GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LET OP HET EINDE.

Esopus was een wijs man die in het oude Griekenland leefde. Hij heet de maker van vele zinrijke en leerzame fabelen, zooals van den raaf en den vos, den hond en het been en andere, wel bekend.

Deze Esopus nu was een tijdlang slaaf, en moest, gelijk zijn mededienstknechten, voor zijn heer werken. Nu gebeurde het, dat deze heer een reis ging doen naar een stad, drie dagreizen ver. Dit was in dien tijd een zaak van groot gewicht. Want men moest eten en drinken en wapens en beddegoed en een tent meenemen, wilde men geen gevaar loopen honger te lijden, of 's nachts onder den blooten hemel te moeten slapen.

Verscheiden slaven, ook Esopus, moesten mede om de pakken te dragen, en daarmee voor den wagen te loopen, waarin hun heer zat. Elk koos zijn vrachtje uit, en ieder keek naar het kleinste en lichtste pak. Esopus echter, schoon hij 't eerst kwam en dus keus had, laadde juist het grootste pak, een zeer zwaar, op zijn schouders.

Toen de anderen dit zagen, keken zij vreemd op, lachten hem uit, en zoodra men op weg was, begonnen zij hem om zijn dwaze handeling te bespotten. Esopus liet de lachers en h spotters stil begaan, antwoordde niets, en stapte stillekens met zijn zwaren last voort.

Na eenige uren hield men slil, en zette zich op den grond neer om iets te nuttigen. De heer riep Esopus, opende den grooten zak welken die had gedragen en nam er brood en vruchten uit, die hij onder de knechten verdeelde.

Toen ging het weer verder. Esopus' vracht was geminderd, die van de anderen dezelfde gebleven.

Tegen den avond hield men weer stil, en moest de inhoud van den zak nogmaals dienst doen.

Toen men den volgenden morgen optrok, was Esopus' pak reeds een van de lichtste, en tegen 't eind van de reis had hij niets meer dan den zak te dragen. Het lachen en spotten had reeds lang opgehouden. Want ieder begreep, dat die slaaf allen te slim was geweest.

Als iemand iets doet, dat gij dwaas vindt, wacht dan altijd eens even eer gij hem uitlacht. Wie het laatst lacht, lacht het best; dat ziet gij Esopus.

NIET UIT DE AARDE,

Op een tentoonstelling hing onlangs een schilderij, voorstellende den Heere Christus als „het Licht schijnende in de duisternis", gelijk we lezen in Johannes i.

Voor deze schilderij staande, raakten twee heeren in gesprek. De een was, dit bleek al spoedig, een ongeloovig man; de ander een die God vreesde.

Eindelijk zei de eerste, op de schilderij starende: „Ik begrijp er niets van. Daar is een groot licht op dat schilderij. Maar waar komt dat Hcht van daan ? Het kan toch niet uit de aarde komen".

„Juist mijnheer, " sprak toen de ander; „ik ben het geheel met u eens: Het licht kan niet uit de aarde komen. En als u daarover wilt nadenken, geloof ik, dat u deze schilderij zult leeren verstaan, en, zoo God wil nog meer."

j Of de eerste heer dezen raad gevolgd heeft l weet ik niet. Maar wat zou de tweede er mee bedoeld hebben?

AAN VRAGERS.

We zetten thans de reeks beantwoordingen voort, die echter in de eerste weken wel niet zal afloopen, al bepalen we ons tot den voorraad nu aanwezig.

Allereerst het nog wachtende van wat onze lezer F. N. vroeg. Daarover dit: De HoUandsche maagd kan men voorgesteld vinden op onze oude munten. Daar zit een vrouw, bedoelde maagd in een tuin, n.l. zulk een als waarover we pas spraken. Om haar heen staat de Latijnsche spreuk: Auxilium nostrum in nomine Domini d. i. „onze hulp is in t den naam des Heeren, " het bekende Bijbelwoord. M

De Zon der gerechtigheid, waar onze lezer ook van spreekt, komt in zoover hierbij te pas, dat de maagd naar de zon wijst, welke boven haar straalt.

Een tweede vraag (van M. W. te A.) betreft de teksten Matth. 24 : 15 en Markus 13 : 14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop).

Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), alsdan, die in Judéa zijn, dat zij vUeden op de bergen.

Inzonderheid de woorden: Staande waar het niet behoort.

Hier wordt voorspeld, dat het leger der Romeinen voor Jeruzalem zal komen en die stad belegeren en ook in den tempel doordringen, gelijk later is geschied (in 70 n. Christus).

Daardoor zou de verwoesting komen in de heihge plaats, d. i. de plaats waar de heiden niït komen mocht en nog veel minder zulk een verwoesting en ontheiliging mocht plaats vinden. Nu echter het oordeel Gods kwam — het voorhangsel was reeds lang te voren gescheurd — was alles anders geworden, en zou zelfs geen steen op den anderen blijven.

De „gruwelijke vleugel" Daniël 9 : 27, ziet op diezelfde plaats. (Dit voor onze lezeres J. M.

V. e. a. dien het nu, hopen we, duidelijker zal zijn.)

Een derde vraag, mede van genoemde lezeressen, is: Van 't Pascha moesten alle ingeborenen des huizes eten, ook de kinderkens. 't Heilig Avondmaal is daarvoor in de plaats gekomen. Moet dan hiervan ook niet door de kinderen gebruik gemaakt worden, daar zij toch ook zonder openbare geloofebelijdenis gedoopt worden en onder de gemeente geteld worden?

Het antwoord hierop is, dat wij een redelijken godsdienst hebben en de Schrift spreekt als tot verstandigen. Als nu iemand onderzoekt wat tot een rechte deelneming aan het Avondmaal behoort, zal hij duidelijk inzien, dat dit alleen geschieden kan, door wie in staat is wel en duidelijk te onderscheiden, en dit getoond heeft o. a. in de belijdenis zijns geloofs. Niet als ware het in 't verstand gelegen, maar zonder dat gaat het evenmin. Anders te doen zou zijn, vervallen in de dwaling der Roomsche kerk, en de kerk bederven.

Of onze vriendinnen gelijk hebben, als ze zeggen, dat 't Heilig Avondmaal in de plaats van het Pascha is gekomen, laten we nu rusten.

Doch we raden hun althans af, dit als bewijs te gebruiken voor wat zij vragen. De apostel zegt wel: Ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Maar daarmee is nog niet gezegd, dat het Avondmaal het Pascha der Joden vervangt.

Ten vierde, op de vraag van H. of we ook een woord aveluinig kennen, diene dat we het nooit hebben hooren gebruiken, wel abeluinig, en dit beduidde dan verkeerd, lomp, onhandig.

In boeken van drie eeuwen oud, vindt men nog het woord aveluinigheid, dat, als ik mij niet vergis, zeggen wou: knorrigheid, gemelijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's