GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vernietiging der Nederlandsche Hervormde Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernietiging der Nederlandsche Hervormde Kerk.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 11 Mei 1894.

Bij de politieke stembus is in de jongste weken in tal van districten door orthodoxe Synodale predikanten de bescliuldiging ingebracht, dat de antirevolutionaire partij de Nederlandsche Hervormde kerk poogde te vernietigen.

Om slechts één voorbeeld te noemen. Ds. Lamers van Rijsoord schreef in het Nieuwsblad dit:

Dr. Kuyper's doel is m. i. de omverwerping der Hervormde kerk.. Met dat doel voor oogen heeft hij eerst den weg van kerkelijk oproer bewandeld; toen een aanslèg op de bezittingen der kerk beraamd; toen de doleantie uitgevonden ; en toen deze ook mislukt was heeft hij de inrichting in werking gebracht, die hij »Deputatenvergadering" noemt!

Dit alles tegen de Hervormde kerk. Wie dezen toeleg van den leider doorziet kan nooit (meer) hem of een der zijnen steunen. Mij ten minste wil het voorkomen dat ik verraad zou plegen aan de kerk, die ik dien, wanneer ik - iets deed om den invloed van haren verklaarden vijand te vergrooten.

En v/aagt men nu, hoe dit toch bedoeld is, hoe Dr. Kuyper of wie ook de Nederlandsche Hervormde kerk zou kunnen omverwerpen, dan vindt men hierop het antwoord in een strooibiljet, dat uit Vianen in het district SHedrecht werd rondgezonden, en waarin men, letterlijk, dit leest:

Waar het Dr. Kuyper om te doen is, is duidelijk. Scheiding van Kerk en Staat wenscht hij in de eerste plaats. Hij wil, dat de Hervormde en de Katholieke kerken niet langer haar predikanten en pastoors zullen betaald zien van Rijkswege, omdat de doleerenden en afgescheidenen niet eveneens dat ontvangen. Maar hij vergeet of wil het althans vergeten, dat in vroegere tijden bezittingen der Kerken aan den Staat zijn overgegaan en dat deze daarvoor de verplichting heeft op zich genomen uit die fondsen de tractementen te betalen. Maar nu Dr. Kuyper zelf zijne Vrije Universiteit heeft gesticht, wil hij daarvan niets meer weten en zou hij met één pennestreek al die rechten willen vernietigen, om de Hervormde kerk er onder te helpen. Wie uwer zou daartoe willen medewerken, wie, die niet reeds lang het onzalig drijven van Dr. Kuyper moe is?

Zoo wordt de zaak dus duidelijk. Wat men beweert is dit: I

i". Dr. Kuyper beoogt, te geraken tot zulk een saamstelling van de Staten-Generaal, dat deze Artikel 171 van de Grondwet eenvoudig schrappen zou.

2^. Die schrapping van Artikel 171 van de Grondwet zou ten gevolge hebben, dat voortaan aan geen enkel Ned. Hervormd predikant meer eenig traktement van Rijkswege werd uitbetaald;

3". Als de Ned. Hervormde kerk geen trak­ goetement meer van Rijkswege ontvangt, is ze gheid., weg, is ze omvergeworpen, en is ze vernietigd.

De heer Ds. Lamers, en wie met hem n Vianen, en elders, evenzoo denken, beennen dus openlijk, voor God en menschen, at ze Dienaren van een kerk zijn, en aan en kerk hun leven en al hun kracht wijden, ie van de aarde verdwijnen zou, als ze niet aar millioen 'sjaars uit de schatkist van et Rijk ontving.

Hoe ter wereld nu een Dienaar des Woords r toe komen kan, om zulk een getuigenis er schande omtrent zijn eigen kerk af te eggen, verstaan we niet.

