GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kan niet ondienstig zija, dit stuk van r. Hoedemaker uit de Gereformeerde Kerk ier op te nemen:

Men wordt oud.

Het geheugen begint mij te begeven.

Dit bleek gisterenavond, toen ik een bezoek racht bij een Heraut-lei& r. «ie mij een opstel wees aarin de Redacteur van genoemd blad de gechiedenis van de doleantie in een paar krachtige itdrukkingen weérgaf.

Zij kwamen hierop neer: men was gaan doleeren, mdat men ged-wongen werd, ongeloovigen tot het vondmaal toe te laten, en toen men deswege was fgezet, als trouwe herders de liudde niet mocht prijsgeven.

Ik schrijf u naar aanleiding van deze, naar ik een, niet voor het eerst gebezigde uitdrukkingen 10. om u eenige inlichtingen te vragen.

Ik meende mij te hermneren dat de geschiedeis der doleantie in 't kort als volgt was:

a. Men weigerde als ouderlingen zitting te nemen bij enkele predikanten, ten einde te beletten, dat ij hunne leerlingen tot het avondmaal toelieten.

b. Toen deze predikanten hiervoor uit den weg ingen weigerde men de getuigschriften af te geven at die leerlingen van goed zedelijk gedrag waren, en einde te beletten dat zij in naburige gemeenen werden aangenomen.

c. Op deze lijn had men nog twee schreden verer kunnen gaan.

Men had de inschrijving kunnen weigeren en en had kunnen weigeren tot het avondmaal toe e laten, door de aldus aangenomen leden te een sureeren.

Maar, insteê hiervan, gaf de Kerkeraad die als oodanig onder de Kerkelijke besturen stond, den erkmeesteren, die krachtens het vrij beheer niet nder de besturen stonden, zekere opdracht voor et geval men om deze weigering (a en b) ge chorst en afgezet mocht worden en werd, bijge olg, niet om die weigering maar om deze machts verschrijding geschorst.

d. Geschorst en afgezet zijnde, bleef men niet bij e kudde, maar zonderde zich van haar af, door e eischen dat alle plaatselijke Kerken op een i^e even oogenblik zich èn van de Besturen èn van et Kerkverband zouden losmaken, en te verondigen dat zij, die dit niet deden', van hunne mbten enz. vervallen zouden worden verklaard.

Ik wilde u vragen of mijn geheugen mij soms arten speelt, in welk geval ik u voorstel nu nog ot »de Kudde» terug te keeren.

Gij moet namelijk weten, dat ik het beginsel an de doleantie, zooals de Heraut het poneert, eel mooi vind; even mooi als de werkelijkheid, ooals zij mij voor den geest staat, leelijk is.

20. Om in verband hiermede eene opmerking te maken:

Gesteld al eens dat in de Heraut niet de histo '.eschrijver maar de advocaat aan het woord is, een schilder kan de lucht zoo zwart of helder aken als hij wil, — er is iets in mijn hart dat oor hem pleit, t. w. het besef dat ons volk zich m de fijne onderscheidingen, die in het door mij ierboven gegeven relaas liggen opgesloten niet ekommert, er geen nota van neemt en in dit opicht volstrekt beginselloos is.

Ik kan mij namelijk zeer goed voorstellen, dat emand die de roeping gevoelt zijne medemenschen rgens te brengen en hen niet geneigd vindt in et gareel te loopen, hen behandelt, als de voer an, die zijn paard uit de weide halende, het dier en handvol haver voorhoudt, eenig en alleen om at hij anders geen kans ziet hem te brengen, aar het wezen moet.

Dezer dagen kwam een predikant bij mij, die ijn stukje in een der laatste nommers van de eref. Kerk gelezen en daarin de onderscheiding usschen losmaking van de Besturen en losmaking an het kerkverband gevonden ad.

Hij wist blijkbaar niet hoe hij het met mij had.

„Heeft Dr. Kuyper" vroeg hij sniet het zelfde ezegd ? Heeft hij de gemeente niet misleid, haar iets makende: u afscheidende van de Besturen, cheidt gij u niet van de Kerk ? ”

„Van de Kerk'*^ gaf ik ten antwoord, niet van het Keikverèand, en zocht toen duidelijk te maken dat Dr. Kuyper c. s. eenvoudig die en die gemeenten en die en die opzieners feitelijk van de Kerk afsneed, dat de Kerk Vrfn Dr. K. bijgevolg niet was de Kerk zooals zij vóór j8i6, d. i. toen zij nog niet onder Besturen was gebracht bestond, maar wat hij voor de (Geref.) Kerk hield.

