GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EENE REIS IN DE MIDDELEEUWEN.

IV.

VAN OOST NAAR WEST,

Zoo togen dan Nicolo en Maffio Polo op weg naar het land van waar zij gekomen waren, naar Italië, 't Was juist geen pleiziertocht, en hoe vereerend de taak ook was hun opgedragen, onze reizigers zullen wellicht soms gewenscht hebben, dat de Khan er maar een paar Mongolen meê belast had.

Nu eens moesten zij trekken over hooge bergen met sneeuw bedekt, dan weer door dalen, waar de grond een ijsklomp geleek. Ook de rivieren waren vaak bevroren, en ze over te trekken was gevaarlijk. Soms moesten zij weken lang wachten, daar zware overstroomingen het voortreizen 'belett'en. Doch eindelijk, eindelijk kwamen zij toch aan de Middellandsche Zee, aan de Zuidkust van Klein Azië, waar Paulus geboren is en gearbeid heeft. Te Giazza, dat nu Aja heet, het oude Issus, waar Alexander de Groote den Perzischen koning Darius overwon, nu 2200 jaar geleden, gingen zij in een schip en zeilden zuidwaarts. Zij landden in 1269 op de kust van Phenicië te Acco ook wel St. Jean d'Acre of Ptolomaïs genoemd. Die stadj ligt niet ver van den berg Karmel, en behoorde toen nog aan de kruisvaarders, die haar echter niet lang meer zouden behouden.

Drie jaar had de reis geduurd. Tegenwoordig kan men in eveiï zooveel maanden rondom heel de aarde reizen. Evenwel moet men dan niet den weg nemen, dien de Polo's hadden af te leggen.

Zoo waren dan onze vrienden weer onder Christenen. Natuurlijk hadden zij veel te vragen en te hooren. Onder 't vele dat zij vernamen, was één ding hun ver van aangenaam. De paus, Clemens de Vierde, was kort geleden gestorven en een nieuwe was nog niet gekozen. Wat nu te doen? Hun boodschap konden ze eenvoudig niet afgeven. Zij raadpleegden er over met den afgezant of vertegenwoordiger van den paus te Acre. Deze kerkvoogd nu ried hun aan, in vredesnaam maar te wachten tot een nieuwe paus was gekozen. Dit duurde echter ontzettend lang, zoo lang, dat de beide reisgenooten begrepen dat zij best tijd hadden nog een uitstapje naar hun vaderstad Venetië te maken, eer zij tot den Groot-Khan Koeblai terugkeerden. Zij waren trouwens ook verblijd hun vaderland en hun naaste betrekkingen na zoo langen tijd van scheiding weer te zien.

Dat de terugkomst der reizigers groot opzien wekte, begrijpt gij. Alle vrienden liepen uit en toe om hen te zien. Ze vonden echter in die lange jaren veel veranderd, en daar er toen geen nieuwsbladen bestonden en 't onmogelijk was geweest hun brieven te zenden (want waar was het adres ? ), vernamen ze ook heel veel dat hun nieuw was. Met groote droefheid vernam Nicolo, dat zijn vrouw, die hij niet had kunnen meenemen, reeds een jaar of zestien geleden was gestorven, kort na de geboorte van een zoon, die het leven zag, enkele maanden nadat zijn vader was op reis gegaan.

't Was eenigszins een vergoeding voor het zwaar verlies, toen Nicolo een zestienjarigen zoon mocht omarmen, dien hij voor 't eerst zag, en die van kind tot jongeling was opgegroeid zonder ooit zijn vader te hebben gezien, ja zelfs te weten of hij nog wel een vader had. Hoe verblijd de jongeling, die Marco heette, was, toen zijn vader terugkeerde, toen hij dus wist dat hij geen wees was, dat kunt ge u voorstellen, 't Was of een nieuw leven voor hem begon. En even groot was zeker de blijdschap des vaders, al wist hij toen nog niet dat die zoon, de jonge Marco Polo, den naam van zijn geslacht beroemd zou maken onder vele volken en tot in nog verre eeuwen toe.