Heeft uw kerk, zoo zouden we Ds. Laers willen vragen, ^ naar uw inzicht, dan v v geen roeping, geen zending van Christus' z wege? Bezit ze geen geestelijke kracht en b mogendheid? Is ze dan waarlijk niets dan t een genootschap, dat evenals een wereldsche zaak, door geld wordt bijeengehouden, t en dies springt en valt en weg is, zoo ze dat geld niet meer ontvangt?

Leeft ze dan, heusch, niet bij de mogendheid des Heeren HEEREN, maar bij de gunst van den Mammon?

En waant gij, waarlijk, voor haar eere en voor haar rechten op te komen, op hetzelfde oogenblik dat ge op die wijs haar geestelijk karakter, en hiermee al haar kerkelijke eere wegwerpt en met voeten treedt?

Is dat nu uw belofte nalcomen, daar ge meê belooft hebt, voor de eere uwer kerk te zullen waken?

ge Maar in de tweede plaats, wat ge zegt ­is een pertinente onwaarheid.

Nooit of nergens heeft Dr. Kuyper gezegd wat hem hier nu te laste wordt gelegd, en nooit ofte nimmer heeft de antirevolutionaire partij zich in dien zin uitgesproken. Zoomin vóór als na de Actie van 1886.

De antirevolutionaire partij verklaarde in 1879 in Art. 20 van haar program dit:

Zij verklaart, dat noch voor het Rijk in Europa, noch voor de Indien, door de overheid eene staatskeik, van wat vorm of naam ook, mag worden in stand gehouden of ingevoerd; dat het den staat niet toekomt, zich met de inwendige aangelegenheden der kerkgenootschappen in te laten; en dat, ter bevordering van een meer dan dusgenaamde scheiding tusschen staat en kerk, de verplichting, uit art. 168 der grondwet voor de overheid voortvloeiende, na uitbetaling aan de rechthebbenden van het rechtens verschuldigde, dient te worden opgeheven.

En nu rees er wel verschil tusschen de heeren De Geer en Lohnian eenerzijds en Dr. Kuyper anderzijds, hierin bestaande^dat de heeren De Geer en Lohman van Rijkswege slechts datgene wilden doen uitkeeren, wat van oudsher rechtens aan de kerken toekwam, terwijl Dr. Kuyper al het thans genotene wilde kapitaliseeren en uitkeeren, maar dat iemand ooit de hand zou willen uitsteken, om eenig historisch verkregen recht te schenden, is blijkens Art. 20 niets dan leugen en laster.

De zaak is dus deze, dat de heeren, tot smaad van hun eigen kerk beweren, dat hun kerk alleen door het geld van het Rijk wordt in het leven gehouden, en dat ze, hiervan uitgaande. Dr. Kuyper en de zijnen bestrijden met een pertittente onivaarheid.

Het is fraai!

Predik.ant'zendeling.

Terecht is er in onze kerkelijke pers de aandacht op gevestigd, dat eindelijk zich een Dienaar des Woords bereid heeft verklaard, om zichzelven door de kerken te laten uitzenden onder degenen, die een anderen God begiftigen.

Dit feit verdient dan ook die aandacht.

Dusver toch was het wel gezien, dat een predikant bereid werd gevonden, om een inspectiereis heen en terug naar Java te maken. Dit was én vroeger geschied, én was nog onlangs het geval met Ds. Lion Cachet, en is het thans weer met Ds. Hogerzeil.

Doch dit is natuurlijk heel iets anders. Dit is een reis heen en terug, een inspectie, een kennisneming van toestanden, en het opmaken van een rapport. En dan is de zaak uit, en hernemen de gebeurtenissen haar gewonen gang. Zelfs bij kerkelijke Zending zou dat dus niets dan een zaak van kerkelijke controle zijn. Een kerkvisitatie over de zee.

Toch zagen we reeds voor jaren in, dat er heel iets anders moest geschieden, en dat het er op aankomt, wezenlijke Dienaren des Woords naar het Zendingsveld te zenden.