Om dit tedoen verstaan, moest ik het onderscheid tusschen een privaat en een Kerkelijk oordeel verklaren ., .. maar ik bemerkte reeds dat de belangstelling niet veel verder ging dan de vraag: leidt dit of dat niet tot een tweede deleantie.

Hij staat hierin, helaas! niet alleen.

Zou hierin ooit verandering komen ? Zie, waarde broeder! ik heb nu geen lust of tijd dieper in de kwesties in te gaan. Maar, indien de vroegere «Gereformeerden" die later in doleantie gingen, even vast besloten waren geweest, dat die leer meesters niet ten avondmaal gingen als zij het nu op hunne leerlingen voorzien hadden, zouden zij dadelijk hebben gevoeld: maar dan moet de tticht over de ambtsdragers weer bij de classis en later bij eene Provinciale en Nationale Synode komen.

Welnu, wij moeten deze fout van Dr. K. c. s. goedmaken.

Met oordeel des onderscheids.

En daarom dezen eisch stellen.

Nog iets.

Het Kerkverband was al vóór de Doleantie ver broken in Frascati.

Wij moeten het handhaven.

Dit is de weg.

Maar daartoe moeten deze zaken, d. i. de beginselen, eens besproken worden.

Wanneer ?

Waar?

Hebben wij de oproeping van het Comité te wachten?

Dit stuk is interessant, omdat er uit blijkt, hoe men zijn eigen verleden vergeten kan, en hoe men bijna twintig jaar later nog in pas weer aan te vangen „bespreking" heil kan gaan zoeken.

Over de houding van Ds. Wijers te Batavia, die ook ons bezorgdheid inboezemde, schrijft Ds. Fernhout in de Utr. KerMode dit gemsLÜgd advies:

Ds. W. vestigt de aandacht op drie zaken, die den Kerken, zoo lief als haar de uitbreiding is van Gods Koninkrijk, zeer ter harte moeten gaan.

Vooreerst op het gevaar, dat er in het zelfstandig arbeiden op Midden Java van verschillende Kerken en Kerkengroepen, elk met een eigen arbeidsveld, voor het werk der zending ligt. In de tweeda plaats op het gemis van het opzicht en den steun van een recht geordend kerkelijk leven bij de arbeiders op ons zendingsveld. En eindelijk op de ontblooting van alle geestelijke verzorging bij de Europeesche christenen op Java.

In het eerste gevaar ligt metterdaad de schaduwzijde van de tegenwoordige wijze van arbeiden. De zelfstandigheid van elke Kerk of Kerkengroep leidt o, zoo licht tot verbrokkeling, en kan zelfs aanlei ding geven tot ernstige botsing.

Van meetaf hebben de Kerken dito doorz en.

Ongetwijfeld zouden ze dan ook, om dit gevaar zooveel mogelijk te beperken, omtrent allerlei onderdeelen van den arbeid tot gemeenschappelijke regeling gekomen zijn, zoo haar dat slechts mogelijk ware geweest. Doch daartoe ontbrak de noodige ervaring en misten ze de vereischte gegevens. Tot zulk een gemeene regeling kon het eerst later komen, als de praktijk het noodige licht had ontstoken over allerlei vraagstukken die nu nog in 't donker lagen.

Tenzij men hef principieel veroordeelde Deputatenstelsel behouden wilde, moest men het — daar viel nu eenmaal niets aan te doen — voorloopig met een zoo goed als onbegrensde vrijheid wagen.

Want natuurlijk gold ook voor dezen arbeid de regel van Art. 84 K. O. »Geen Kerk zal over andere Kerken geen Dienaar over andere Dienaren eenige rieerschappij voeren." En ook Ds. W. zou niet gewild hebben dat men dezen schriftuurlijken regel op zij had gezet.

Zou men dan de leiding van den zendingsarbeid hebben moeten geven in handen van de Kerken te Batavia en te Soerabaja ?

Ds. W. zal de laatste zijn om het te beweren. In dit geval zou men ook de uitzending van Die naren aan de kerken van Ba avia en Soerabaja hebben moeten overlaten, en zou de taak der kerken hier te lande er zich toe hebben moeten bepalen, om deze beide kerken finantieel tot het zendingswerk in staat te stellen.

Maar wie, die de krachten van Batavia en Soe rabaja kent, zal ddar ook maar een oogenblik aan denken ?

Het moest dus zooals het ging.

En het ging. Niet zonder horten en stooten, t is zoo. Maar bij een drietal arbeiders, in niet ge lukkige constellatie en onder de ongunstigste omstandigheden saamgekomen. Iaat zich dit licht verklaren.

Het grootste gevaar echter zijn we, naar we ge looven, thans te boven.

Nu er allengs meer Dienaren komen, zal er meer overleg zijn. En langzamerhand krijgen de kerken nu reeds de gegevens voor een gemeenschappelijke regeling, die ernstige botsingen voorkomt.

We zijn daarom niet zonder moed dat Ds. W. de hel een beetje te vroeg heeft laten juichen.

Doch als we zijn schrijven wél hebben begrepen, is het nu ook juist niet over het gemis van éénheid in den arbeid maar veel meer ove» kibbelzucht onder de arbeiders dat Ds. W. zich verontrust. Blijkens het opschrift van zijn stukken vreest hij dat het tusschen de Dienaren, de Onderwijzers aan de Keucheniusschool en de Directeur geneesheer van het Hospitaal met zijn helpers en helpsters, op den duur niet boteren zal. Hij ziet gevaar voor «gekrakeel' en vraagt zich met angst af, wie, als de vonken smeulen gaan, het vuur tijdig zal kunnen blusschen.

Hij meent, dat kan alleen de Kerk van Batavia.

Daarom moeten alle arbeiders en arbeidsters zich bij Batavia s gemeente voegen, en onder 't opzicht van Batavia's Kerkeraad staan.

Deze kan dan, aanstonds als er gekrakeel ont staat, ambtelijk tusschenbeide komen en den vrede herstellen.

Nu is stellig ook dit gevaar niet denkbeeldig.

Toch is het de vraag of br. W. het niet een weinig donker inziet.

Onze broeders op Midden-Jav^ zijn toch geen kinderen, die om allerlei beuzelingen aan 't krakeelen slaan. Ze zijn mannen die geleerd hebben zich te stellen onder de tucht van Gods Woord en Gods Geest, en voor het werk en de eere des Heeren zich zelf te verloochenen. Bovendien zal het hun gemakkelijker vallen den boozen demon van ^er deeldheid — mocht hij den kop willen opsteken — ten onder te houden nu ze in grooter getal zijn, dan toen ze zóó luttel in aantal waren, dat er, bij elk opkomend geschil, geen rechter, buiten de partijen, overbleef. In elk geval is er meer kans, dat zij onderlingh^m meester worden, dan dat de Kerke raad van Batavia hem bindt.

Batavia ligt véél te ver van ons arbeidsveld om er ook maar een schijn van toezicht te oefenen. De brand slaat op Midden Java lichte laaie uit, eer men er te t atavia nog iets van bespeurd heeft.

Want voor elk wisse-wasje maakt men geen reis die voor twee personen op z'n minst op een kosten van een/160 komt te staan.

Voeg daarbij, dat verschillen van ernstigen aard, tusschen broeders die elkaar slechts af en toe ont moeten, bijna zonder uitzondering zullen opkomen uit hun arbeid : uit strijdige instructie, uit verschil van inzicht en praktijk enz., en dat in al zulke geschillen de Kerk v n Batavia, ook al stonden de broeders en zusters allen onder zijn opzicht, toch niets zou kunnen beslissen — en het is, dunkt ons, duidelijk, dat de weg door br. W. aanbevolen niet tot het doel leidt.

Ook in ander opzicht komt de winst van aan sluiting bij de Kerk van Batavia ons voor de BB. illusoir voor.

Ze zouden er het gebruik van het Heilig Avond • maal door winnen, volgens br. W.

Maar waarom zouden ze dat in Batavia zoeken? Ds. Adriaanse en Ds. Bakker met de hunnen kunnen het sacrament ontvangen in de Kerken van Poerworedjo en Temon. Want al schijnt het zoo langzamei-hand een uitgemaakte zaak onder tns te zijn, dat Europeanen en Javanen niet in ééne Kerkformatie saamleven kunnen — niemand zal het toch voor ongeoorloofd houden, dat een Europeaan naast een Javaan aan het H. Avond • maal aanzit.

Te Djocja zal — zijn we wel inge icht — binnenkort een gemeente van Europeesche christenen worden geïnstitueerd. Dan zal men ook daar niet meer naar Batavia hoevin te reizen. En afgezien daarvan — Poerworedjo en Temon liggen dichter bij Djocja dan Batavia.

We zijn voor dit kalme oordeel Ds. Fernhout dankbaar.

o, Het ware zoo geweuscht geweest, zoo vooral de predikant te Batavia gevoeld had, hoe men in zoo geheel nieuwe positie altoos beginnen moest met minstens drie jaar stille plichtsbetrachting, om eerst als men de toestanden kent en zelf aan zijn omgeving bekend is geworden, voor den dag te komen met zijn denkbeelden over reorganisatie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's