GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN DROEVIG EINDE.

XIV.

De vorst moest zich dwingen om den kant uit te zien waarheen zijn lijfwacht wees. Ja, daar hing de zwarte gestalte, het slachtoffer van zijn dronkemansdrift! Weer schokte hem de aanblik ontzettend. Zijn vingers klemden krampachtig de rijzweep vast, als wilde hij het elpenbeenen handvat ineendrukken. Hij boog het hoofd, en haalde zwaar en diep adem. Zijnoogen stonden strak en somber. Zonder weer op te zien, ging hij met zware schreden op de slotpoort toe en verdween. Zijn voetstappen klonken zwaar als van een man, dien een last drukt. En zoo was het ook.

Den namiddag van dienzelfden dag stond Kasper weer op wacht in de voorzaal van den markgraaf. Een half uur nadat de vorst in het slot was gegaan, was men Kasper komen zeggen dat hij vrij was. Den Heere dankend die hem had uitgeholpen, haastte hij zich naar zijn kamer en rustte daar een poos uit, om vervolgens, na een goed maal, een paar uur op wacht te staan. Niemand vroeg meer naar zijn schuld ot onschuld. Even als het onweer in de natuur, had ook dat in den geest van den markgraaf

uitgewoed, maar het had eerst een mensch doodelijk getroffen. Als de deserteur een kwartier later was aangehouden, toen de markgraaf al weggereden was en deze eerst den volgenden morgen van de gevangenneming had gehoord, , . dan zou Frits er hoogst waarschijnlijk het leven afgebracht hebben. Het was niet zoo geweest.

Zulk een man wasgraaf Karel Frederik. Eenmaal door drift vervoerd kende hij maat noch perk, en was zelfs tot wreede daden in staat. Doch was de opwinding voorbij, dan deed hem zijn geweten de schrikkelijkste verwijten, waaronder hij als een worm kromp. Dan poogde hij alles zooveel mogelijk weer goed te maken, door rijke belooningen, door gunst en vriendelijkheid. Maar dat was lang niet altijd mogelijk.

Zoo ook ditmaal; de drift en woede die ee jong mensch het leven kostte, had hem gebrach tot een daad, die niet viel te herroepen. En 't eenige wat nog den markgraaf overbleef, was dat hij den predikant van Weidenbach opdroeg den opgehangene eerlijk en christelijk te be graven.

Het jaar 1757 brak aan. Weinig vermoedde Kasper, welk een lotswisseling hem wachtte. In dat jaar kreeg de markgraaf het geschil met den koning van Pruisen, dat we reeds in 't kort vermeld hebben, 't Liep, al waren ze familie, zoo hoog, dat de Pruis, een afdeeling soldaten, onder den generaal der ruiterij, Von Mayer, in

het markgraafschap zond. AVaar de Ansbachsche grenadiers bleven is den lezer al verteld. De markgraaf zelf echter, zou niet lang van den inval last hebben, want hij werd plotseling door een beroerte overvallen, en was weldra een lijk. Denkelijk kostte een aanval van woedenden toorn, over den inval der Pruisen, hem het leven.

De rust was spoedig weer hersteld, en de markgraaf werd opgevolgd, door graaf Alejsander.

Deze nu had niets op met de dure liefhebberij van zijn voorganger. Hij ontbond daarom de afdeeling der lijfwachten en ieder kon zijns weegs gaan, ook Kasper. Wel zou hij aan het hof een postje hebben kunnen krijgen, maar sinds dat voorval met Frits, stond hem 't ver blijf daar tegen. Zoo pakte hij dan zijn bundeltje bijeen, en ging voor de derde maal de wijde wereld in, na een hartelijk afscheid van den predikant.

Er is in onzen tijd een zucht onder de menschen, om geheel los van elkaar te staan. Heer en knecht zijn slechts door hun eigen belang, en zoolang als het duren wil, aan elkaar verbonden. Menigeen wil liefst zoo staan, dat hij alle anderen des noods kan missen. Ja, niet weinigen meenen zelfs, dat ze het ook wel buiten den Heere God kunnen stellen.

Vroeger was dit niet zoo. Vooral de werklieden, de ambachtslui, waren in vaste kringen of gilden vereenigd, onder hun overluiden en gildemeesters. Wie tot zoo'n gild behoorde, vond raad en hulp bij allen die in zijn gild waren, al reisde hij ook duizend mijlen ver.

