GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AL VERDER.

VI.

Waarschijnlijk had Nikolaas te Bazel goede dagen kunnen slijten, doch zijn onrustige aard bleek opnieuw zijn ongeluk.

Een maand of zes bracht hij in de stad door, nu eens studeerend, dan weer niets doende en zijn tijd verslijtend met uitgaan en drinken. Gemeenlijk volgde daarop een kort tijdperk van hard werken, om het noodige te verdienen, teneinde althans im zijn onderhoud te voorzien. Zoo ging het op en neer als de golven der zee. 't Eind van de zaak was, dat de lieden die hem geld of werk bezorgd hadden, de handen van hem aftrokken, wijl hij 't geld verkwistte en met het werk nooit op tijd was.

Men kan heel bekwaam zijn en toch onbruikbaar. Daarom mag ook nooit onze eerste vraag zijn: Hoe word ik knap ? — maar: Hoe word ik geschikt voor het tegenwoordige en het toekomende leven. Daarop nu antwoordt de Schrift, die niet liegt: Oefen u zelf tot godzaligheid, want deze heeft de belofte voor dit beiderlei leven. Dat wil zeggen, den godzaligen zal het èn hier èn ginds wel gaan. Dat zei Paulus tot zijn jongen vriend Timotheus, en moeten alle jonge menschen ter harte nemen.

In den tijd, dien Nikolaas te Bazel doorbracht, had hij een paar malen naar huis geschreven. Doch 't was, helaas, niet om berouw te toonen, en vergiffenis te zoeken voor zijn onbehoorlijk gedrag, maar bijna uitsluitend om geld te vragen. Dit nu was hem door de goede ouders ook gezonden, wel niet veel tegelijk, maar toch een redelijk sommetje. Nikolaas had het met vreugd ontvangen, zelfs had hij zich een oogenblik ontroerd gevoeld, doch het duurde kort. Met de vroolijke makkers lachte hij allen ernst weg en men verbrastte het geld. Natuurlijk hadden de ouders bij hun gave ook een brief gevoegd, en wat die behelsde kunt gij begrijpen. Met allen ernst werd Nikolaas vermaand, toch af te laten van zijn dwaze, zondige levenswijs, en zich te begeven tot de wegen des Heeren. Hij wist die, en was nu ook geroepen daarin te wandelen. Ook werd hij ernstig vermaand terug te keeren, en niet langer het zwervend leven voort te zetten. Hij zou vriendelijk ontvangen worden, en alles zou vergeten zijn als hij wederkwam.

Doch Nikolaas schudde het hoofd. Zoo voortreflfelijk als hij 't geld vond, zoo weinig leek hem de uitnoodiging om terug te komen. Zijn reislust, zijn afkeer van allen band, en vooral zijn hooghartigheid, kwam er tegen op. Hij wilde de wereld zien, een man worden, kennis opdoen, 't ver brengen. Hoe? Dat wist hij zelf niet. Doch dat hij dit al bereiken wilde zonder God, was zeker.

In den laatsten brief dien Nikolaas aan zijn T ouders schreef, berichte hij hun, dat hij „de H pinnen zijner tent had losgemaakt" en van plan h was naar Parijs te gaan. Vóór hij die stad ge-c aien had, zou hij in elk geval niet naar de Nederlanden terugkeeren.

Van Bazel naar Parijs is in onzen tijd geen reis van beteekenis. Drie eeuwen geleden echter was het gansch anders, vooral wanneer iemands beurs nagenoeg plat was. Dat ervoer onze vriend al zeer spoedig, toen hij uit het Bazelsche den Elzas was doorgetrokken, die toen nog Duitsch gebied was, gelijk nu weer de laatste dertig jaar. In Frankrijk was 't hem, den vreemdeling uiterst moeilijk, om zijn onderhoud te vinden. De Duitschers waren in Frankrijk geminacht, en voor een Duitscher werd Nikolaas gehouden, al zei hij ook dat hij 't niet was. Zonder een penning op zak en moedeloos, kwam hij eindelijk te Besan aan.