Men herinnert zich nog, hoe we, toen Ds. Lion Cachet op Java was, den wensch uitspraken, dat hij toch op Java mocht blijven. Hij was er nu eenmaal. De reis heen lag achter hem. Het terrein was verkend. Juist was er een epidemie van ellende onder onze mannen op de verschillende stations uitgebroken. Hoe zou het dan niet de Zending gereleveerd hebben, indien Ds. Lion Cachet, wiens introductie in Indië niet zonder eenige formaliteit was geschied, en wiens geheele verschijning den inlander imponeeren moest, had kunnen blijven.

Maar dit mocht niet zoo zijn; en natuurlijk, waar geen roeping voor zulk een levenstaak gevoeld werd of de jaren te ver waren voortgeschreden, was het volkomen billijk, om zelfs niet in te gaan op zulk een denkbeeld.

Juist daarom echter verblijdt het ons te meer, dat het thans aan een Dienaar des Woords in het hart gegeven is, om zoo ernstige en gewichtige zending op zich te nemen, en dat de Zendingsdeputaten er wel ooren naar hebben om tot zijn uitzending mede te werken.

Zoo eerst komen we weer op den goeden weg, dien onze vaderen ontsloten hebben. Het dilettantisme op het gebied der Zending wordt teruggedrongen. En de kerk met haar ambten herneemt de plaats, die haar alleen van Christus' wege toekomt, en die haar als straffe voor haar slapheid en werkeloosheid, een tijdlang naar Gods rechtvaardig oordeel werd ontnomen.

Zelfs moet de zaak nog dieper opgevat.

Het is toch niet enkel de vraag, of een gewoon genootschap of dat een kerkgeootschap zal zenden, maar of het al dan niet een Zending van Christus, we zeggen niet van Christus' wege, noch in Christus' naam, noch voor Christus' zaak, neen, maar een Zending van Christus tiitgaande zal wezen.

Aan Christus, onzen Heere en Heiland, en och aan eenig persoon of genootschap of erkelijk genootschap is de macht gegeen, om in den naam des Vaders aan de olken en natiën zijn wil aan te zeggen, r i n ijn roepstem tot boete en bekeering te rengen, en zijn heilige verlossing in Chrisus aan te bieden.

Dit nu doet de Christus door sijnAmb' en; ambten die hij instelt, en die geen grein gezag noch macht bezitten, dan voor zoover ze die aan hem ontkenen.

Daar voelt nu de Methodist wel niets voor. Hem is het precies eender, of men evangeliseert, of door den Dienst des Woords werkt. Een man, zoo maar optredend, zonder zending, spreekt hun vaak nog meer toe, dan de geordende Dienaar, Voor het verschil tusschen Evangelisatie en den Dienst des Woords voelt hij niets.

Maar de Gereformeerde weet beter.

Hij weet dat ook de prediking niet van den mensch uitgaat, maar van den Zoon, dien God zelf daartoe besteld en verordineerd heeft; en ook hij belijdt, dat de prediking evenals alle ding tot hoofd-en einddoel niet in de eerste, maar eerst in de tweede plaats de zaliging van den zondaar heeft, en in de eerste plaats steeds en overal de eere van Gods naam.

De Gereformeerde erkent en belijdt bovendien, dat geen Zending onder Joden, Heidenen of Mohammedanen slagen kan, tenzij God de Heere de deur opent, en dat er ook uit Java niet één zal worden toegebracht ten eeuwigen leven, tenzij van voor de grondlegging der wereld zijn naam in het Boek des levens sta.

Doch genoeg hierover, om te verklaren, wat ons in de aanbieding van Ds. Adriaanse van Zeist zoo buiten mate verheugt.

Ook voor de Vrije Universiteit is het ons een oorzaak van blijdschap.

Vaak toch klaagde men van Methodistische zijde, dat de Vrije Universiteit te weinig voor de Zending deed, en drong zeer er op aan, om toch ook zendigskweekelingen op de colleges toe te laten.

Dit nu ware o. i. geweest een woekerplant om den boom slingeren.

Neen, de zaak der Zending moest ook door de Vrije Universiteit, maar dan naar eisch van het Gereformeerd beginsel worden bevorderd; en dit kon eerst dan uitkomen, als een kweekeling van haar school, na hier Dienaar des Woords geweest te zijn, en in het ambt behoorlijk te zijn geoefend, zich aanbood om zijn goede standplaats te verlaten, en zich met heel zijn persoon en heel zijn toekomst in den dienst van dit heilige werk te stellen.

Op den Gereformeerden weg loopt men wel langzaam, maar hij is zekerder, en-belooft meer duurzaamheid voor de toekomst

Toch is de Vrije Universiteit nog in schuld.

Ze moet toch ook gelegenheid bieden, om meer bijzonder inzicht te erlangen in datgene wat voor den Dienst des Woords op Java noodzakelijk is. Niet juist om Javaansch te leeren. Dat is het aanleeren van een taal, en geen zaak van wetenschap. Dat kan men misschien zelfs het best op Java zelf doen.

'Maar wel moet er gelegenheid zijn, om de religie der Mohammedanen, vooral in den vorm waarin zich deze religie op Java vertoont, in de beginselen te leeren verstaan. Daardoor moet het inzicht gewonnen, hoe de natuurlijke Godskennis, die ook de Javaan nog bezit, bij haar een bepaalden vorm heeft aangenomen. En hoe nu de verkeerdheid van dezen vorm aan de conscientie van den Javaan openbaar kan worden, en tegelijk de aanvaarding van het heil in Christus door hen kan worden gevonden.

Dit is een quaestie van wetenschappelijk onderzoek, en alleen wie hierin een helder inzicht erlangde, kan den Dienst des Woords onder de Javanen met ernste ondernemen.

De Islam is een wettelijke godsdienst, en mist juist elk verlossingskarakter. Hierdoor vooral staat hij lijnrecht tegen het Christendom over, en de groote moeite bestaat nu juist hierin, om bij een volk waar alle verlossingsbehoefte en schuldgevoel ontbreekt, de kennisse van ellende te doen opleven.

Anders is er geen aanknoopingspunt, en stellen de bekeerlingen ons altoos weer te leur.

Van harte hopen we, dat de kerken thans toonen zullen de gaven der wijsheid en - vroed beleid te bezitten, om zuivere paden te bewandelen, en dat Ds, Adriaanse van Zeist niet bewilligen zal in eenigen stap of eenigen maatregel, die zijn zending nogmaals vervalschen zou.

Hij treedt thans als Dienaar des Woords in Zeist af, en moet het op Java worden en blijven kunnen.

Dat hij toch in Zeist predikant was, doet hem nog geen predikant in de Oost zijn. Om op Java predikant te kunnen zijn, moet hij van de kerke Gods een zending, die van den Christus uitgaat ontvangen, en hierdoor en door niets anders moet hij gerechtigd zijn, om op Java eerst het Woord en straks de Sacramenten te bedienen,

We kennen Ds. Adriaanse van Zeist sinds jaren, als een man van energie, van ernst en van dege studie.

Trede hij als zoodanig dan nu ook in het werk der Zending op, en make de God van alle genade zijn weg voorspoedig,

Versohil in Opleiding.

IV.

Het grootste gevaar echter, waartegen e Gereformeerde kerken, met het oog op e tweeheid van opleiding, op haar hoede ebben te zijn, ligt in de tweeheid van geest, ie zoo licht van tweeërlei opleiding uitaat.

Reeds uit de eerste Christenkerken weet en, hoe de scholen van Alexandrië, Aniochië, Byzantium en Rome even zoo vele ichtingen vertegenwoordigden.

Nu hebben deze verschillende richtingen n Christus' kerk een betrekkelijk recht.

Wie zich een oogenblik voorstelt, dat og heel de kerk van Christus op aarde

in één kerkverband leefde, gelijk ten dage toen Athanasius op het Concilie vanNicaea zijn triomf over Anus behaalde, kon niet den eisch stellen, dat de opleiding en geest der kerk in alle deelen eenzelfde richting zou moeten volgen.

Het kerkelijk leven is daartoe te rijk, te vol, te veelvormig, en onder allerlei hemelstreek ook te zeer uiteenloopend. Zelfs Paulus schrijft aan de Romeinen in Romes kerk heel anders dan aan de Grieksche kerken in Efese of in Corinthe.

Verschil van richting moet Christus' kerk zijn.

Edoch, dat verschil van richting heeft zich in den loop der eeuwen duidelijk uitgesproken, en zij het al met kleine of grooter eenzijdigheden, allerwegen confessioneel vastgezet.

In de Luthersche kerken heerscht een andere geest dan in de Gereformeerde kerken. In de bisschoppelijke kerken van Engeland, hoewel in haar belijdenis Gereformeerd, heerscht een andere richting dan in dé Gereformeerde kerken van Schotland. De Baptisten volgen een andere lijn, dan de Calvinisten. De Methodisten weer een andere dan de Presbyterianen. Om nu van den geest der Grieksche en Roomsche kerken niet eenmaal te spreken.

Men kan uit dien hoofde volstrekt niet zeggen, dat er op kerkelijk gebied thans nog eenvormigheid als een vloek op de vrije en rijke ontwikkeling van het leven drukt. Integendeel, eer is de veelvormigheid door eindelooze splitsing overdreven.

Wij, die in de Gereformeerde kerken leven, vertegenwoordigen daarom een eigen richting, een zeer bepaalde, scherp belijnde richting, een richting die zich op elk gebied duidelijk afteekent en ons zegt, in welke richting we ons te bewegen hebben.

Te zeggen, dat er ook onder ons speelruimte voor allerlei richting moet wezen, gaat dus niet aan. Dat ware ons Gereformeerd karakter beschadigen. Omdat we Gereformeerden zijn bannen we alle Romanisme, alle Socianisme, alle Arminianisme, en alle Baptisme, overmits het in den strijd tegen deze vier afwijkende richtingen is, dat het Gereformeerde karakter zich gevormd en vastgezet heeft.

Zoo eens weer het Roomsche denkbeeld der werkkeiligheid, of eens weer het Sociniaansche element, dat alle mystiek loochent, of eens weer het Arminianisme dat Gods vrijmachtige souvereiniteit aanrandt, of eens weer het Baptisme, dat Gods Verbond opzij dringt, binnen te laten, ware verraad aan onze heilige roeping.

In den Gereformeerden kring is er voor geen dezer vier af^vijkingen ruimte. Ze liggen buiten, niet binnen onzen kring. Ze mogen niet geduld noch toegelaten. En wie nu optreedt en zegt, dat er toch bij ons geen eenzijdigheid mag bestaan, en dies onder dezen schoonen schijn, zoo weer eens het Sabbatisme of het Baptisme of het doodvoorwerpelijke, of den vrijen wil verdedigen wil, moet niet als een verrijker van onze leer geëerd, maar als een die onze Gereformeerde leer aantast weerstaan worden.

Dat er daarom ook op den Gereformeerden akker nog allerlei speelruimte is voor het meer leggen van den nadruk op deze of die waarheid, spreekt vanzelf, en dit bestrijdt niemand onder ons.

Zelfs verstaan we de prediking niet, als de kerkeraad er geen oog voorheeft, tegen welke eenzijdigheid in zijn gemeente het meest moet gewaakt, en welk te loor gegaan stuk der waarheid in zijn gemeente weer met kracht moet worden aangedrongen.

Zelfs bij de enkele personen gaat dit door. Bij dèn één zal de predestinatie op den achtergrond liggen, maar ook bij den ander Mohammedaansch-fatalistisch zijn opgevat. Bij den een zal de mystiek te weelderig uitbotten, bij den ander het gemoedsleven geheel achterstaan bij de macht van het denkend verstand. De een zal alleen op den eenling dringen, terwijl de! ander alleen aan de kerk als geheel denkt. En wie nu met zulke personen als Dienaar des Woords in aanraking komt, moet natuurlijk bij allen verschillend te werk gaan, om niet hun eenzijdigheid tot zonde te laten worden, maar hen juist te sterken in datgene wat bij hen te zwak ligt. En zoo nu ook zult ge altoos zekere onderscheidene stroomingen in de Gereformeerde kerk vinden, die uit het leven zelf opkomen, en ter oorzake van sommiger zondige beperktheid en eenzijdigheid, in anderer eenzijdigheid zeker correctief eischen, om het evenwicht te herstellen.

Men ziet dit van oudsher aan den strijd tusschen Gomarus en Maccovius eenerzijds, en Walaeus en Polyander anderzijds over het vraagstuk, hoe God de Heere de voorwerpen der verkiezing in de verkiezing aanzag. Een verschil van inzicht over een zeer diepzinnig vraagstuk, waarover in de Gereformeerde kerken wel altoos verschil zal blijven heerschen.

Maar heel iets anders is het, of zulke verschillende stroomingen in de kerken stand houden, of wel, dat ge deze stroomingen zich laat vastzetten in bepaalde scholen, die de kerken in partijen verdeden, en de zonde van de kerk van Corinthe met haar :

»Ik ben van Paulus, en ik ben van ApoUos, " zich in de Gereformeerde kerken hernieuwen laat.

Immers, het is juist de roeping der Theologie, om uit den Woorde Gods het betrekkelijk recht van zulke uiteenloopende eenzijdigheden af te wegen; de diepere oorzaak van zulke verschillen bloot te leggen; het verkeerde er in aan te toonen; en de wijze te openbaren, waarop de kerken, om haar eenheid te behouden, zich hier tegenover te gedragen hebben.

De Theologie moet niet die stroomingen volgen, maar ze beheerschen. Ze moet er boven staan. En zoo het middel in Gods hand zijn, om te voorkomen, dat ze niet buiten de maat gaan, en de kerken verscheuren,

Het is de roeping der heilige godgeleerdheid niet om de kerken te stijven in wat verkeerd is, maar in den naam des Heeren van goeden raad te dienen, en tegen het voortwoekeren van wat lavaad is, te helpen waken,

Hiervan echter geschiedt nu juist het omgekeerde, indien ge de opleiding tweezijdig laat zijn, buiten alle contact van de ééne inrichting met de andere.

Dan toch dreigt het gevaar, dat in elk van deze beide Inrichtingen zich een der beide hoofdstroomingen vastzette; dsit elk der beide scholen er zich op gaat spitsen, om haar min of meer eenzijdige opvatting ingang te doen vinden; dat dientengevolge de Dienaren des Woords den strijd dezer scholen in de kerken ovei-brengen; dat uit de kerken deze verschillen op de classes; en uit de classes door voorstellen op de Synode komen; en dat ten leste geheel de kracht van het kerkelijk leven verteerd worde, niet itt wat de zake van Gods Koninkrijk kan bevorderen, maar in hetgeen de ééne of andere meening sterken en bevestigen kan.

Nog op de jongste Generale Synode te Dordrecht heeft men metterdaad een oogenblik voor het zeer ernstig gevaar gestaan, dat deze Synode van Gereformeerde kerken een beslist Baptistisch beginsel binnenloodsen en ijken zou. Niet natuurlijk alsof deze Synode ook maar eenigzins bedoelde van de Gereformeerde lijn op de Baptistische over te gaan, maar omdat geheel de Synodale samenkomst beheerscht werd dooreen opgeworpen practisch vraagstuk, en zeer velen niet inzagen, dat hetgeen men hierin voorstond principieel van de Gereformeerde lijn afging.

Gelukkig is dat toen nog voorkomen, en is het zeer ernstig gevaar, dat een oogenblik dreigde, afgewend. .

