GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland Vermindering van het aantal studenten in de Godgeleerdheid. De nagedachtenis van Dr. A. Zahn geëerd.

Den 2 3 sten Maart 11. gaf de Pruisische minister van eeredienst Dr. Studt op een vraag naar het verminderen van het aantal studenten in de Godgeleerdheid, ten antwoord: „Ik mag hierop zeggen, dat in het afnemen van dat aantal stilstand, ja zelfs een verbetering gekomen is". Doch het is gebleken uit de van regeeringswege uitgegeven „Statistieke mededeelingen over het Hooger Onderwijs in het koninkrijk Pruissen", dat het ministerieele woord veel te optimistisch geweest is. Uit de statistiek blijkt toch dat in het studiejaar 1892—1893 van het getal jongelieden die de Gymnasia verlieten, en rijp be vonden waren de lessen aan de Universiteit te volgen, i8, 8 percent zich opgaven om in de Godgeleerdheid te studeeren. In het studiejaar 1902—1903 wilde slechts 8, 7 percent den weg der Theologische studie gaan volgen.

In het studiejaar 1900/1 was het percentage Theologische stiidenten nog 9, 8; in het volgend jaar steeg dit |tot 10, 8; doch in het verloopen jaar is het weder kennelijk gedaald. Het is van geen geringe beteekenis, dat in tien jaren tijds het percentage van studenten in de Theologie zoo sterk daalde.

Ook in de Roomsche kerk is er een vermindering van studenten in de Godgeleerdheid op te merken; doch niet zoo sterk als bij de Evangelische. "In het tijdperk van 1893—1903 verminderde het percent van 43, 2 tot 29. Wel is ook deze vermindering bedenkelijk, maar toch niet in die mate als bij de Evangelische kerk. Weldra zullen wij dan ook hooren van „pastorenmangel", ja het verwondert ons, dat men daarover thans nog niet in de Duitsche bladen klaagt.

In de Reformirte Kirchenzeitung van 8 Mei vonden wij een artikel, „ter nagedachtenis van Dr. A. Zahn" getiteld. Het deed ons goed daarin een gewezen methodist te hooren getuigen wat hij aan den arbeid van Dr, Zahn te danken had. Deze deelt daarin mede, dat hij in het jaar 1895 moede van het twisten der moderne critiek en van het tegenspreken eener Theologie, die in de grond slechts hoogmoed, eigengerechtigheid en opgeblazenheid dient, door de straten van de .^choone residentie stad van Wurtemberg ging, om de litterarische nieuwigheden in de boekwinkels te bezichtigen. Het was een troostlooze tijd. „Het lezen van geschriften", zoo zegt de schrijver, „uit het kamp der negatieve critici had verwoestend op mijn geloof aan de waarheid der Schrift gewerkt. Vooral had mij het geschrift van Meinhold in zijn netten verstrikt. Ik was in een doolhof geraakt, waarin ik steeds meer verward werd. In mijne omgeving was niemand die mij uit het gehaspel der critiek verloste. De leeraars (denkelijk van het Methodistische Seminarium) stonden zelven onder den ban van de moderne dusgenaamde wetenschap. De geleerdsten onzer dagen, dacht ik, gelooven allen aan de uitkomsten der radicaal-liberale critiek. Waarom zou ik niet aan de nieuw ontdekte waarheid gelooven? Volgens deze is de Bijbel een produkt van den menschelijken geest, ontstaan gelijk elk ander boek, en slechts in zoover de scherpzinnigheid des menschen hem als waar en echt erkent, heeft hij autoriteit voor ons.

In dezen toestand bevond zich deze methodist, toen hem in een boekhandel het geharnaste geschrift van Dr. A. Zahn: „Sociaaldemocratie en theologie, voornamelijk op den grondslag des Ouden Testaments", in handen kwam. Het boek werd niet gelezen, maar verslonden. Het deed den lezer onuitsprekelijk weldadig aan, te bemerken, dat er nog geleerde mannen zijn die niet buigen voor de afgoden van het menschelijk gezag en die onbeschroomd de kunstbewerkingen van de moderne critiek op de kaak stellen. Nu gingen hem de oogen open over de lichtzinnige behandeling des bijbels.

Men kan denken dat de schrijver aan Dr. Zahn recht doet wedervaren. Is het te verwonderen, dat hij met bewondering opziet tegen den meester, die het middel was waardoor hij weder ging buigen voor de Heilige Schrift?

Wij brengen het verminderen van het getal studenten in de Godgeleerdheid met de afdwalingen der moderne critiek in verband. Hier is het verband van oorzaak en gevolg. Gelukkig dat er in den tijd toen die moderne Schriftkritiek haar grootste triomfen vierde, ook in Duitschland een man was, die krachtig daartegen getuigde.

