GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

XLIII.

OP JACHT.

Daar de heer De Cuyper geruimen tijd aan de Kaap vertoeven zou, was 't natuurlijk, dat men alles deed, om zulk een groot heer het leven aangenaam te maken. Dit was nu niet bepaald gemakkelijk, wijl in dien tijd het land nog grootendeels woest lag, en de stad juist niet veel bezienswaardigs of aantrekkeliiks had.

Toch was er veel te zien, dat de bewindhebber der Compagnie, te Amsterdam nooit had aanschouwd, zooals struisvogels, hartebeesten, antilopen, buffels, leeuwen en dergelijke, die in veld en bosch nog vrij rond liepen. Tegenwoordig zijn die dieren sterk verminderd of, zoo als de struisvogels, door den mensch tot zijn eigendom gemaakt, althans in de Kaapkolonie. De geheel wilde beesten, als leeuwen en buffels, verdwijnen meer en meer.

Te dien tijd echter was de Kaapsche buffel of wilde os zeer bekend, en geducht ook. Men ging hem liefst uit den weg of trachtte hem te dooden. De jacht op zulk een dier was niet zonder gevaar. De heer De Cuyper echter, die er over had hooren spreken, gaf eens te kennen, dat hij niet ongaarne zulk een buffeljacht bij zou wonen. En de gouvernenr gaf aanstonds bevel aan zijn onderhoorigen, op een bepaalden

dag er op uit te trekkeo. Een aantal dienstbare Hottentotten zouden meegaan.

De heer De Cuyper noodigde Kaïel uit mee te gaan. De bewindhebber der Compagnie, wat groot heer hij ook was, vond het toch niet onaangenaam te kunnen omgaan met een zoo teschaafd en verstandig man als onze Karel, die daarbij van zoo hooge afkomst was. En Karel zijnerzijds rees door den omgang met den directeur verbazend in de achting der burgerij, die nu zag, welke hooge vrienden de schoolmeester bad.

Daar de buffels zich reeds lang niet meer nabij de stad waagden, moest het gezelschap eerst een paar uur ver rijden, sommigen te paard, anderen in een wagen, tot men in den bijna onbewoonde streek kwam, die met struikgewas en laag hout was begroeid, benevens en kele boomen. Door de droogte, die al maanden had geheerscht, was het groen vaal geworden, en stond de vlakte vrij wat dorder dan meestal een HoUandsche wei.

Juist die droogte echter was oorzaak dat de buffels, wijl het water al schaarscher werd, eiken dag op een plek, in een dal kwamen, om te drinken uit een diep gelegen beek, die nog water had. Tevens vonden zij aan de kloof, door welke de beek stroomde, een beter gelegenheid tot grazen dan elders, in dit heete jaargetij, nu het veld weer bijna geen groen vertoonde. Men wist dus waar buffels zouden te vinden zijn.

Nu had men den heer De Cuyper gewaarschuwd, dat wilde hij de buffels in de kloof zien, hij dan heel voorzichtig en stil moest naderen en geen gedruiüch maken. Anders toch sloegen de dieren op de vlucht, en kon 't ook wel eens gevaarlijk worden. De bewindhebber der Compagnie echter had hiernaar, zoo 't schijnt, weinig geluisterd. Misschien ook dacht hij wel dat in een land, waar de menschen zoo onderdanig voor hem waren, de beesten dit althans wel zijn mochten. Maar hij vergat, dat een Kaapsche buffel weinig van beleefdheid weet, en niets of niemand ontziet, 't Was dan ook om die reden, dat onze vaderen een norsch, ongemanierd en onvriendelijk mensch, vaak een „buffel" noemden. Dergelijke „buffels" heeten nog wel zoo.

In gezellig gesprek met Karel, die de eer hem aangedaan terecht op prijs stelde, was de heer De Cuyper, die even als zijn vriend te paard zat, een poos voortgereden; toen eensklaps een der boeren die den tocht meemaakte, riep:

„De buffelkloof in 't zicht! Afstijgen!"

Tegelijk wees hij met de hand naar een plek in de verte, waar rotsige heuvels zich verhieven. Allen klommen van de paarden of uit de wagens en begaven zich langzaam verder. Eenigen droegen de zware geweren, die toen in gebruik waren; anderen pieken of pijl en boog. De heer De Cuyper en Karel hadden alleen hun degens bij zich.

Men was dicht bij de kloof gekomen, toen een der Hottentotten een teeken gaf, dat allen deed opzien. Dicht bij zag men in de kloof een buffel en toen nog een verdwijnen, die blijkbaar niets bemerkt hadden. Nu kon De Cuyper zich niet langer bedwingen. Hij snelde voorwaarts naar den rand der diepte, door de anderen, die wel mee moesten, gevolgd. Doch door 't geschreeuw, dat de Hottentotten ter waarschuwing aanhieven, verschrikten de rustig drinkende dieren, die onmiddellijk gevaar bespeurden. Woest brullend renden zij in wilde vaart de kloot uit en waren verdwenen, eer nog iemand hen goed had kunnen opnemen.

Teleurgesteld draaide De Cuyper zich om en vroeg, of er nog geen gelegenheid zou zijn, de dieren van nabij te zien te krijgen.

„We kunnen 't beproeven, " sprak een der boeren. „Maar de buffels zijn heel schuw en slim. We moeten dan echter uiterst voorzichtig zijn, want zoo'n beest staat nergens voor."

De heer De Cuyper had blijkbaar uit het voorgevallene, nog geen omzichtigheid geleerd. Begeerig om de buffels te zien, en ook hoe op hen jacht, gemaakt werd, liep hij snel vooruit, er op rekenend dat men hem wel zou volgen. Vergeefs trachtte Kaïel, die reeds een paar maal zoo iets had bijgewoond, hem te beduiden, dat hij op deze wijs veel kans liep, niets bijzonders te zien te krijgen. De man ging metterhaast voort, in de hoop de buffels nog in 't oog te krijgen, eer ze hun schuilplaats hadden opgezocht.

Na enkele minuten was men om de kloof heen, en kon men vrij voor zich uit zien. Geen buffel was evenwel te bespeuren, 't Zou echter weldra anders worden.

Want toen men het 't minst verwachtte, vertoonden zich eensklaps drie of vier der woeste dieren op geringen afstand. De Hottentotten schreeuwden van schrik. De boeren grepen hun geweren en andere wapenen. Doch — een oogenblik later renden de buffels weg, de een hierde ander daarheen.

„Voorzichtig nu, " sprak er een van 't gezel schap. „Ze zijn woedend en ontmoeten we er een, dan zal 't er om spannen."

CORRESPONDENTIE.

M. te O. — Naar we meenen heeft Groen van Prinsterer ook een beknopte geschiedenis des Vaderlands, voor jongeren van jaren gegeven. We weten echter niet of dit boekje nog in den handel is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's