ZENDING ONDER DE JODEN.

Mijnheer de Redacteur.

De zending verblijdt zich, Gode zij dank, in de laatste jaren in de warme belangstelling onzer kerken. Volgens de op de Synode van Middelburg 1896 ontworpen grondtrekken is het zendingswerk onder Heidenen en Mohammedanen met ijver ter hand genomen en ten uitvoer gelegd. Nu is het tijd om de Zending onder de Joden te organiseeren.

Dat de tegenwoordige regeling bevredigt, kan niet gezegd worden. Het steunen van eenige vereenigingen, die zondagsscholen, meisjes-en mannenbijeenkomsten houden, en colportagewerk met één colporteur kan kwalijk zendingswerk in ideëelen zin worden genoemd.

Op de Synode van Arnhem r902 werd Deputaten voor de Zending onder de Joden dan ook opgedragen: „een duidelijk omschreven en wel uitgewerkte regeling omtrent de zending onder de Joden" in te zenden. Aan deze opdracht is door Deputaten dezer dagen voldaan. De baan, waarin zij het zendingswerk willen leiden, is die van het oprichten van vereenigingen, die zich in de stad van hare vestiging met evangelisatie zullen hebben bezig te houden.

’t Wil ons voorkomen, dat de Synode zich niet zal willen laten vinden voor deze methode. l dadelijk hierom, omdat het eigenlijke werk zal worden verricht, zij het al onder toezicht van den Kerkeraad, door vereenigingen, terwijl het verkondigen van het Evangelie, naar ereformeerd belijden niet eene vereeniging, aar alleen der Kerke zelf toekomt.

Maar afgezien van dit kerkrechtelijk bezwaar, zal eene dergelijke wijze van zending niet de ewenschte vruchten dragen. En wel hierom, mdat degenen, die als ^dienaren der zending ptreden, niet berekend zijn voor hunne taak. oe kan dit ook worden geëischt van broeders, ie den ganschen dag hebben te arbeiden voor et levensonderhoud en hun vrijen tijd aan het

zendingswerk besteden ? Of van een colporteur, die iets van het Hebreeuwsch kent, maar zich wel niet zal wagen aan een proietischen tekst en van Talmud en Rabbijnen niets af weet?

Dit is in 't minst niet gezegd, om den arbeid dier broederen gering te achten. Dat zij verre. Integendeel, zij hebben aanspraak op den warmen dank der kerken en van ganscher harte bidden wij hun den zegen des Heeren toe, om voort te gaan met hunnen arbeid. Maar hierop bedoelden wij slechts te wijzen, dat hun werk, hoe voortreffelijk ook, niet het eigenlijke zendingswerk kan zijn.

Deputaten verdeelen de Joden in moderne Joden en talmudische Joden. Deze laatsten zou den sterk aan 't verminderen zijn. De verdeeling van Dr. A. Kuyper, hoewel 15 jaar geleden gemaakt (Acta Zendingcongres p. 6b) wil ons echter juister voorkomen. Hij onderscheidde: moderne joden (schier heidenen), orthodoxe joden en eene kleine groep Rabbinisten. Nu zijn moderne joden in dit opzicht onderscheiden van verwereldlijkte Christenen, dat het gods dienstig besef in 't algemeen bij hen niet totaal verdoofd is. Israel is het volk der religie; dit is zijne eere boven andere volkeren; en dat de' religie in den materiahstischen Jood meer werkt dan in andere werelddienaars, blijkt wel hieruit, dat zij er steeds behoefte aan gevoelen om te toonen, dat zij de wet overtreden en zich niet bekommeren om de vaderlijke inzettingen.

