GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ouderwetsch.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouderwetsch.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hooge Raad heeft afwijzend beschikt op het verzoek van Mr. H. W. Hovy, om als Advocaat te worden toegelaten, in zijn qualiteit van Doctor in de Rechtsgeleerdheid bij de Vrije Universiteit.

Het loont de moeite dit gewijsde uit de oude doos in zijn geheel te lezen.

Het stuk luidt aldus:

De Hooge Raad der Nederlanden, in raadkamer vergaderd; Recht doende, enz.: Gezien de overgelegde stukken; Gezien de conclusie van den procureurgeneraal ; Overwegende, dat de in het verzoekschrift gevoerde bewering, dat het Reglement van Orde en Discipline voor de Advocaten en Procureurs het recht geeft om zich als advocaat en procureur te doen inschrijven op grond van het doctoraat in de Rechten van de Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag, zooals zou volgen uit artikel i der Statuten en de daaraan bij K. B. van 12 Febr. 1879 {St.-Ct. van 26 Febr. 1879) gegeven goedkeuring onjuist is, vermits de verklaring omtrent iemands bekwaamheid, waaraan de naam van doctoraat wordt gege ven, verleend door of van wege een bijzonder persoon of burgerrechtelijke vereeniging, niet de strekking kan hebben om aan hem, aan wien die bekwaamheid en die titel aldus wordt toegekend, de rechten en voorrechten te schenken, die door de wet zijn verbonden aan de uitreiking van wetenschappelijke graden door de daardoor bij de wet aangewezen organen, en het genoemde Kon. besluit, waarbij, volgens de daaromtrent bij de wet van 22 April 1855 (Stbl. no. 32) gegeven voorschriften goedkeuring is verleend op de statuten der vereeniging, die de bovenvermelde school heeft gesticht, geen andere strekking heeft kunnen hebben en gehad heeft, dan alleen aan de bedoelde vereeniging het lecht te verkenen, om in burgerrechtelijke handelingen als rechtspersoon op te treden en niet betrekking tot het hooger onderwijs, om overeenkomstig q, rt. 99 der wet van 1876 (Stbl. no. 103) voormelde school te openen en in geen enkel opzicht aan die vereeniging heeft kunnen geven eenige publiekrechtelijke bevoegdheden, waartoe behoort het verleenen van bijzondere rechten en voorrechten, bij deze wetten aangewezen:

Overwegende, dat de vraag, of iemand den door art. i en 22 van het K. B. van 14 Sept. 1838 {Stbl. no. 36, ) gewijzigd bij het K. B. van I Juni 1879 {^t^l-no. 107) vereischten graad van doctor in de rechten of in de rechtswetenschap bezit, zooals in de conclusie van den Procureur-generaal is aangevoerd, hare beantwoording alleen vindt in de wetten en verordeningen op het Hooger Onderwijs, in het bijzonder in de wet van 28 April i& jó {Stbl. no. 102, ) bij welke wet het in vroegere verordeningen genoemde doctoraat of zooals andere wettelijke verordeningen zich uitdrukken, graad van meester in de rechten als doctoraat in de rechtswetenschap is geregeld; Overwegende, dat aan dit doctoraat bij art. 52, overeenkonistig de vroegere verordeningen, behalve andere voorrechten de bevoegdheid is verbonden, om zich, met inachtneming der daaromtrent bestaande bepalingen, als advocaat te doen inschrijven en benoemd te worden tot de rechterlijke betrekkingen waarvoor volgens de wet op de rechterlijke organisatie de graad van meester in de rechten gevorderd wordt;

Overwegende, dat onder dat doctoraat vol­ gens art. 83 in verband met art. 35 en 36 der wet, gelijk ook in de conclusie van den Procureur-Generaal is aangewezen, alleen kan worden verstaan het doctoraat in de rechtswetenschap verkrijgbaar aan de drie rijks-universiteiten en aan de universiteit der gemeente Amsterdam, onder voorwaarde dat deze laatste zou voldoen aan de eischen ten opzichte van den omvang van het onderwijs, de promotiën, de examens en de toelating daartoe voor de Rijksuniversiteiten gesteld en bovendien de aanstelling der hoogleeraren aan de Koninklijke goedkeuring worde onderworpen;

Overwegende, dat het doctoraat, door de bovengenoemde Vrije Universiteit te Amsterdam uitgereikt, derhalve de bevoegdheid niet kan geven, om als Advocaat en Procureur te worden ingeschreven; Gezien art. i en 22 van het Reglement op de Orde en Disciphne van Advocaten en Procureurs;

Wijst het gedaan verzoek af.