De lust om Parijs te gaan zien, was reefas merke­ s lijk bekoeld. Doch menschen als Nikolaas zijn niet dezulken, die zich spoedig door onheilen geheel laten ter nederslaan. Dat zou ook nu D blijken.

Het eerste wat onze student te Besancon RL deed, was het eenige stuk van waarde dat hij nog bezat, een zilveren schrijfpen, te verkoo-S pen. In de dorpen onderweg, - was hem dit nog nergens gelukt, doch hier slaagde hij. Wel kreeg H hij zeker geen vierde van wat het schrijftuig N waard was, maar 't was althans voldoende om t er een schralen maaltijd voor te krijgen.

Aan de tafel in het logement, waar Nikolaas was binnengegaan, zat tegenover hem een man, die met bijzondere opmerkzaamheid, den jon geling telkens aanzag, namelijk wanneer deze het niet opmerkte, 't Was iemand wiens gel«»t»tr«kkwi den Jood aiuduidden. Zijn donker U E n w H b haar omlijste een bruin getint aangezicht, waaruit een paar kleine, scherpe oogen blonken.

Al etende, begon de man een gesprek met zijn jongen buurman tegenover hem, en wel in 't Duitsch. Nikolaas antwoordde in dezelfde a taal, doch weldra maakte de ander de opmer­ w king, dat Nikolaas zeker geen Duitscher was, b en zette 't gesprek voort in 't Fransch. De I student had hier niet tegen, doch zoodra de h waard dichtbij kwam — er waren geen andere gasten — begon de Jood zijn taal te doormengen met zooveel Latijn, dat een met die taal onbekende van 't gesprokene weinig of niets kon verstaan. Nikolaas stond verbaasd, en wist niet beter, dan ook in het Latijn te antwoor­ ƒ den, dat toen onder geleerden veel gesproken werd. Zoodra had de ander dat niet gehoord of d hij sprak en nu in zuiver Latijn:

„Ik dacht het wel. Gij zijt van den geleerden stand, student zeker? ”

Nikolaas knikte, en nu ontstond een lang gesprek, waarin de student zoo ongeveer heel zijn geschiedenis vertelde, althans in zoover hij dit wenschelijk achtte. De ander deed hetzelfde en zoo kwam de jonkman te weten, dat de persoon met wien hij aan tafel zat, Ben-Issaschar heette en zelf ook gestudeerd had. Of nu deze „zoon van Issaschar" van zijn naamgenoot, Jakob's zoon, afstamde, weet ik niet. Zeker is, dat hij niet „nederlag tusschen twee pakken" en „zag dat de rust goed was.”

Deze Ben-Issaschar toch was als men hem gelooven wilde, zoo ongeveer de halve wereld rondgereisd. Hij had koning Philips uit Vlissingen naar Spanje zien vertrekken, had het carneval te Rome bijgewoond, de JPolen zien strijden tegen de Oost-Pruisen en onder de Mooren vertoefd, die nog in Spanje waren overgebleven. En Nikolaas dacht terecht bij zich zelf, dat deze Issaschar een waar beeld was van het Joodsche volk zelf, gelijk het zwerft over heel de aarde.

Van waar de Jood geboortig of afkomstig was, kwam de student niet te weten en vroeg hij ook niet. Dat hij met een Jood sprak, was hem al aanstonds duidelijk geworden. Maar overigens begreep hij niet wie de zonderlinge man mocht zijn. Deze, die intuschen weer Duitsch was gaan spreken, vroeg of Nikolaas lust had met hem te gaan. Zoo geschiedde en beiden gingen — 't was reeds avond gewor den — de donkere straat op.

CORRESPONDENTIE.

T. J. H. te D. H. — C. E. M. Z. te K. Uw vragen in 't volgend Nr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's