Ook Kasper kreeg, als gezeid, zijn ontslag, of liever een dubbel. Door het eene hield hij op Baireutsch dragonder, door het ander lijfwacht te zijn. Gelukkig kon hij, toen hij de twee ontslagbrieven in den zak stak, er een ander papier uithalen. Dat was namelijk zijn gildebrief, waarin stond, dat hij bij onderzoek bevonden was, bekwaam te zijn voor smid. In dien tijd namelijk kon men maar niet zoo van het eene vak naar 't andere zwerven, gelijk we nog kort bespraken. Er was een leertijd en een onderzoek daarna. Wie zijn vak verstond kreeg daar een bewijs van. Zoo kreeg men knappe werklui en 't zou, dunkt mij, heel goed zijn, als zulk een inrichting nog bestond. W l D b

Hoe het zij, Kasper had in dat papier als 't ware een aanbevelingsbrief aan al de leden van een genootschap of gild, dat zich nog veel verder uitstrekte dan de grenzen van het „heilige Roomsche" of wel Duitsche rijk. Hij wist, dat hij als smid werk zou krijgen, of als 't er niet was ondersteuning, zoo hij die noodig had. Maar in Anshach had hij den kost voor 't eten, en haast geen uitgaven. Zoodoende had hij voor dien tijd een flink sommetje bespaard, dat kostelijk te pas kon komen.

't Eenige bezwaar was, dat Kasper reeds vrij oud was om weer als smidsgezel te beginnen. De ongehuwde knechts, die bij den baas inwoonden, waren meestal veel jonger. Ook vleide hem minder 't vooruitzicht zoo van tijd tot tijd te moeten verhuizen, om werk te zoeken. Dus besloot hij dan te trachten een vaste woonplaats te vinden, bad den Heere God hem voor te gaan op den weg, en aanvaardde toen welgemoed de reis, niet wetende waar hij komen zou.

Van Ansbach wandelde onze vriend met zijn bundeltje op den rug westwaarts, met het voornemen om naar Stuttgart te gaan, en daar werk te zoeken. Doch het zou anders loopen.

Tusschen Ansbach en Stuttgart namelijk ligt een dorpje, dat enkele lezers wellicht nog nooit hebben hooren noemen; 't heet Feuchtwangen. Daar Kasper moede was, ging hij de herberg binnen, en bestelde brood en bier. Onder 't gebruik vroeg hij den waard, gelijk gebruikelijk was, of hier ook smeden woonden, en zoo ja, of er dan ook werk zou zijn.

De waard zou dit eens onderzoeken, en kwam weldra terug. Hij vond Kasper in een boek zitten lezen en wilde hem niet storen. Des te beter echter nam hij zijn gast van top tot teen op. Wat een vreemde smidsknecht was dat 1 Het breede litteeken aan het voorhoofd had hij waarschijnlijk niet in een smederij gekregen, en het pak dat hij aanhad paste bijster slecht bij het vak. Bovendien waren zijn handen, schoon forsch, toch blijkbaar in langen tijd niet met den smidshamer of met roet in aanraking geweest. Kortom, de waard vertrouwde het zaakje maar half. En om nu de smids, die in zijn herberg hun gildvergaderingen hielden, en wier wapen boven de deur stond, voor schade te bewaren, begon hij een praatje met die vreemden gezel, die nog wel zijn leegen tijd met een boek kortte. Wie had dat ooit gehoord !

AAN VRAGERS.

V. d. L. te A. Ik zou u boeken als die van Ingram en dergelijke b. v.: De prins uit het huis van David e. a. nooit aanraden. Al worden ze met goede bedoeling geschreven, en met veel bekwaamheid, al is het verhaal vaak boeiend en leerrijk, toch geloof ik, dat we Gods Woord moeten laten als het is, en het niet versieren door allerlei verhalen, die louter uit de verbeelding ontstaan, en alleen zeggen hoe het wel heeft kunnen zijn. Want meer dan de Bijbel er van zegt, weten we omtrent de feiten die de ƒ Schrift verhaalt in den regel niet, d. w. z. allereerst die feiten, waarop juist het meeste rust. Het leven onzes Heeren Christus b. v., is niet anders te beschrijven dan het in de Evangeliën staat, en alle versierde verhalen daarover lees ik liever niet. Zoo ook in 't geval door u genoemd.

Houd u aan de Schrift, om zeer vele redenen, waarvan de minste reeds afdoende is, namelijk, dat geen mensch ter wereld van dat geval iets meer weet, dan de Bijbel er van zegt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1898

De Heraut | 4 Pagina's