GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEËRLEI GENEZING,

V.

Was de tijd, dien onze goede schoenmaker op zijn legerstede doorbracht, een van lichamelijk lijden, hij zou er toch later voor leeren danken.

Zijn jonge vriend paste hem, als gezegd trouw op, en bracht menig uur aan de legerstede van den zieke door. Dan werd over veel en velerlei gesproken. Adolf was gesproten uit een geslacht, dat tot de zoogenaamde Hussieten behoorde, volgelingen van Johannes Huss, die toen een eeuw geleden te Constans was verbrand, omdat hij getuigd had teg'n de dwalingen van Rome. Deze Hussieten hadden veel te lijden gehad, en zijn ook later nog vaak vervolgd geworden, tot eindelijk de meesten hunner het land zijn uitgetrokken en zich in Duitschland hebben neergezet. Zij hebben daar de gemeenten der zoogenaamde Hernhutters gevormd. Eerst in onzen tijd wordt in Bohemen, waar de vervolging vroeger zeer hevig geweest is, weer het Evangelie verkondigd op vele plaatsen, waar het nu twee eeuwen niet werd gehoord.

Adolf had, dit begrijpt gij, van zijn ouders heel andere dingen geleerd dan in de Roomsche kerk onderwezen werden. Ook lazen zij den Bijbel of althans die gedeelten er van welke zij konden machtig worden, en voor hen te lezen waren.

De Heere God had zijn Woord aan het hart van den jongeling geheiligd, en zoo was deze al vroeg tot den Heere bekeerd en had zijn hart geneigd tot de vreeze Gods. Zoo leidde hij dan ook een godzalig en eerbaar leven, wat niet van alle dienstbaren op het slot kon gezegd worden. Kerkgaan deed hij slechts heel zelden, om de eenvoudige reden, dat er uren ver geen kerk was waar des Heeren Woord werd verkondigd. Alleen als hij een paar malen in het jaar zijn ouders ging bezoeken, was er voor hem gelegenheid het zuivere Evangelie te hooren pre diken.

Gelukkig had Adolf ouders, die hem en hun kinderen steeds raad en leiding wisten te geven, ook in de dingen die het koninkrijk Gods aangaan; ook de leeraar der Hussieten-gemeente schreef hem nu en dan. Overigens moest hij licht en kracht zoeken in Gods Woord zelf; andere boeken bezat hij niet, zelfs zijn Bijbel was geen volledige. Op het slot was niemand met wien hij over de hoogste dingen kon spreken. Allen meenden dat als zij maar hun plicht deden, d. i. wat de kerk eischt, zij bepaald op weg waren naar den hemel. Zoo was 't hun geleerd, en dit geloofden zij.

't Was dus te begrijpen, dat Adolf, nu met Barthel alleen gelaten, de gelegenheid aangreep om althans met dezen, die nu wel luisteren moest doch ook wilde, te spreken over velerlei dat anders veelal achterwege bleef. Baas Barthel hoorde nu dingen, die hij vroeger nooit vernomen had, al was hij ook reeds lang lid der kerk, en al hield hij zich zelf voor een goed Christen. Voor het eerst werd hem, al sprekende met zijn vriend, duidelijk, dat de mensch en dus ook hij zelf een zondaar is voor God, maar ook dat genade en genade alleen hem kan behouden en zijn zonden wegnemen. Of nu onze baas bemerkte, dat dit geheel iets anders was dan de kerk hem had geleerd is niet duidelijk: zeker begreep hij 't althans niet aanstonds. Doch dat hinderde ook minder. Hoofdzaak was, dat hij een recht inzicht kreeg van zijn toestand en leerde verstaan, hoe hij zelf ook niet zou behouden worden door zijn goede werken of door de verdiensten der „heiligen", of door trouw ter kerk te gaan, maar dat hij Jezus noodig had, om verlost te worden.

Totnogtoe had Barthel gemeend, dat eigenlijk de kerk en de priester wel voor zijn zaligheid konden en zouden zorgen. Nu echter werd hem uit de gesprekken met Adolf en uit het Woord Gods, dat deze hem voorlas, duidelijk hoe geen mensch, ja niets of niemand ter wereld voor een zondaar kan tusschentreden. „Niemand zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen." En zoo kwam de zieke er toe ook voor zijn ziel, en allermeest voor deze, , genezing te zoekenen behoud bij den grooten Medicijnmeester, die al onze krankheden geneest, wijl Hij ze op zich genomen heeft, en ons van den vloek bevrijdt, wijl de straf, die ons den vrede aanbrengt, op Hem was.

Toen Barthel — niet na veertien dagen, maar na tweemaal zooveel tijd — het kasteel weer verlaten kon, was 't met een aanvankelijk hersteld lichaam, maar tevens met een aanvankelijk verlicht en tot de waarheid bekeerd gemoed. Dat dankte hij, onder Gods bestuur, aan de gesprekken met Adolf, die gaarne den schoenmaker nog op 't kasteel gehouden had, wat echter om vele redenen niet mogelijk was. Zoo keerde dan Barthel naar huis terug, een ander mensch dan hij was heengegaan, en als een levend bewijs daarvan, dat „de mensch zijn weg overdenkt, maar de Heere zijn gang bestiert."

Hoe verblijd de huisvrouw en de kinderen waren, toen zij den lang gemiste weer vrij gezond voor zich zagen staan kunt gij begrijpen. Niet minder groot was de vreugde van den herstelde zelf Thans kon hij weer werken naar hartelust en met te meer blijdschap, wijl er ook een nieuwe lust in zijn hart gekomen was, namelijk tot den dienst des Heeren, waarvan David zegt dat die hem nog nooit had verdroten. Minder vergenoegd waren echter de andere schoenmakers in Annaberg. Zooals we weten, hadden zij met hun vakgenoot Barthel om vele redenen weinig op. Zij waren wel van één gild maar niet van één geest, zooals 't meer gaat. Misschien hadden de ambtgenooten wel gewenscht, dat Barthel maar op het slot gebleven ware, en hun zijn klanten overgelaten had. Enkele kleine karweitjes die zij in zijn afwezigheid hadden kunnen verrichten, en hun anders zouden zijn ontgaan, maakten hen in plaats van dankbaar nog meer afgunstig en ze loerden op een gelegenheid om den man, die, zooals ze zeiden, hun 't werk had ontnomen, dit betaald te zetten.

We zullen zien hoe die gelegenheid kwam.

AAN VRAGERS.

Waarom heet een geruite knikkei een alikas?

Een alikas is een knikker met roode aren of ook wel met roode en blauwe lijnen. Men noemt hem ook wel kalebas, of alkbas of albast. Ik denk dus, dat al die namen verbasteringen zijn van albast, de stof waaruit zulke knikkers veelal bestaan. Volkomen duidelijk is het echter niet. (In sommige streken van Noord-Holland noemen de jongens zoo'n alikas een polka. Mis schien kan een hunner ons wel uitleggen waarom).

CORRESPONDENTIE.

E. W. '•— „Nopens" is een goed Nederlandsch woord. „Even daarom" is niets, en voor „florissant" hebben we de Nederlandsche en daarom betere woorden: „bloeiend", „welvarend".

R. A. H. te L. K. B. — W. v. D. te An. — Zoodra mogelijk hopen we te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's