Maar eer we zien hoe het daartoe kwam, dienen we wel even op een vraag te antwoorden, die misschien bij menig nadenkend lezer is opgekomen, dus, zoo we hopen, bij alle. 't Is namelijk deze: Hoe kwam die Mongoolsche Groot-Khan, Koeblai, een heiden, in 't hart van Azië, ertoe, een gezantschap naar den paus, die 't hoofd der Christenheid heette te zenden? Wat wist die Khan van den Heere Jezus? Wat kon hem het heilige graf schelen ?

't Antwoord op al die vragen is, dat het Christendom omstreeks 't jaar 1200, toen Djsengis-Khan zijn veroveringes begon, en het eene rijk na het andere onderwierp, leeds over een groot deel van Azië was verbreid. De eerste vorst, die door Dsjengis-Khan werd overwonnen, zekere Oeng-Khan, was zelf een Christelijk vorst, in Hoog-Azië, Met twee-honderd-duizend zijner onderdanen had hij het Christendom aangenomen, 't Is deze zelfde vorst, van wien later in Europa allerlei fabels werden verteld. Hij heet dan in die fabelen Johannes en is koning en priester tegelijk, evenals oudtijds Melchisedek. Dat is nu wel niet waar, doch dat er zulk een Christelijk koning heerschte midden in Azië is onweersprekelijk. Zelfs trouwde Dsjengis-Khan met de dochter van Oehg-Khan, welke juffrouw een lastiger naam had dan de meeste meisjes, namelijk Jasoensinbeghi. Ook zij was een Christin, en het is best mogelijk, dat haar man door haar veel vernam van die dingen, welk? hij, zooals we gezien hebben, zoo goed bleek te weten.

In de landen van Noord-en Midden-Azië wonen thans meestal heidenen ; ook vindt men er Mahomedanen. In den laatsten tijd, nu de Russen daar grooten streken in bezit hebben genomen, en overal spoorwegen leggen, tracht | o V d ook de Grieksche kerk zich daar uit te breiden. Christenen, zelfs naamchristenen, zijn er-echter nog niet veel. En de meeste menschen hier denken, dat het altijd zoo is geweest. Doch dan vergist men zich zeer. In de eerste duizend jaar na de geboorte des Heeren heeft zich het Christendom in die streken zeer uitgebreid, en eindelijk waren overal Christelijke gemeenten.

De Christenen, die in het meer oostelijk deel van Azië woonden, behoorden lot de secte der Nestorianen. In 't jaar 431 na Christus waren deze op de kerkvergadering te Efeze voor ketters verklaard, en buiten de gemeenschap met de Christelijke kerk gesloten. Doch Nestorius, de stichter dier secte, en zijn aanhangers, stoorden zich daar minder aan, en vormden nu zelf een kerk. Deze breidde zich ontzaglijk uit, en zoo trof men dan omstreeks het jaar 1000 tot ver in Azië zeer vele groote en bloeiende Nestoriaansche gemeenten aan. Ook hadden zij vele bisschopszetels, die in hooge achting werden gehouden. Doch met de Christenen van Europa, met de Roomsche kerk, stonden zij in geen gemeenschap.

AAN VRAGERS.

In antwoord op een vraag uit N. dit:

De jaarfeesten der Jongelingsvereenigingen bestaan veelal uit twee deelen: het eerste dat openbaar is en uitsluitend van stichtelijken aard, waarbij vaak een leeraar een woord spreekt; het tweede is meer van huiselijken aard, waarbij gegeten en gedronken en gerookt wordt.

Nu zal er wel niemand zijn, die bezwaren heeft dit eerste openbare feest of voorfeest in een kerk te houden. Wat het tweede betreft, daar wij geroepen zijn alles, ook het eten en drinken, te doen ter eere Gods, 7nag dit tweede feest ook wel in een kerk plaats hebben.

Maar om vele redenen, die de vrager zelf best zal vatten, is het volstrekt niet aan te raden, gesteld dan al dal men er 't kerkgebouw voor kreeg. Het geschiedt dan ook trouwens zeer zelden en alleen uit nood,

HOOGENBIRK,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's