GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

voor Kinderen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN BEZOEK.

XII.

Op een avond zat Nikolaas alleen bij zijn moeder, die — dat begreep hij wel — 't niet lang meer maken zou. Hij was niet vroolijk gestemd. Moeder zag Ket, en hoe zwak ook, toch trachtte zij hem moed in te spreken.

Dat ging echter niet gemakkelijk. Immers Nikolaas had er te allen tijde zijn hart op gezet vooruit te komen en wel in dubbelen zin; 't ver te brengen. De eerste poging daartoe was hem, gelijk we zagen, wel gelukt, maar zoo, dat hij van harte wenschte, dat het niet gebeurd ware. En nu hij 't op een anderen weg beproefde, brak alles als bij de hand af Hij moest ledig zitten, hoe gaarne hij ook werken wilde. Hij had geen broodsgebrek, maar 't stuitte hem, in werkloosheid vaders brood te eten. Kortom hij gevoelde zich diep terneder geslagen, al verzweeg hij 't voor moeder, die het echter wel opmerkte.

„Mijn beste jongen, " zoo sprak zij eindelijk, na reeds een en ander gezegd, doch weinig antwoord gekregen te hebben, „ik gevoel heel goed wat u drukt. Maar gij moet het in des Heeren hand stellen. Gij hebt niet in zijn wegen gewandeld, en toch, niet waar, bevestigt Hij aan u Zijn woord, dat nu ge Hem zoekt, Hij door u wordt gevonden. Is dat niet zoo? "

„Ja moeder, " sprak Nikolaas, die dat in oprechtheid zeggen kon, „en dat is ook nog de eenige troost, die mij overblijft. Ik heb lang buiten den Heere God geleefd, doch Hij heeft zijn hand naar mij uitgestrekt en Hij zal, geloof ik, ook voleinden wat Hij begon, al ben ik het onwaardig. Maar, ziet u, het is verschrikkelijk, hier zoo ledig en onnut te zijn. O had ik mijn jongen tijd maar niet zoo dwaas verspeeld."

„Nikolaas, " sprak moeder, „toen de verloren zoon weerom kwam, ontving hem de vader en verweet hem niets. Zulk een is ook de Heere God, gelijk Zijn Woord ons zegt. Dit zult ge ervaren, zoo ge Hem vasthoudt. Hij wil zorgen voor u, op Zijn wijs en tijd, al gaat het misschien heel anders dan gij wenscht. Onthoud dit, ook als ik er niet meer zal wezen."

„O, zeg dat yiet, moeder, u kunt nog wel weer beter worden."

De zieke glimlachte even, en Nikolaas wist zelf nog beter dan zij, hoe gering de kans op beterschap was. De tranen kwamen hem in de oogen, hij nam hartelijk afscheid en ging heen.

Twee dagen later, kwam, nog onverwacht, de lang gevreesde slag. Op een morgen, kort na zijn ontwaken, vond Nikolaas, die naar moeder ging zien, haar stervende. Zij kon nog haar man en haar zoon de hand drukken, glimlachte toen als een, die alle leed geleden en de vreugd komende weet, en ontsliep kort daarna, welbewust waar zij heen ging.

Waren de eerste dagen die nu volgden vol drukte en wisseling, toen, kwam een des te meer merkbare stilte, 't Scheen als was het huis uitgestorven. Vader moest veel afwezig zijn, en dan zat Nikolaas geheel alleen met zijn gedachten. De Heere had hem veel te zeggen, en daartoe brengt Hij den mensch soms uit het woelige leven in de eenzaamheid. Niet dat wij als monniken en nonnen ons moeten afzonderen, willen we God dienen. Want dit zou juist zijn tegen Gods Woord. Maar wel zegt de Heere Christus: Als gij bidt, ga in uw binnenkamer, waarmee bedoeld wordt, dat er ook een tijd is om met den Heere alleen te zijn. Een vroom man zei eens: „Ik heb zeker het meest gebeden met mijn hoed op", en dat was ook zoo. Doch 't een sluit het ander niet uit. Maar wie, gelijk vele menschen, nooit bidt, of nooit recht bidt, hoed op of hoed af, die toont daardoor dat hij den Heere Jezus niet lief heeft, en het heil nog verwacht buiten Hem.

De eenzaamheid werd nu voor Nikolaas tot een grooten zegen, wat zijn ziel betreft. We lezen van den verloren zoon: „Tot zich zelf gekomen zijnde." En daarna nam hij een goed besluit, waartoe alle zonen en dochteren moeten komen. Maar dan dient men eerstJe erkennen, dat men verloren is. Dat deed Nikolaas, en zoo kon hij dan ook behoudenis vinden en vrede voor zijn ziel, hoe eenzaam en donker het ook was om hem heen.

Op een avond zat hij alleen thuis, toen een vreemdeling werd aangediend, die den ouden Petersz wilde spreken. Daar deze op 't schip was, vroeg ÏS'ikolaas, of hij ook de zaak kon afdoen.

De vreemdeling trad uit het donkere voorhuis in ds kamer, die door een groote koperen lamp werd verücht. Nikolaas zag voor zich een deftig gekleed man, in een zwaren reismantel. De enkele woorden die hij had gesproken, deden vermoeden, dat hij geen Hollander was, maar uit Brabant kwam, gelijk Nikolaas aanstonds opmerkte.

De vreemdeling legde een zwarten zak of tasch op tafel, haalde er een paar brieven uit en sprak toen:

„Zijt gij de zoon van schipper Pietersz? "

„Ja, " was 't antwoord.

„Dan, " sprak de vreemdeling, „geloof ik, dat ik het gelukkig heb getroffen. Want ik kom eigenlijk meer 0; n u dan om uw vader."