Zal de zending met vrucht worden gedreven, b dan zal zij onder hare dienaren allereerst g moeten hebben mannen, die ook den Rabbinis tistischen Jood kunnen weerstaan. Deze toch b zijn de gevaarlijksten (Dr. Kuyper t. a. p) Zulke dienaren zullen ook met succes kunnen spreken met de z.g. Talmudische joden. Maar zulke dienaren hebben dan ook eene speciale opleiding noodig. Na bestudeering der Geref. Theologie, zullen zij den Talmud en de Rabbijnen hebben te onderzoeken. Onnoodig is, nog op te merken, dat hij het classieke Hebreeuwsch, het nieuwe, talmudische en rabbinistisch Hebreeuwsch en (vooral niet te vergeten) het liddiols (z. g. jodentaal) volkomen meester moeten zijn. L W

Wenscht men deze opleiding niet in 't buitenland, maar liever hier, dan zou zij 't best waarschijnlijk zijn te verkrijgen, door aanstelling van een lector of hoogleeraar namens de kerken, aan de V U. Door de aanstelling van Dr. C. d van Gelderen tot hoogleeraar in de Semitische d philologie, is de taal en zoo het volk der Joden d een direct voorwerp van studie geworden, voor v zoover het den Bijbelschen tijd aangaat; de u aan te stellen docent zou dus de theologie van t den Talmud en het latere Jodendom voorzijre rekening krijgen.

Een voorstel in dezen geest, kwam reeds in Middelburg 1896 ter tafel, maar werd toen uitgesteld, tot zulk een man zich zou voordoen. Wellicht ging het ook wel van tafel, omdat men al genoeg te doen had. Maar dan is het nu juist de rechte tijd daarvoor. De idee is ongeveer dezelfde als die van Dr, Kuyper aangaande den Doctor Eleuchticus op Java. Deze zou het Javanisme hebben te bestudeeren en de d kerken met de vrucht zijner studiën hebben r te dienen, opdat de vijand, dien de zending d bestrijdt, te beter gekend zou worden.

Hier zou het zijn een Geref. Theoloog, die het Jodendom bestudeert en de kerken dient, door dienaren, bepaald voor Zending onder de Joden, op te leiden. e m

Misschien zal men met dezen ludaïcus den A draak steken, gelijk met den Doctor Eleuch ticus is gedaan; dat de idee toch niet zoo heel verkeerd is, bleek uit eene opmerking van den Rotterdamschen Zendingsdirector Gunning op den jaardag van den Ned. Stud. Zendingsbond : „Indien er onder u zijn, " sprak hij ongeveer tot de daar vergaderde studenten, „die in Indië hunne werkzaamheden mochten vinden in de Javaansche taal-en letterkunde, dan zullen zij, die de geestelijke stroomingen onder de Javanen, die zich ook in de letterkunde openbaren, onderzoeken en daarover geschriften in 't licht zenden, de zending van veel dienst zijn. Die stroomingen kennen wij zoo weinig en de kennis ervan kan de zending van zooveel voordeel zijn". Zulk wetenschappelijk werk levert de Doctor Eleuchticus, levert de docent der Joodsche Theologie, in dienst der Kerken en tot opleiding van hare Dienaren in het Evangelie.

Of zulk een man er is, mogen de hiertoe bevoegden uitmaken.

Noodig is, voor elke zending, dat zij het volk kent, wien zij het Evangelie predikt.

Noodig dus ook voor de Zending onder de Joden. En deze kennis zou kunnen worden verkregen op eene wijze als boven omschreven.

De docent zou candidaten in de Theologie hebben op te leiden voor het bijzondere examen voor den zendindsarbeid onder de Joden. En deze dienaren zouden dan moeten staan in een plaatselijke kerk, in zulke gemeenten, waar veel Joden zijn, financieel gedragen door alle kerken. Ook de andere Studenten zouden, zoo zij daar toe lust gevoelden, de colleges kunnen volgen, om straks in de eigene gemeente bij mogelijke aanraking met Joden niet al te vreemd te staan in de uitoefening van hun heilig ambt. «

En voorts moeten de kleine plaatsen en het platteland niet door één, maar meer colporteurs worden bezocht; en blijven zondagsscholen en meisjes vereenigingen hunnen arbeid voortzetten en vermeerderen.

Zij de mededeeling dezer gedachten, die zich bij het lezen van het door Deputaten aan deG Kerken gezonden rapport bij mij opdeden, der Zending van eenig voordeel.

U, mijnheer de Redacteur, dank voor de welwillende opname dezer regelen.

R.

K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen