GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Provinciale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Provinciale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland,

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

gehoaden te Rotterdam, op 20 Jasi 1901.

(Slot.)

De Voorzitter heropent haar met het doen zingen van psalm 119 : 3.

Op voorstel van den heer Zwart worden de overstaande stellingen niet in bespreking gebracht.

Aan de orde is punt e: BepaUng van tijden plaats der volgende conferentie. De diaconie van Leiden C stelt voor, dat de conferentie voortaan om de twee jaren zal gehouden worden. De diaconieën van Oude-en Nieuwe-Wetering en Sluipwijk stellen voor, haar in Mei-te houden. Verschillende afgevaardigden stellen voor, haar in Dordrecht, Rotterdam, Scheveningen, Gouda of Leiden te houden.

Besloten wordt, ieder jaar te vergaderen en wel het volgende jaar Mei te Rotterdam.

De diaconieën van Rotterdam worden met de regeling belast.

Aan de orde komt nu vraag i:

„Waar het ons door de ervaring gebleken is, dat de oprichting van een rusthuis voor ouden van dagen zeer gewenscht is, ^/ordt de vraag gesteld of die inrichting classicaal of provinciaal kan worden, dan of de Johannesstichting te Nieuwveen de aangewezen plaats is." -

De heer Ter Weeme licht de vraag toe. In eene levendige bespreking die volgt, betoonen de heeren Van der Burch en Kros zich voor een plaatselijk rusthuis) de heeren Dicke (van Dordrecht) voor Nieuwveen, waartegen door Ds. Landwehr de bezwaren worden in het Mcht gesteld. De Voorzitter trekt de conclusie, dat de oprichting van een rusthuis wel gewenscht is, maar dan plaatselijk.

Vraag 5, die ook over bleef staan van de vorige conferentie, is daarna door adviezen in Be Heraut voldoende opgehelderd en acht de afgevaardigde van Rockanje dat zij nu kan vervallen.

Vraag 2 wordt nu aan de orde gesteld:

„In hoeverre mag eene diaconie, ook in eene kleine gemeente, waar zij naar de kerkenorde niet zelfstandig bestaat, toestaan of ook weigeren, dat het overtollige geld in haar kas besteed worde ter voorziening in den dringenden nood der kerk? "

De diaconie Nieuw-Helvoet. die deze vraag inzond, is niet vertegenwoordigd.

Nadat enkelen zich uitgesproken hebben, geeft Ds. Landwehr het volgende advies:

Met zijn mede-adviseur Ds. Sillevis Smitt is Z.Ew. van meenirig, dat wat voor de armen is gegeven, voor de armen moet blijven. Maar als men zoo'n toestand ziet aankomen, is het beter, het collecteeren wat te wijzigen. Wat het overtollige geld betreft, men moet weldoen eerst aan de huisgenooten des geloofs, maar ook aan de menschen in het algemeen. Dus in deze bijzondere positie moet men geven aan degenen, die niet van de kerk zijn. Ik zeg dat uit overtuiging. Men hoort wel eens: De kerk is de eerste arme, maar dat is een machtspreuk.

Vraag 3, ingezonden door 's-Gravenhage A:

„Zou het niet wenschelijk zijn, dat er voor onze provinciale diaconale conferentie een blijvend moderamen worde gekozen? "

De Voorzitter licht deze vraag toe.

Ds. Landwehr en zijn mede adviseur vinden hier wel iets voor te zeggen, maar dan niet geheel blijvend, maar bijv. voor drie jaren.

Verschillende sprekers brengen het voor en tegen in het midden.

De heer Van Es meent, dat men met de aftreding als diaken moet rekenen.

De heer Van der Ros vraagt, of de conferentie kerkrechtelijk iemand wel kan benoemen voor langer dan zijn diensttijd. Hij stelt voor, dat het moderamen telkens worde benoemd of dat de roepende diaconie er zelve een benoeme.

Bij stemming verklaren 38 afgevaardigden zich tegen en 35 vóór een vast moderamen.