De ander zag den vreemdeling verwonderd aan, en deze ging voort:

„Als ik goed onderricht ben, door uw vader zelf, zijt ge zoekende naar een gelegenheid om uw brood te verdienen. Dat vind ik loffelijk. Ge hebt veel gereisd, niet waar? "

„Ja, " zei Nikolaas, met een zucht.

„Nu, luister eens. Ik ken schipper Pietersz, al ben ik niet van zijn geloof Hij is een man om op te vertrouwen, en met eere onder ons bekend. Ik kom uit Brabant moet gij weten, en uw vader is ook uit het zuiden. Zoodoende kennen we hem nog van vroeger jaren.

„Nu hebben we ons, kort geleden, daar ginter in Brabant, vereenigd tot een gezelschap; 't heet de Nieuwe Compagnie. We willen net als de Hollanders hier, handel gaan drijven op de Oost Injes. Want met dien ellendigen oorlog, valt er voor een koopman alleen in Brabant weinig te verdienen. We laten te Amsterdam twee schepen bouwen en zoeken daar nu volk voor. Geen Brabanters, want die weten niet van de zeevaart, maar Zeeuwen, en Hollanders en Friezen, wat we 't best kunnen krijgen. Zoudt ge denken, dat uw vader lust had, om mee te gaan. We betalen graag goed, als we eerlijke menschen hebben, en misschien kan hij kapitein wezen."

„Dat zal vader niet doen, " zei Nikolaas. „Hij is al oud, hij kent die zeeën niet, en die streken daar nog minder. Neen, dat gaat zeker niet."

„Ik dacht het wel, " sprak de bezoeker, „maar nu wat anders. Ge kent immers Spaansch en Portugeesch? "

„Portugeesch, ja, dat zal wel gaan. Met Spaansch is 't altijd zoo wat behelpen."

„Nu ja, maar ze zullen er je toch niet in verraden en verkoopen."

„Ik hoop van neen, " zei Nikolaas lachend.

„Best, en heb je ook wat kennis van handelszaken? "

„Niet veel; ik ben een poos op een kantoor te Lissabon geweest, om de boeken bij te hou den en rekeningen op te maken."

„Is dat dan eigenlijk uw vak niet? "

„Neen."

CORRESPONDENTIE.

Met het oog op den inhoud van het vorig Nr. laten we nu de vragen rusten.

M. te A. Er zijn zooveel boeken over de kerkgeschiedenis, dat het moeilijk is het beste te noemen. Voor iiw doel en in onze taal noemen we de kerkgeschiedenis van iTöi^j; , herhaaldelijk herdrukt, en het werk van Ochninger (vertaald) dat goede platen heeft. Elk der genoemde vormi één boekdeel.

HOOGENBIRK.

INGEZONDEN STUKKEN.

(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).

RAADSELEN.

Waarom o God, waarom, die raadselen van ons leven Die tergend zweven op vaak donkre levenspaan, Waarom den booze macht en kennis, kunst gegeven, En laat G' 'uw eigen volk, beroofd en weerloos staan? Waarom moet Abel's bloed door Kaïn's handen vloeien,

Egypte's volk verhoogd in kennis, kunstzin, macht ? Moet dan in Askelon de vvapensmidse gloeien, In Israël geen smid, daar geestdrift, moed noch kracht?

Waarom de Christus Gods geperst door bitterst lijden, Ten prooi aan Kajafas, Herodes' boozen spot? Moet dan Uw eigen hand XS'H Zoon ten doode wijden ?

Wie grijpt van 't raadsel iets, doorziet U, Groote God! Waarom het overwicht in Satan's schaal gegeven, Den genialen geest, die slechts Gods eer bedoelt, Wiens invloed krachtig werkt, in kerk, op hart en leven,

Geknakt en weggemaaid, terwijl de Satan woelt ? Kent God dan niet de smart der zielen die Hem zoeken,

Kent Hij de wreede pijn niet, die zijn volk verteert? o Ja, toch gaat Hij door, verrijkt vaak wie Hem vloeken

En neemt het ooilam weg der ziele die Hem eert.

En boven al die smart, 't in zieisangst uitgegilde: «Waarom, o God waarom? " klinkt majesteus en hoog »Ik ben de Heere uw God, die't bruischend zeenat stilde,

»'k Geef niemand rekenschap; maar wie ootmoedig boog

»Heb 'K met mijn Geest gezalfd, heb Ik op Mij doen rusten,

Heb Ik een blik doen slaan zeer diep in de eeuwigheid

Het vaderland op aarde en't eeuvvge aan gindsche kusten,

Is in elkaar gevloeid, bij 't licht der heerlijkheid. «Daar zijn de geesten saam en blinken als de starren »In toevergadering tot 't Lam, Mijn lieven Zoon. »Daar, daar geen raadsels meer, die gij niet kunt ontwarren,

«Geen schrijnend' armoe, maar voor 't kruis de gloriekroon."

't Oog van uzelven af! Rondom u alles donker En ^'t bange raadsel wordt een strik die u omknelt. God in het midden punt, rondom Hem 'tstargeflonker. Uw siddrend, bevend hart zóó in zijn hand gesteld. De raadsels vallen weg. 't Zijn opgesloten leeuwen. È t Gij, onze Heer zijt God, ' niet meer: 't »o. God waarom ?

Spreekt 't opgericht geloof, t rust op de Rots der eeuwen.

En 't vragensmoede hart gaat in Gods Heiligdom.

R

M. M.

Naar de overdenking van Ps. 79 : 8 in de Heraut van 17 Januari 1897.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's

voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's