, getuigt van de kracht des geloofs, 'twelk in hem woonde en dat hem ook zoo vele jaren in den kerker had staande, gehouden.

Toen de staatsprocureur had uitgesproken, verhief Baldo zijn stem en sprak:

i> Dan heb ik nog een verzoek, 't Is dat ik als antwoord op het besluit van den Raad over mij een afdoende rechtvaardiging van mijn gedrag mag opstellen."

Dat is u vergund, " sprak de voorzitter van de rechtbank der inquisitie.

Baldo werd weggeleid en de voorzitter sprak tot den staatsprocureur:

»Laat hem nu maar schrijven zooveel hij nog wil; aan den loop der zaken kan het toch niets meer veranderen."

En zoo was het ook. De macht van den staat had zich vernederd om eene kerk te dienen die door geweld en onderdrukking de zielen der menschen zocht te binden en daarmede was alles beslist.

Het is jammer, dat van het geschrift dat Baldo opstelde, niet meer dan het slot bewaard is gebleven. Dit luidt aldus:

„Ik beroep mij op de doorluchtige regeering, opdat zij mij recht en gerechtigheid late geschieden. Zij is door Gods bestel verplicht mij als haar trouwen onderdaan te beschermen en mij niet aan zijn tegenstanders prijs te geven."

Dat dit aan eens dooven mans deur geklopt was, behoef ik haast niet te zeggen. De woorden hier zooeven weergegeven zijn trouwens de laatste, die wij van Baldo bezitten.

Om nog den laatsten schijn te redden werd wederom een aantal godgeleerden, allen Roomsche geestelijken te Venetië bijeengeroepen, opdat ook zij hun oordeel over Baldo zouden uitspreken. Hoe dit zijn zou was te voorzien. Het luidde:

De Provinciaal der Mindebroeders Baldo moet van zijn geestelijke waardigheden ontzet en dan in stilte en zonder dat het opzien baart ter dood gebracht worden. Het openbaar verbranden van een ketter wilde men in Venetië niet. Dezen triomf moesten de inquisiteurs dus missen.

Doch overigens kregen zij wat zij zoo lang hadden gewenscht, hun vollen zin en de gelegenheid om hun haat tegen de leer der waarheid aan den ketter te doen gevoelen.

Den i7en September van het jaar 1556 velden zij dit vonnis:

Nadat wij den naam van Christus hebben aangeroepen en de heilige Evangeliën voor ons hebben genomen, opdat ons vonnis worde uitgesproken als voor het aangezicht Gods en terwijl wij slechts zien op God en op de waarheid van ons heilig geloof verklaren wij, dat broeder Baldo waarachtiglijk gebleken is te zijn een werklijke en hardnekkige aartsketter, die gevallen is onder alle straften door de heilige kerkwetten bepaald.

En hem, als zijnde een onverbeterlijke en onboetvaardige ketter, die volstandig weigert in den schoot der heilige moeder de kerk weder te keeren, en zijn afschuwelijke ketterijen af te zweren, veroordeelen wij hiertoe: dat hij eerst in de kapel van St. ^heodorus in allen vorm van zijn waardigheid zal ontzet worden en dan in de handen van de dienaren des gerechts zal worden gegeven, weggeleid en in de zee geworpen, opdat broeder Baldo op deze wijze volkomen verstikt en verdronken worde en zoo zijn leven eindige."

Hoe het mogelijk is, dat menschen, die eerst Christus aanroepen en zeggen dat zij spreken als voor Gods aangezicht zulk een vonnis dorsten vellen over een man als dezen martelaar zou onbegrijpelijk zijn, als Gods Woord ons niet leerde dat er »een kracht der dwaling" is, waardoor de menschen „den leugen gelooven." Met het Evangelie voor zich verwezen de inquisiteurs den man ter dood, die juist naar dat Evangelie leefde en hun bewees dat hun leer daartegen inging. Doch zij waren verblind, daar in hun kerk Gods gebod door menschelijke inzettingen was krachteloos gemaakt. Evenwel die blindheid was ten deele hun eigen schuld. Want zij konden de waarheid kennen. Laat het ook ons een ernstige waarschuwing zijn!

Twintig jaar had Baldo in de kerker gezucht. Als een man van veertig jaar ging hij er in, als een grijsaard van zestig, met een gesloopt lichaam, verliet hij de gevangenis, om ter dood geleid te worden. Zoo handelde men met de ketters, de afvalligen I

In stilte had de uitvoering van het vonnis plaats op dezelfde wijs als dat meer in Venetië geschiedde. Bij nacht voerden de beul en zijn helpers den martelaar in een schuit door de grachten van Venetiëf die hij eens in ander gezelschap ook bevaren had, naar de Lagunen, de wateren dicht bij de zee. Daar werd de gevangene in het water geworpen, dat zich weldra boven hem sloot. Voor hem was het een verlossing uit moeite en verdriet, een overgang uit het lijden tot een heerlijkheid, die al zijn vijanden en rechters hem benijden mochteni

Nog twee jaren en heel het werk der hervorming was in Italië vernietigd, al 't goede zaad gewelddadig verstikt.

Neen, toch niet geheel. Op een plek, waar 't reeds voor eeuwen had wortel geschoten, bleef het groenen en vruchten dragen en wel in Piëmont, in het noorden, in de dalen der Waldenzen. Wel werden ook zij te vuur en te zwaard vervolgd, maar het gelukte niet de gemeente des Heeren onder hen uit te roeieui Ten slotte verkregen zij — doch eerst eeuwen daarna — volle vrijheid van geloof. En wederom veel later, pas in onzen tijd, is voor heel Italië de dag aangebroken, waarop althans het Evangelie weer vrijelijk kan worden verkondigd. Ook nu zijn het de Waldenzen vooral, die zich beijveren alom het Woord Gods te prediken. Doch — hoe heerlijk 't ook zij, dat er althans vrijheid is en niemand meer om des geloofs wille vervolgd of gedood wordt — 't is nog maar een zeer klfijn begin. Er zal nog zeer veel moeten gebeuren, eer heel het volk des Heeren Woord hoort.

De Heere Jezus wordt in het boek der Openbaring, het ie hoofdstuk genoemd: »de getrouwe Getuige'' en deze naam past ook op hen, die als zijn navolgers, zijn verschijning hebben liefgehad en hun leven niet hebben liefgehad tot den dood toe.

»Zij willen met Mij wandelen in witte kleederen, " spreekt die groote Getuige, Jezus Christus, »overmits zij het waardig zijn, " waardig door Hem die hun kracht gaf om alle dingen te vermogen.

Zulk een was Baldo Lupetino en wij verblijden ons dat zijn geschiedenis is weergevonden. Hij is ook een uit de wolken van getuigen, en die door hun geloof spreken, ook nadat zij gestorven zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1893

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1893

De Heraut | 2 Pagina's