GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

HER- EN DERWAARTS.

XV.

De bevelhebber van het fort, die groote achting voor Rideau had gekregen, wegenszijn eerlijk heid en nauwgezetheid, zond vier "soldaten, en twee knechts, die Rideau's bezitting zouden bewaken, en bewerken zoo lang hij afwezig mocht zijn. Ook stelde hij een wagen en twee paarden tot zijn beschikking. Zoo zou de reis spoedig worden begonnen en met snelheid voortgezet, al moest die, ook naar de begrippen van onzen tijd nog lang duren.

Genadig door den Heere bewaard, wiens zegen voor den tocht was afgesmeekt, ontkwamen zij aan gevaren van wilde menschen en dieren, bereikten veilig de Britsche bezittingen en eindelijk de stad Boston, 't Had echter veel langer geduurd dan zij zich hadden voorgesteld. Geen wonder ook; waarschijnlijk was echter een deel van de reis ter zee afgelegd.

Rideau dorst te Boston niet langer blijven, als hoog noodig was. Zoodra Lukas een herberg gevonden had. namen de vrienden afscheid van elkaar, en ging elk zijns weegs; Rideau naar zijn huis en Lukas er op uit, om een scheepsgelegenheid te zoeken naar Engeland,

Met een opgeruimd hart aanvaardde Lukas de reis. Zijn hart verlangde naar het vaderland en naar zijn betrekkingen, die hij in zoo langen tijd niet had gezien. Dat hij den Heere God dankte, die 't dusver alles wel had gemaakt, kan ik, helaas, er niet bijvoegen.

Na een vrij lange reis kwam onze vriend behouden in Engeland aan, en spoedde zich naar Dartmouth, in de blijde hoop, daar de zijnen weer te vinden. Doch hij zou inzien, dat des menschen verwachtingen vaak als rook vergaan. Want toen hij, in zijn vaderstad aangekomen, den ouden, bekenden winkel weer binnentrad, stond daar een hem onbekend man in, die vroeg wat hij wenschte:

„Wel, " zei Lukas, „ik kom mijn ouders opzoeken; ik zal naar binnen gaan."

„Uw ouders, " sprak de ander verwonderd; „gij vergist u zeker. Ik woon hier met mijn vrouw, en kan u verzekeren, dat uw ouders hier niet zijn."

Lukas wist niet wat hij hoorde en borst eindelijk uit:

„Woont hier dan niet mijnheer Short? Ik ben toch wel bij mijn zinnen."

„Die heeft hier gewoond, " sprak de ander, met grooten nadruk op het woord „heeft."

En waar is hij dan nu? "

„Zijn ziel is, hoop ik bij God. Hij is vóór zes maanden begraven."

„Eu zijn vrouw, mijn moeder? "

„Die heb ik niet gekend. Ik heb, acht maanden geleden, den winkel van hem overgenomen. Toen was hij alleen met zijn dochter. Gij zijt zeker zijn zoon? "

„Ja, " antwoordde Lukas, dien het, overstelpt van droefheid, bijna onmogelijk was te spreken, 't Was hem als zonk de grond onder hem weg. Hij wankelde en de winkelier zette hem op een bankje neer en sprak:

„Troost u, 't is niet te verhelpen. Wilt ge....

„Maar mijn zuster, waar is die? "

„Ik weet het niet; ik woon hier nog maar kort. Ik wil...."

Maar Lukas hoorde het verdere niet. Hij gaf een schreeuw, als iemand doet die een felle pijn gevoelt, en ijlde den winkel uit, de straat op, tot hij aan de haven kwam, waar hij in gelukkiger dagen zoo vaak gezeten had. Op een lagen paal waaraan schuiten gemeerd werden, zette hij zich neder en keek strak, als wezenloos, voor zich uit, naar de schepen in de wijde zee.

Op eens werd een hand op zijn schouder gelegd. Hij keek verschrikt op. Naast hem stond dominee Flavel. Toen kreeg Lukas de tranen in de oogen en de dominee zei vriendelijk:

„Kom mee, jongen, ik wist niet dat ge weer hier waart, "

Lukas volgde de uitnoodiging en zat weldra in het huisvertrek van den vriendelij ken predikant, die ook zonder dat iemand hem iets zei, veel had begrepen. Hij was trouwens altijd een goed vriend geweest bij de ouders van onzen zeeman.

Deze laatste vernam nu weldra wat er was gebeurd. Het was hoogst bedroevend, en juist anders dan Lukas zich had voorgesteld. Moeder was kort na zijn vertrek weer ingestort en aan verzwakking gestorven. Toen waren vader en dochter saam blijven wonen, en had de eerste den winkel voortgezet, met behulp van een paar knechts. Doch op een avond toen het zeer donker was, was de oude Short, die een schip bezocht had, bij zijn terugkeer uit de boot geslagen. Wel had men hem weten te redden, doch de schrik en de koude hadden hem zoozeer bevangen, dat ook hij weldra niet meer was.

„Uw vader, " zoo vervolgde de leeraar, „was juist van plan stil te gaan leven, toen hem dit onheil overkwam. Hij had, zoo als ge bemerkt zult hebben, zijn winkel verkocht. Wat uw zuster betreft, kan ik u wat meer verblijdends meedeelen. Zij is gehuwd met een jong predikant, dien zij eenige maanden vóór uws vaders dood had leeren kennen. "

„En waar woont zij nu? "

„In het graafschap Durham, dicht bij de grenzen van Schotland."

„Dus heel ver? "

„Ja, 't is verscheiden dagen reizen."

„En spraken ze aog wel eens over mij ? " vroeg Lukas teleurgesteld.

„Heel veel, " zei de dominee; „en eerlijk gezegd, vrees ik, dat uw afwezigheid veel heeft bijgedragen om uw moeder droevig en ziek te maken. Ge zijt ook lang weg geweest; daarbij meenden we allen, toen uw schip terugkwam zonder u en nog eenigen, dat ge allen den dood hadt gevonden. Sinds dien tijd was alle vreugd uit uw huis weg. Wat heeft u toch zoo opgehouden? "

Nu deed Lukas 't verhaal van al wat hem was overkomen. De predikant luisterde met groote aandacht en zei eindelijk;

„Vriend, de hand des Heeren is in dit alles. Hij heeft lot u gesproken, veel duidelijker dan ik het in alle preken zou kunnen doen. Moogt ge nu naar Hem luisteren ! Intusschen ik weet nu waartoe gij zijt gekomen. Kan ik u te Londen helpen, dan gaarne. Maar zeker wilt ge eerst uw zuater opzoeken, de eenige die nu nog over is. Ik begrijp dat uw hart droevig is; doch bedenk dat het de Heere is die sloeg, die wel doorwondt, maar wiens handen ook heelen. Dat wist uw moeder ook, die tot Hem is gegaan, en uw vader, die als een verloste uit dit leven is gescheiden. Er is voor u gebeden, en dat moogt ge niet vergeten; gij weet den weg, niet waar, om ook in alle droefenis troost te vinden. Ik zal doen wat ik kan voor u."

CORRESPONDENTIE.

M. V. L. te H. We hopen spoedig op het door u gevraagde te kunnen antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1903

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1903

De Heraut | 2 Pagina's