GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

XVIII.

EEN OMMEKEER.

Toen Engeland in ifSs een nieuwen koning kreeg. Jacobus II, werd de toekomst voor Gods gemeente nog donkerder.

Jacobus was reeds vroeger Roomsch geworden, en trachtte thans heel zijn volk onder de macht des pausdoms te brengen. Doch nu kwamen ook de leeraars en leden der Engelsche staatskerk in verzet. En al trachtte toen de koning, om hen te weerstaan, , de mannen der vrije kerk te vleien, 't was alles met het doel, om ten slotte de Roomsche dwaalleer te doen zegevieren.

Zoo werd alles voorbereid tot de groote gebeurtenissen die na drie jaren reeds Jacobus ten val zouden brengen.

Inmiddels bleef in Schotland, in den eersten tijd van Jacobus' regeering, alles bij het oude. Doch CuUen hielp niet meer mee, de Covenanters te vervolgen. Hij had zijn terugroeping naar Engeland verzocht en verkregen, en bevond zich nu te Londen, waar op het oogenblik althans niet met het zwaard te strijden viel.

Toch genoot onze officier ver van rustige dagen. Er woelde wat onder het volk, dat met argwaan zag, hoe de koning geheel onder den invloed der Jezuteten raakte, en de {vrijheid des

geloofs groot gevaat liep. In alle standen ontstond groot misnoegen, ook in het leger.

Iedereen kon begrijpen wat het eind zou wezen. Alleen de koning, een man van weinig verstand, wraakgierig en vol ijver voor Rome, zag niet dat hij Jen afgrond te gemoet ging, waarin hij en zijn huis straks zouden vallen.

Ook Gullen was niet blind voor wat er gebeurde. Reeds 't geen hij in Schotland had bijgewoond, had zijn ijver en liefde voor het koningshuis zeer doen bekoelen. Doch nu de nieuwe vorst tegen alle wet in handelde, om het volk weder onder de macht van den paus brengen, waaraan het eens wis ontkomen, nu vroeg Gullen zich af, of dit zoo voort kon gaan. En gelijk velen werd hem duidelijk, dat daaraan een eind moest komen.

Doch onze jonge krijgsman had meer dat hem hoofd en hart vervulde. Hij had we Schotland en de Govenanters verlaten, maar daarmee was het verleden niet uit zijn geheugen. Telkens stonden hem de verdrukten, gejaagden en vervolgden, om des Heeren wil voor den geest, en voelde hij dfep medelijden met hen die zoo leden, zonder schuld. Nu hij alles overdacht, rees diepe verontwaardiging in zijn ziel over al het onrecht, den Govenanters aangedaan. Maar tegelijk, vroeg hij, als eenmaal Ralph Douglas had gedaan, zich af, hoe het mogelijk was, dat die eenvoudige, vrome lieden in de verdrukking staande, en hun zaak trouw bleven, vreezende het bevel des konings niet. Op die vraag had — da voelde hij — Douglas in hun laatste gesprek hem een afdoend antwoord gegeven. De Govenanters waren trouw aan den hemelschen Koning, gelijk hij. Gullen, aan den aardschen, ja misschien nog meer. Van waar hadden zij die moed, die kracht, dien ernst en dat oprecht geloof, 'twelk in alles uitkwam?

De officier begreep dat het God was, die hun dat alles schonk, en ook hoe de Schotten dien God kenden uit Zijn Woord, dat z dagelijks onderzochten, dat, gelijk bij Douglas, met hen ging, ook al moest een spelonk hun woning zijn, en alles hun ontbreken.

Onder dien indruk kwam de jonge man er toe zelf de Woorden Gods te onderzoeken. Hij had in het huis zijner ouders den Bijbel hooren lezen, nu en dan, er zelf wel eens in gezien; in de kerk er hoofdstukken uit hooren voorlezen — maar het was alles buiten zijn hart omgegaan, 't Had hem dikwijls verveeld, gelijk heel de kerkdienst, zoodat hij nu al jaren in geen kerk was geweest. De waarheid die destijds ook in de bisschoppelijke kerk van Engeland nog veelal zuiver werd verkondigd, had ' nooit zijn hart geraakt. Trouwens er was en is nog in die kerk velerlei, dat niet strekt om de ziel alleen op het noodige, op het geloof in Ghristus te richten of te tconen, dat allen die gelooven broeders zijn. Er zijn allerlei onnoodige vormen, gelijk in de Roomsche kerk, die het hart afleiden en alleen oog en oorstreelen, en daarbij wordt de heerschappij gevoerd door de „geestelijken" — een stand van menschen, dien de gemeente van den Heere Christus niet kent.

Toch waren er vele getrouwe, uitnemende leeraars in de bisschoppelijke kerk, waarvan Gullen lid was. Met een van dezen, tot wiens kerk of kerspel hij behoorde, ging de officier nn spreken over de dingen die zijn hart vervulden. En hoewel nu deze leeraar het volstrekt niet met de Govenanters eens was, wat de kerk betreft, toch keurde hij beslist de vervolging af. Ook gaf hij Gullen den goeden raad het Woord Gods te onderzoeken, opdat hij daarin den weg mocht vinden tot vrede en rust van zijn ziel. Voorts bood hij vriendelijk aan, hem zooveel hij mocht wenschen te leiden en te on derwijzen.

Het behaagde den Heere Zijn gunst en genade in den jongen man te verheerlijken, die allengs, nu hij den Bijbel met begeerte des harten las, tot een geheel ander inzicht kwam dan vroeger.

Niet dat ook hij juist in alles met de Govenanters een werd, maar hij leerde als zij inzien, dat hij, hoe gezien ook in de wereld, toch voor God een arm zondaar was, die verloren zou zijn, indien de Heere hem geen genade bewees Zoo werd hij uitgedreven tot Hem, die machtig maar ook gewillig is om te behouden. Dit laatste mocht Gullen ondervinden en werd hem tot een zegen en blijdschap voor tijd en eeuwigheid. „Hij wijdde zich, " werd later van hem getuigd, „aan den dienst van dien hemelschen Koning, voor wiens zaak en koninkrijk Ralph Douglas, de Govenanter had gestreden."

Op zekeren avond kwam Gullen thuis, toen — hij woonde nu weder bij zijn ouders —^e knecht hem een brief overhandigde, door een onbekende gebracht. De brief was tamelijk vuil en gevlekt en scheen veel gezworven te hebben, eer hij zijn bestemming bereikte.

De officier brak den brief open, het schrift was hem onbekend. Hij zag naar de ondertee kening, maar die ontbrak. Nieuwsgierig begon hij te lezen, 't Bleek nu, dat de schrijver een Schot was — althans naar zijn zeggen — die Gullen toen hij in het noorden vertoefde, meer van nabij had leeren kennen.

„Ik heb gezien, " schreef de onbekende, „dat gij geen behagen hebt in de vervolging. Gij hebt geen leed gedaan aan de vrouw en de kinderen van een onzer broederen, Douglas van Carnessie, schoon zij in uw macht waren. Doch nu is hij zelf gevangen en ter dood veroordeeld, dat heeft hij niet verdiend."

Nu volgde een beschrijving wie en wat Dou glas was. Gullen wist dat trouwens reeds. Ein delijk las hij:

„Eu nu, edele heer, smeek ik u, doe wat gij kunt om dezen man te redden van den dood. Hij heeft dien niet verdiend. Zijn vrouw en kinderen vroegen het mij. Misschien kunt gij nog helpen. Zoo niet, de Heere doe wat goed is in Zijn oogen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1906

De Heraut | 4 Pagina's