De heer Van der Bos stelt nu voor, dat ééne Diaconie worde aangewezen als archief bewaarster. Dit voorstel wordt aangenomen en als zoodanig aangewezen Rotterdam B.

Vraag 4. „Hoe denkt de diaconale conferentie over eene samenwerking van de Gereformeerde diaconie met de Nederl. Hervormde diaconie en het burgerlijk armbestuur, om met nieuwjaar een collecte te houden ten bate van alle armen der burgerlijke gemeente ? Op welke wijze zou de uitdeehng dier collecte behooren plaats te hebben? "

Ingezonden door Stellendam.

De afgevaardigde licht de vraag toe. In Stellendam wordt eene collecte gehouden langs de huizen ter bestrijding van de nieuwjaarsbedelarij. Deze collecte wordt gehouden op last van den gemeenteraad, die omstreeks half December verzoekt ze van den kansel af te kondigen en een der diakenen in de commissie te benoemen, bestaande uit één Gereformeerd, één Hervormd diaken, één lid van het armbestuur en twee leden van den gemeenteraad. Ieder commissielid kan verschillende voorstellen doen. Daar men op die wijze de arme Udmaten onderwerpt aan het oordeel van eene gemengde commissie, meent de diakonie, dat dit in strijd is met de Gereformeerde beginselen, die zeggen, dat zij behooren verzorgd te worden door de diaconie. Spreker eindigt met een becijfering over de beide laatste jaren. Men is niet te vinden om het der Diaconie toekomende aandeel uit de collecte te geven.

Ds. Landwehr merkt op, dat de diaconie zelve het bezwaar heeft gevoeld. De gemeenteraad beschouwt de diaconie ook als een bestuur. Diaconieën laten zich daartoe niet verlagen. Men kan als Diaken niet buiten het ambt optreden.

Andere Sprekers brengen weer bezwaren tegen de practische zijde der zaak.

De afgevaardigde betuigt zijne instemming met het door Ds. Landwehr gegeven advies. De diaconie tastte wel niet in het duister, maar wilde ook eene uitspraak van de conferentie hebben.

Vraag 6. „Hoe moet art. 25 (laatste alinea) van de Dordsche Kerkenorde worden opgevat en uitgevoerd", ingezonden door Voorburg.

Bedoeld is de rekening, die de diaconie tegenover de gemeente heeft te doen als daar iemand bij wil tegenwoordig zijn.

De conferentie spreekt uit, dat deze rekening moet loopen over cijfers, niet over personen.

De volgende vragen, ingezonden door Capelle aan den IJssel, worden tegelijk behandeld : „Vallen zij onder de rubriek van bedeelden, die door bijzondere omstandigheden eenmaal de hulp der diakonie ondervonden ?

Zoo ja, is er een wettigen weg te vinden, wanneer genoemde hulp of onderstand verleend is, met behoud van kiesrecht?

Iemand wordt door de diaconie geholpen in een zaakje; behoort dit onder bedeeling der diaconie? Ook met het oog op 't kiesrecht? "

De afgevaardigde licht de vragen toe. Zij vinden haar grond in een geval uit de praktijk.

Vragen i en 3 worden bevestigend beantwoord; omtrent vraag 2 wordt door een der afgevaardigden aangeraden, die hulp of onderstand door een particulier te verkrijgen.

Vraag 9. „Moeten de kosten, verbonden aan de conferentie, door afgevaardigden te zenden, betaald worden uit de diaconale kas of uit de kas der kerk? "

Oude-en Nieuwe-Wetering.

Beide opvattingen vinden in het debat aanhangers.

Vraag 10. „Is het wel goed, vaste bijdragen te zoeken voor de diaconie, bijv. voor verpleegden, terwijl er voor de kerk gecollecteerd wordt ? Brengt de dienst der barmhartigheid niet met zich discretie, welke ook in het bijeenbrengen der gaven moet betracht? "

Delft.