Hiertegen nu zou niets zijn in te brengen, zoo het positieve recht hier stellig sprak. Maar dit is ook hier niet het geval. Er zijn zeer kundige Juristen, die er andersom over oordeelen. Het geldt hier namelijk een dier vele quaestiën, waarbij de beslissing afhangt van de jurisprudentie, d. w. z. van de conclusie waartoe de heeren Juristen geleid worden door hun opvatting van het verband en de woorden der bepalingen, die geacht kunnen worden het opgeworpen vraagstuk te beheerschen.

Bijna zonder uitzondering staan er bij zulke vragen twee opiniën tegenover elkaar.

De ééne komt tot de jurisprudentie, dat de vraag bevestigend, de ander tot de jurisprudentie dat de vraag ontkeititend moet worden beantwoord.

Het bescheid dat ge ontvangt hangt dus enkel af van de geheel andere vraag, of de mannen die in de vierschaar zitten, de eerste of wel de tweede jurisprudentie zijn toegedaan.

Gaat straks door verandering van personeel de saamstelling van zulk een vierschaar om, dan zal allengs ook de conclusie van dit college een andere worden.

En al is het, dat met name de Hooge Raad er steeds op uit was, zekere continuïteit in zijn Arresten te bewaren, toch kost het weinig moeite om ook in zijn Arresten zulk een verandering van jurisprudentie aan te wijzen.

Dat de heer Hovy nul op zijn request kreeg, beduidt dus alleen, dat op dit oogenblik in den Hoogen Raad mannen zitting hebben, die eene jurisprudentie volgen als in boven geciteerd stuk aan het woord is.

Maar het beduidt niet, , dat het positieve recht de zaak ontwijfelbaar alzoo uitwijst.

Bij een andere saamstelling van den Hoogen Raad, zou de heer Hovy, zonder dat iets in ons recht veranderd ware, allicht zijn toegelaten.

Vandaar ons opschrift: Ouderwetsch, ons spreken van „uit de oude doos." en

En dat moeten we doen, omdat hier een beginsel op het spel staat.

Dat de Overheid voor haar ambtenaren een diploma eischt van haar eigen Universiteiten, is wel partijdig, maar verdedigbaar.

Doch hier geldt het een geheel ander belang. Een advocaat is geen rijksbeambte, maar tolk en pleitbezorger van particuliere belangen. Er is iemand uit het volk, die in rechten wordt geroepen. Diens zaak moet bepleit worden, en daartoe treedt de advocaat op.

Een advocaat staat dus niet aan den kant van de Overheid, in casu van den rechter, maar aan den kant van het volk.

Op zichzelf kon de advocatuur dan ook geheel vrij zijn, en een ieder kon zelf den man kiezen, aan wien hij de bepleiting van zijn belangen toevertrouwde.

Maar het ingewikkeld karakter der procedure zou dit voor den rechter lastig maken, en daarom bepaalt de Overheid, dat ge u alleen moogt laten verdedigen door een man die in rechtszaken thuis is, en hierin ligt de oorsprong van de advocatuur.

Juist hierom echter mogen dan ook aan de advocatuur geen andere eischen gesteld worden, dan dat de advocaat in het bestaande recht en in den gang der procedure thuis zij, en alzoo in staat blijke om geregeld te procedeeren.

Waar hij deze kennis opdeed, doet niets ter zake. Eisch is alleen, dat hij een man zij, met wien een rechter als met een deskundige handelen kunne.

Verklaart nu een wet, gelijk de onze, het Hooger Onderwijs vrij, dan onderstelt zij, dat verschil van beginsel en van inzicht op wetenschappelijk gebied het geven van bijzonder Hooger onderwijs in afwijking van het officieele, ook wat de Rechten aangaat, noodzakelijk kan maken, overmits in den boezem van het vo}k de officieele rechtsbeschouwing geen algemeenen weerklank vindt, Maar dan is het ook het toppunt van kleingeestigheid en partijdigheid, als de Overheid komt verklaren : Voor mij als rechter mag niemand als advocaat verschijnen, dan die aan mijn Hoogescholen is gepromoveerd.

Let er intuschen op, dat er in niet één liberaal orgaan tegen deze illiberale conclusie geprotesteerd is.

We hebben gewacht of de heeren ook spreken zouden.

Maar neen, ze zwijgen bot.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Ouderwetsch.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's