GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

VII.

BIJ NACHT.

Toen Ralph den volgenden dag het verhaal deed van hetgeen hem den vorigen Zondag was overkomen, ontstelde zijn vrouw niet weinigen drong er ernstig op aan, dat hij nooit weer zulke vergaderingen zou bezoeken.

„Ge ziet wel, " sprak ze, dat ik reden had te vreezen. Wat hebben wij ons er mee te bemoeien ?

Maar de man kon dat zoo niet inzien. „Hoor eens, vrouwlief, " sprak hij, „die menschen doen geen kwaad, en worden toch als boosdoeners vervolgd. Dat is schande en daar wil ik tegen opkomen. Maar ook zijn zij anders en beter dan ik, want zij dienen God en doen wat Hij gebiedt, al worden zij er ook om vervolgd en verjaagd. Zij konden een goed leven hebben, als zij maar wilden toegeven. Maar zij zeggen: Wij moeten Gode meer gehoorzamen dan den menschen. Ik voor mij heb, dat voel ik wel, altijd 't eerst aan mij zelf en mijn belang gedacht, maar ik wou wel, dat ik ook

zulk een vrede had als zij in het hart, en zoo gerust kon zijn, als de dood komt."

Het bevreemdde de vrouw wel een weinig, haar man zoo te hooren spreken. Dat had hi nog nooit gedaan. Doch, dacht zij, hij is zeker diep onder den indruk van gisteren. En da was ook zoo. Toch kwam er ook nog iets anders bij. De geest des Heeren had in he hart van Ralph gesproken, terwijl hij naar den predikant luisterde, en hem overtuigd dat hij op een verkeerden weg wandelde, maar hem tevens doen zien, dat ook voor hem nog de roepstem gold: Laat u met God verzoenen.

Veertien dagen later woonde Ralph weer een vergadering bij, ditmaal niet in 't open veld maar in een schuur, laat in den avond, 't Was één uur in den nacht, toen de leeraar, die voor de Covenanters optrad, zijn rede had geëindigd. Ditmaal was alles zonder eenige stoornis afgeloopen. In de duisternis konden de velen die saamgekomen waren, gemakkelijk ongemerkt de plaats verlaten. Slechts enkelen bleven: 't Waren de oudsten der gemeente, die met den leeraar nog wilden raadplegen.

Een eindweegs ging Douglas samen met een paar mannen die ook huiswaarts keerden. Toen zij scheidden, had hij nog een langen, eenzamen weg voor zich. Zoo alleen met zijn gedachten, liet hij die gaan over hetgeen hij gehoord bad in die eenvoudige schuur, waar voor de meesten zelfs geen zitplaats was, en een paar koeien nu en dan hun geloei deden hooren. Maar Ralph gevoelde het, dat God aan tijd noch plaats verbonden, hier tot hem had gesproken, en zijn ziel die verslagen was door het bewust zijn vaü zonde en schuld, had getroost met de lieflijke boodschap der zaligheid uit genade. En meer verruimd van hart vervolgde hij zijn weg, doch tevens meer en meer overtuigd, dat de Covenanters deden zooals zij moesten doen, en dat zij veeleer verdienden geprezen, dan als gevaarlijke menschen gestraft te worden. Zij toch leefden in eenvoud naar het Woord des Heeren. Dat kon van hun tegenstanders niet gezegd; hoe de koning en sommige groote heeren leefden, wist Douglas maar al te goed. Dat wist trouwens iedereen, doch velen hadden mee behagen in zulk een loszinnigen en wereldschen wandel.

Toen Ralph thuis kwam, vond hij zijn vrouw hem met het avondeten nog wachtend. Ditmaal toonde zij zich niet ontstemd, en toen haar man, hoe laat het reeds was, haar een en ander verteld had over wat hij had gehoord, zeide zij: „Als het niet zoo moeilijk ging, zou ik dat ook wel eens willen hooren."

Intusscben hadden de mannen die Ralph een eind vergezeld hadden, niet zulk een rustigen terugweg als hij.

Eenige oogenblikken namelijk, nadat Douglas hen had verlaten, hoorden zij vóór zich uit in de verte het geluid van voetstappen. Snel weken de Schotten ter zijde van het pad, en scholen achter de struiken, 't Duurde niet lang of ze konden bij het schemerig licht der maan een zestal gestalten ontdekken, allen in mantels gehuld en tamelijk snel voortstappend.

Nauw waren ze voorbij of ae Covenanters hielden een oogenblik raad. Dat die zes niets goeds in 't schild voerden was duidelijk. Waarschijnlijk was hun iets van de nachtelijke vergadering ter oore gekomen, al kwamen ze ook te laat om die te storen. Wel — dat wisten de Schotten — zou de leeraar met enkele anderen nog in het huis bij de schuur zijn. Misschien was het ook wel op den predikant alleen gemunt.

Hoe 't zij, de vrienden begrepen, dat gevaar dreigde. Zoo snel mogelijk keerden zij terug, maar nu door struik en heg, waar alle pad ontbiak, om slechts den vervolgers voor te zijn Toen zij de hoeve bereikten, brandde daar binnen nog licht. Voorzichtig werd aangeklopt en het bekende teeken gegeven. De boer opende de huisdeur.

„Is de dominee er nog? " was hun eerste vraag.

„Ja, " antwoordde de ander verbaasd, „ik dacht dat ge al thuis waart."

„Broeder Skylle, er is gevaar. De vijand is ons op 't spoor. Laat Brownie — zoo heette de leeraar — vluchten, dadelijk. Wij wachten buiten."

De landman begreep, dat het droeve ernst en hoog tijd was. In een paar woorden deelde hij alles mee aan den predikant en de ouderlingen. Na kort beraad gingen de meesten naar buiten en voegden zich bij de drie, die welverscholen de wacht bleven houden. In der haast werden paarden uit den stal gehaald en de leeraar steeg op, begeleid door twee mannen, die hem op de vlucht zouden verzeilen. Eer ze echter nog den stal verlaten hadden, werd met geweld op de deur geslagen en riep een forsche stem:

„Doe open! open, zonder dralen 1"

De man des huizes voldeed aan 't bevel. Zes mannen, welgewapend, naar hij zag bij 't licht van zijn lantaarn, stonden vóór hem.

„Daar zwerft hier een prediker, die verboden vergaderingen houdt, " sprak de leider van den troep, „waar is hij? "

„Hier niet, " was 't antwoord; „zie zelf."

De mannen traden het huis binnen of liever de schuur die er voor lag. Daar was de gezochte niet. Doch 't scherpe oog van den overste bespeurde, hoe juist bij zijn binnentreden aan de andere zijde een deur werd toegeslagen. Hij snelde er heen, rukte die open en ontwaarde toen, niet ver weg, de drie ruiters, die uit alle macht een hoogte op renden.

„Daar gaan ze mannen!" riep hij, „hierheen!"

Meteen drukte hij zijn pistool af, en zond den vluchtelingen een schot achterna, 't Was als klonk den officier een kreet van pijn uit de verte in de ooren. Doch toen hij met zijn mannen op den heuvel aankwam, was van het drietal geen spoor meer te bekennen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's