Maar hiermede is het gevaar inog niet geweken.

Velen toch neigen er nog altoos toe, om ter bevordering van een practisch belang dat ze op het oog hebben, almeer een theorie op te zetten, en aan die theorie ingang te verschaffen, door heel het samenstel der waarheid zoolang om te bv.igen, tot het met die theorie overeenkome; en laten ze hier niet van af, of wordt hun oog voor het verkeerde dat hierin scliuilt, niet geopend, dan moeten ze ten slotte komen tot het op den voorgrond dringen van een anti-Gereformeerd beginsel.

Nu zijn we volstrekt geen lofzingers van de universitaire opleiding in dien zin, dat we geen open oog zouden hebben voor de gevaren, die in onze zondige wereld, ook aan deze opleiding verbonden zijn. Juist daarom hebben we van meetaf erkend, dat er ook wel terdege in de kerkelijke opleiding een deugdelijk element schuilt, dat niet mag verwaarloosd worden. Opleiding vanwege de kerken geeft iets, wat de universiteit nooit geven kan, evenals de universiteit aanbiedt, wat nooit kan komen van de kerken.

Uit dien hoofde was het o. i. het meest wenschelijk geweest, zoo er aanvulling in dien zin had kunnen plaats hebben, dat én Universiteit én Kerk beide het haar toevertrouwde pand hadden beveiligd, en dat de kerken niet waren gaan doen, wat der universiteit is.

Doch ook op dit punt zagen we ten slotte in, en gaven we toe, dat er oorzaak voor de kerken aanwezig is, om zich te allen tijde den waarborg te verschaffen, dat, zoo de universiteit afweek, zij zelve zich redden kon.

Juist dat naast elkander bestaan van twee i Inrichtingen, waarvan de ééne doet wat haar van nature toekomt, maar de andere behalve haar eigen taak, ook doet wat der universiteit is, kan nu echter zoo licht aanleiding worden, dat zich in beide straks een eenzijdige richting vastzet.

ontstaat toch op deze wijze een on­ conctcrrentte. Er heilige

Elke Inrichting poogt zooveel doenlijk kweekelingen te lokken. Haar kweekelingen in de kerken ingaande, pogen de Inrichting, waar ze zelven hun opleiding ontvingen, aan te bevelen, en allicht de andere in zekere verdenking te brengen, althans de genegenheid voor haar niet op te wekken.

Zoo krijgt men dan twéé stel predikanten, de ééuen van de kerkelijke School, de anderen van de Universiteit, elk met hun eigen type, met hun eigen zienswijze, met hun eigen lievelingsdenkbeelden, met hun eigen eenzijdigheden, met de hun eigene voorkeur voor bepaalde personen en stellingen;

Alzoo verdeelt men het lichaam der gemeente. De scholen die haar bouwen moesten, dreigen haar te verwoesten. Een verwoestend element van twist wordt in de classes en in elke streek van het land gebracht. Partij komt tegenover partij te staan) en het kwaad, dat onze Heiland zoo roerend en bijna angstig afsmeekte, wordt openlijk, willens en wetens door de kerken bevorderd en aangemoedigd.

Ligt hier dan niet een weg van zonde en schuld ?

En als dan, ook waar het in stand houden van beide Inrichtingen noodzakelijk is, dit dreigend gevaar tot zoo zeer kleine afmetingen is ; te herleiden, indien men beide Scholen in een zelfde plaats vestigt, en met elkander in contact zet, zoodat de hoogleeraren en docenten vrijelijk met elkander verkeeren, en de kweekelingen beider lessen volgen kunnen, is er dan geen oorzaak voor de kinderen Gods in deze landen, om dit vraagstuk van de ineenzetting van beide Scholen wat ernstiger onder de oogen te zien?

Ja, ligt er zelfs in te lang uitstel hier geen dreigend gevaar voor onze toekomst?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Vernietiging der Nederlandsche Hervormde Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's