Deze man was Dr. A. Zahn. Hij had eigenaardigheden; hij miste die soupelheid welke, bij alle trouw aan zijn beginsel, den grooten reformator Calvijn kenmerkte. Doch hij heeft trouw de banier van Gods Woord omhoog geheven en daaronder eene keurbende mogen verzamelen.

Jammer maar, dat hij in de kringen der Gereformeerde kerken bij zijn leven niet gewaardeerd is. Eerst scheen dit wel het gevaltczijn, en wel toen hij een vlugschrift geschreven had, waarin hij de oorzaken van het verval der Gereformeerde kerk in Duitschland beschreef. Doch toen hij niet besluiten kon met den Gereformeerden bond mede te gaan, werd dit anders. Het verheugt ons daarom zeer, dat de nagedachtenis van den gestorven leeraar thans in de Reformirte Kirchen-zeitung geëerd wordt. Mocht men er zijn voordeel mede doen!

Eenheid en eenvormig­ N-Amerika. heid.

Van verschillende zijden, zoo lezen wij in De Wachter, wordt aangedrongen op de vereeniging van Kerken. Combinatie zit in de lucht. Concurreerende handelskringen vormen trusts, en sommige kerken schijnen er heil in te zien, dat men ook in het kerkelijk leven dezen weg zal inslaan-

Maar wat is eenheid? Naar de eenvoudigste bepaling: een toestand van éen te zijn, een in leer, dienst, tucht en doel. Maar wordt deze toestand in de kerken tegenwoordig aangetroffen? Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij er weinig van zien. Wij gelooven dat eenvormigheid, gelijkheid in vorm, soms wordt aangemerkt als eenheid, en dat daarop meer nadruk wordt gelegd dan op de eenheid in geloof en leven. Wij kunnen niet zien, hoe er bijv. eene vereeniging kan plaats grijpen tusschen de Presb. Kerk, Noord, en de Cumberland Presb. Kerk, wijl deze kerken over de leer der goddelijke besluiten elkaar uitsluitende gevoelens zijn toegedaan. Eerstgenoemde kerk is volgens belijdenis althans gereformeerd, de andere Arminiaansch. „Hoe kunnen twee tezamen wandelen, tenzij zij zijn overeengekomen." Deze kerken zouden op zijn best een gelijken vorm van eeredienst kunnen aannemen, en eenige andere zaken, die meer op het uitwendige betrekking hebben. Maar gelijkheid in vorm is van weinig beteekenis, zoolang de gelijkheid in geloof ontbreekt En opmerkelijk is het, dat de grootste voorstanders van Church Union over het algemeen de leer op den achtergrond schuiven. Eene vereeniging ten koste der waarheid; en deze prijs is te kostelijk, hoeveel praktische voordeelen de koop anders ook moge afwerpen. Bij menigeen is eene neiging om in de formuleering van leer en belijdenis zoo kort mogelijk te zijn, ten einde zooveel mogelijk binnen den kring te kunnen omsluiten. Wie zijn geloof op een stuivertje kan schrijven, is dan de baas.

In verband met bovenstaande mogen wij wijzen op een artikel van de hand van Rev, Wm. P. McCorkle in The Homiletic Review, over „The Value of Denominational Preaching, " d. w. z. zoodanig eene prediking, waarin het standpunt dat zekere kerk inneemt, wordt gehandhaafd en hare belijdenis of opvatting der H. Schrift wordt verdedigd. Onder meer is de waarde van zulk eene prediking hierin gelegen, dat zij een dam opwerpt tegen de neiging van onverschilligheid. Er zijn menschen voor wie de eene kerk juist zoo goed is als de andere.

Het moge waar zijn, dat in alle afdeelingen van de Heilige Algemeene Christelijke Kerk zooveel aanwezig is „van het geloof eens den heiligen overgeleverd, " dat zij als Christelijke kerken mogen beschouwd worden, maar te zeggen, dat alle kerken even goed zijn; dat het er niet op aankomt of iemand Methodist, Baptist of Gereformeerd is; dat aan de hemelpoort niet gevraagd zal worden tot welke kerk iemand behoord heeft, getuigt van verregaande oppervlakkigheid en schromelijke onkunde. De bewering, dat de eene kerk juist zoo goed is als een andere, is even onredelijk als de bewering, dat alle spijzen en alle medicijnen even goed zijn. Belijndheid van belijdenis is karaktervormend, omdat men uitgaat van duidelijk omschreven beginselen. Onverschilligheid aangaande leerstellige punten heeft onvermijdelijk ten gevolge, dat iemand al verder van de waarheid afdwaalt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's