De afgevaardigde licht de vraag toe. Er wordt driemaal gecollecteerd. De collecte voor de armen is niet toereikend om de verplegingskosten te betalen. Is het nu goed voor die verplegirsgskosten de gemeente in te gaan of kan men beter een keer meer collecteeren? De heer Zwart meent, dat er wel lijnen zijn aan te geven. De diaconie moet omzien naar goede middelen. In Rotterdam A is de esrste collecte voor de armen. Deze is ook onvoldoende om ook de verplegingskosten te bestrijden. Daarom worden er nog vier collecten per jaar voor gehouden.

De heer Kras merkt op, dat er ook nog een suppletiefonds voor bestaat.

De afgevaardigde van Zwammerdam meent, dat men in geen geval bijdragen voor verpleegden mag aannemen. Aan de diaconie is een aanmerkelijke som aan vaste bijdragen aangeboden voor een verpleegden broeder, maar ze heeft ze niet voor dien persoon willen aanvaarden.

De heer Grootveld onderscheidt barmhartigheid tegenover de armen en verpHchting tegenover de kerk.

De afgevaardigde van Delft vereenigt zich met dit woord.

De heer Meesters vraagt, of het beginsel dan in den collectezak zit. Voor hem is de coUectezak maar eene wijze van uitvoering. Hij herinnert er aan wat door den geachten referent is gezegd over het aankweeken van de kunst van het geven. En wat de Schrift zegt van de verzameling die voor de heiligen geschiedt.

De heer Ter Weeme wil ook vaste bijdragen als de kerk behoefte heeft, maar de diaconie moet collecteeren.

De Voorzitter merkt op dat de diakenen op alle wijzen moeten trachten, goede middelen te verkrijgen. De diaconie moet niet tegenover de kerk komen te staan.

De afgevaardigde van Delft beroept zich op het: „Laat uwe linkerhand niet weten wat uwe rechterhand doet".

De heer Zwart merkt op, dat wij, zoo doorgaande, een principieel verschil krijgen.

De heeren Van Es en Ketelaar zijn tegen vaste bijdragen. De laatste sluit zich aan bij de onderscheiding door den heer Grootveld gemaakt.

De heer Meesters merkt hiertegen op, dat ook de barmhartigheid tegenover de armen plicht is.

De afgevaardigden van Delft en Alfen doen zich kennen als vertegenwoordigers der beide stroomingen.

De Voorzitter wil deze stroomen vereenigen, maar beide vinden nog aanhangers in de heeren Van der Burch, Hoogenraad en Van Es aan de eene en Dicke en Kros aan de andere zijde.

De heer Van der Burch betoogt, dat de diaconie nooit vaste bijdragen kan aannemen voor een of ander doel, en dat iemand, die een rijksdaalder geeft buiten het zakje, een misdaad pleegt, hoe goed ook bedoeld.

De heer Hoogenraad vraagt, welke reden iemand kan hebben voor vaste bijdragen.

De heer Dicke noemt ziekte, die het ter kerk komen belet.

De heer Van Es wijst op den toestand van Rotterdam B. Eenigen tijd geleden was er een tekort in de diaconiekas. De dienaren des Woords hebben het aan de gemeente gezegd. En nu is er een flink saldo.

De Voorzitter trekt nu de conclusie, dat de dienst der barmhartigheid vereischt liefdegiften, maar de kerk niet.

De laatste vraag, die te behandelen is, is ingezonden door Scheveningen B en luidt.

„Hoe te handelen met behoeftigen, die door woord en daad toonen, opgehouden te hebben lid te zijn der Gereformeerde kerk? "

Blijkens de toelichting, door den afgevaardige gegeven, worden hier bedoeld leden, die buiten de gemeenschap der kerk leven, maar nog op het lidmatenboek voorkomen. De diaconie bleef hen ondersteunen en werd daarover aangevaüen. Algemeen is men van oordeel, dat behoeftigen moeten worden ondersteund, zoolang zij niet van het lidmatenboek zijn geschrapt.

En hiermede was de agenda behandeld.

De Voorzitter brengt dank aan allen, die dank verdienden, en de heer Dicke eindigt de vergadering met dankgebed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1901

De Heraut | 2 Pagina's

Provinciale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland,

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1901

De Heraut | 2 Pagina's