GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Missionaire quaestie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Missionaire quaestie.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op Soemba heeft onlangs een inlandsch Christen, die tot onze gemeenschap behoorde, zijn kind laten doopen door een aan wal gekomen pastoor.

Hoe kwam dit?

Het lag in een missionaire Doopquaestie, die hoogst belangrijk is, en deswege ook in onzen kring bespreking eischt.

Gelijk men lange dagen in onze kerken hier te lande aandrang gevoelde om den Doop te weigeren aan de moeder voor haar onecht kind, zoo ook heeft meer dan één missionair dienaar des Woords in de aanvankelijke of volhardende weigering van den heiligen Doop een middel van tucht gezocht.

Men stond voor een moeilijke keuze.

Er is ook in onze zendiogswereld veel klacht over schijnbekeering. Een overkomen van Heidenen of Mahomedanen tot onzen dienst, maar zouder betering van leven, onder aanhouding van vroegere afgoderij of verkeerde practijk. Een vertoon zonder ernst, zonder waren grond.

Volgt men nu den regel, om eenvoudig alles wat zich presenteert te doopen, dan kan meu wel spoedig een dusgenaamde gemeente verzamelen; maar het eind draagt den last, en de wandel komt de schijnbelijdenis beschamen.

Dit nu heeft er ernstig gezinde leeraren toe gebracht, om bij den Doop minder toeschietelijk te zijn. Bij aanvrage voor Doop partij te trekken van de gelegenheid, om op deze twijfelachtige heden ia te werken. En ten slotte om door weigering van Doop tegen de, vervalsching van het gemeenteleven te waken.

Iets hiervan had zich ook op voorgedaan. Soemba p

Dit nu, had men onder de Soembaneezen aangenomen voor een vasten regel onzerzijds. En de delinquent, zich liefst niet blootstellende aan een weigering, en veelmin aan een bestraffing, had gebruik gemaakt van de aanwezigheid van een pastoor daar ter plaatse, om zijn kind te laten doopen.

Immers ook de Doop van een pastoor wordt onzerzijds erkend.

Zoo had inlandsche slimheid den zin tot tuchtoefening door Doopweigering krachteloos gemaakt.

Wat nu hiervan te zeggen?

Ons dunkt allereerst dit, dat zulk soort Doopweigering al evenmin tot eenig resultaat kan leiden als de vroeger hier te lande gepractiseerde Doopweigering aan onechte kinderen, overmits noch in het één noch in het ander geval naar beginsel gehandeld werd.

Wie om den Doop voor zijn kind komt vragen, behoort tot het Verbond of hij behoort er niet toe.

Indien niet, dan is er van recht op den Doop geen sprake; indien wel, dan mag zulk een Doop niet geweigerd worden. Geen dag, en geen week.

Of nu iemand tot het Verbond behoort is door ons niet met wiskunstige zekerheid uit te maken. Geesten oordeelt alleen de Vader der geesten.

Wij, menschen, kunnen dus in zake van het Verbond niet anders oordeelen, dan naar de uitwendige kenmerken, die ons daarvoor in Gods Woord gegeven zijn, en dit maakt dat Kerk en Verbond voor ons saamgaan.

Niemand mag hd der kerk zijn of blijven, die de uitwendige teekenen van het Verbond mist, en omgekeerd mag niemand door ons beschouwd worden, als' buiten het Verbond staande, die door ons erkend wordt als behoorende tot de kerk.

Persoonlijke indrukken, gemoedelijke opvattingen van leeraar of ouderling, geestelijke gissingen beslissen hier niets.

De kerk treedt ook in het zichtbare op. In dat zichtbare heeft ze haar ordeningen. Die ordeningen bepalen, wie in de kerk kunnen worden opgenomen, welke tucht over de leden gaat, en langs welke regelen men weer uit de kerk kan gebannen worden.

En al naar gelang nu volgens deze regelen iemands kerkelijke positie is, is ook zijn recht op den Doop voor zijn kind.

Niet de kerk regelt zich naar den Doop, maar de Doop naar de kerkelijke positie.

Recht op het Sacrament is inklevend in het lidmaatschap der kerk, tegelijk met den plicht, om van het Sacrament gebruik te maken, zoolang dit recht niet langs kerkelijken weg, en onder waarborgen door de kerkordeningen gegeven, is opgeschort of ontnomen.

Die Soembanees was dus lid der kerk of hij was het niet. Was hij het niet, dan kon er van Doop voor zijn kmd geen sprake wezen. En was hij het wel, dan had hij niet alleen recht op den Doop, maar zou de kerk hem, zoo hij den Doop voor zijn kind niet gevraagd had, hem hiertoe hebben moeten aanmanen, en hem tot het presenteeren van zijn kind ten Doop hebben moeten dringen.

En omgekeerd, oordeelde de kerk van Soemba, dat aan dezen man de Doop voor zijn kind niet toekwam, dan had men reeds lang te voren hem kerkelijk onderhanden moeten nemen, en c. q. tot zijn uitbanning overgaan.

In elk geval mocht geen oogenblik de indruk worden gevestigd, dat het van het goedvinden en van de willekeur van den leeraar afhing, of het kind van dezen Soembanees, al dan niet recht op den Doop had, en dit zijn recht zou verliezen of het zich zou geweigerd zien.

Het zeggen van dezen Soembanees, dat hij onderstelde dat de ééne leeraar zoo zou handelen, omdat de andere zoo deed, was dan ook nog zoo gek niet.

Er sprak de overtuiging in, dat hier geen persoonlijke wilkeur geldt, maar dat elke kerk handelt fiaar vasten regel.

Ds groote moeilijkheid waarvoor men hier staat, schuilt dan ook in iets anders en wel in tweeërlei.

Ten eerste hierin, dat men onder de Heidenen vaak tot het toedienen van den Doop overgaat vóór de Belijdenis. We zeggen dit niet van Soemba, want met de practijk daar zijn we niet bekend. Maar in het algemeen volgen vele zendingsstations den regel, dat wie toeneiging toont, en over wil komen, alvast gedoopt wordt, om eerst daarna, en veel later, tot het heilig Avondmaal te worden toegelaten.

En dit nu gaat niet.

Wie op volwassen leeftijd gedoopt wordt, moet tegelijk in den Doop den toegang tot het heilig Avondmaal erlangen.

Volwassen personen mogen niet gedoopt worden dan op volle belijdenis.

Een soort Johannes-doop bedienen wij niet. Wij bedienen alleen den Ckristelijken Doop.

En de tweede moeilijkheid is, dat veelal een kerkeraad ontbreekt, zoodat alle oordeel en beslissing aan den leeraar is overgelaten, die op een zoo afgelegen eiland als Soemba meest geheel naar eigen oordeel handelen moet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 oktober 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Missionaire quaestie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 oktober 1897

De Heraut | 4 Pagina's