GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN ONTDEKKING.

IX.

Eén ding was er dat Bernard hinderde. Hij wist dat zijn vader een groot vijand was van de leeringen door Cartesius verkondigd, al hadden vader en zoon er bijna nooit over gesproken De laatste vroeg zich nu af, of vader het goed zou vinden, als hij wist dat zijn zoon tot een gezelschap als dat we noemden behoorde Maar Frederik, de wijsgeerige Frederik, dien hij zijn bezwaar mededeelde, zei:

„Om over Cartesius te kunnen oordeelen, heeft uw vader hem toch eerst moeten kennen. Welnu dat is ook ons doel. En daar valt redelijkerwijs, niets tegen te zeggen. "

Als iemand jong is en welbegaafd, zoodat God hem een groot verstand en lust tot arbeiden heeft gegeven, dan is daarmee altijd het gevaar verbonden, dat men den Gever vergeet, en zich verbeeldt alles uit zich zelf te hebben. Gemeenlijk gaat, dat gepaard met hoogmoed en verachting van anderen.

Hoewel nu, gelijk we reeds zeiden, hoogmoed juist geen bijzondere karaktertrek van Bernard was, toch begon de lof, dien hij zoowel aan de hoogeschool als in vriendenkringen oogstte, zeer verkeerd op hem te werken. Hij ging zich namelijk alras verbeelden dat hem een bij zondere mate van wijsheid was geschonken, zoo groot dat hij veilig over de hoogste en de diepstgaande zaken een oordeel kon vellen. Niet dat hij van anderen vergde, dat zij hem als den knapste zouden beschouwen, maar in eigen oogen was hij dit wel. En hoever dit ging bleek spoedig.

Gij moet weten, dat onze Bernard, die nog vrij jong was, zich op aanwijzing van vader, naar een der predikanten te Leiden begeven had, om bij dezen te leeren tot het doen van belijdenis. Om goede redenen kreeg onze student met nog enkele andere saam afzonderlijk onderwijs, en niet gelijk met de overige leerlingen. Zoo raakten meester en leerlingen meermalen in een ernstig, vertrouwelijk gesprek, waarin dan soms openbaar werd wat in de harten omging.

Zoo gebeurde het, dat de dominee eens sprak over de voorzienigheid Gods, en dal nog al uitvoerig deed. „Want, " zoo zeide hij tot zijn gasten, die allen studeerden in de godgeleerdheid, „dat kan u later kostelijk te pas komen, zoowel voor anderen als voor u zelf."

„Maar dominee, " zei Bernard, die dusver had gezwegen, „vóór alles is toch noodig dat we van die voorzienigheid dan zeker zijn. Wat baat het of ik mij al verbeeld, dat God voor mij zorgt, en het is niet zoo? "

„Recht gesproken, " zei de leeraar, „maar wij hebben het onbedriegelijk getuigenis van het Woord des Heeren, 'twelk ons leert dat Gods toezicht over alles gaat, en de Heere Jezus zelf verzekert het ons imnSers, dat geen haar van ons hoofd valt tegen den wille Gods."

„Ja dominee, " zei Bernard, „maar dat geeft mij nog geen zekerheid. Want hoe weet ik dat de Heere Jezus het gezegd heeft, en waarom behoef ik alles voor vaste waarheid aan te nemen, wat in den Bijbel staat? "

De predikant keek verbaasd zijn leerling aan. Ook de anderen hadden blijkbaar zulk een vraag niet verwacht. Na een poos zei de dominee:

„Ik had niet gedacht, van u zoo iets te hooren en wensch er ook thans geen antwoord op te geven. Wel echter wil ik u gaarne straks even afzonderlijk spreken."

De les werd voortgezet, waarbij Bernard een zwijgende toehoorder was. Doch toen de anderen waren vertrokken, sprak de predikant:

„Zeg mij nu eens openhartig, hoe ge aan zulke gedachten en vragen zijt gekomen, mijn jonge vriend ? "

Bernard aarzelde een oogenblik, want hij wist zeer goed hoeveel er van zijn antwoord afhing. Eindelijk zei hij:

„Ik heb de werken van den wijsgeer Cartesius gelezen, en ben overtuigd geworden dat we al zeer weinig vooraf als vaste waarheid kunnen beschouwen. Dat ik zelf er ben, dat God bestaat, dat is duidelijk. Maar voor het overige weten we alleen, wat te bewijzen is uit hetgeen we zien. En dat is niet zoo met de voorzienigheid Gods."

Er volgde nu nog een lang gesprek, 't Was laat in den avond, toen onze leerling zijn meester verliet. Deze laatste zag hem hoofdschuddend achterna en sprak bij zich zelf:

„Ik moet zijn vader waarschuwen. Die weet het niet, en daarbij zoo'n jongmensch zou als leeraar toch slechts ten schade wezen."

Den volgenden dag reeds voerde de predikant zijn voornemen uit en schreef naar West-Grafdijk een brief, waarin hij de droevige dingen vermeldde, die hij van Bernard had ontdekt.

AAN VRAGERS.

Onze lezer J. G. de B. te W. vraagt:

In het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 20, lezen we, dat Petrus de doeken vond liggen, maar den zweetdoek, die op > ijn hoofd geweest was, in het bijzonder in een andere plaats saraengerold. Is dit ook te verklaren, of heeft dit ook een beteekenis?

Indien, gelijk de Joden dwaselijk uitstrooiden, het lichaam des Heeren Jezus ware gestolen geworden, dan zou men zeker de doeken niet in zulk een staat gevonden hebben, als beschre ven wordt in Joh. 20 : 5, 6 en 7:

Wij lezen daar:

„En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij er niet in. Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen; en den zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het bij zonder in eene andere plaats samengerold."

Daaruit nu blijkt, dat de doeken niet gelijk bij een haastige vlucht om het lichaam waren gelaten en meegenomen. Ook waren ze niet er afgerukt en maar ergens heen geworpen. Neen, ze lagen ordelijk bijeen, en de hoofddoek had zelfs een afzonderlijke plaats. Zoo nu gaan dieven niet te werk, en we hebben in de bevinding der discipelen een nieuw bewijs tegen het valsch gerucht door de wachters uitgestrooid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's